Prijs van arbeid

Als de samenstelling van het personeelsbestand verandert, beïnvloedt dit de gemiddelde loonkostenstijging. Neemt het aandeel ouderen en hoger opgeleiden toe, dan stijgen de gemiddelde loonkosten. Deze loonkosten van hoger opgeleiden en oudere werknemers zijn in de regel hoger dan die van laagopgeleiden en jongeren. Gecorrigeerd voor deze veranderingen in de werknemerspopulatie kwam de zuivere prijsstijging in 2023 uit op 6,4 procent. Dat is de zogeheten prijs van arbeid. Het verschil tussen de ontwikkeling van de loonkosten per gewerkt uur en de prijs van arbeid is het structuureffect. Dit bedroeg 0,4 procent in 2023. Dit structuureffect duidt erop dat er naar verhouding meer is gewerkt door werknemers met relatief hoge loonkosten.

Stijging loonkosten per gewerkt uur tussen 2013 en 2023*
BedrijfstakPrijs van Arbeid (% verandering t.o.v. 2013)Structuureffect (% verandering t.o.v. 2013)
Industrie29,86,0
Informatie en communicatie33,3-1,5
Gezondheids- en welzijnszorg31,30,3
Openbaar bestuur en overheidsdiensten27,82,7
Vervoer en opslag30,20,0
Handel26,42,8
Onderwijs32,7-3,6
Landbouw, bosbouw en visserij20,87,1
Cultuur, recreatie en overige diensten27,50,2
Horeca27,3-2,6
Zakelijke dienstverlening24,00,4
Financiële dienstverlening20,43,9
Bouwnijverheid22,61,6
Verhuur en handel van onroerend goed17,7-0,1
* voorlopige cijfers

Gemeten over de afgelopen tien jaar zijn de loonkosten per gewerkt uur van werknemers met 28,1 procent gestegen. De stijging was het grootst in de industrie met 35,7 procent. In de sector verhuur en handel van onroerend goed bleef de stijging steken op 17,6 procent. Gecorrigeerd voor de veranderingen in de werknemerspopulatie, kwam de zuivere prijsstijging tussen 2013 en 2023 uit op 27,5 procent. Dit betekent dat de loonkostenstijging van 28,1 procent voor 0,6 procent is toe te schrijven aan de toename van het aandeel oudere werknemers en hoogopgeleiden.

Cijfers op StatLine: Prijs van arbeid volgens Nationale rekeningen