
Netto Binnenlands Energieverbruik bedrijven
Het netto binnenlands energieverbruik van bedrijven is in 2016 gestegen met 2 procent vergeleken met 2000 terwijl het bbp met 21 procent is gestegen. Er is dus een relatieve ontkoppeling tussen energieverbruik en economische groei. In de periode 2004–2014 is het energieverbruik gedaald, sinds 2014 is het weer iets toegenomen.
Netto binnenlands energieverbruik (2000=100) | Bbp (2000=100) | |
---|---|---|
2000 | 100,00 | 100,00 |
2001 | 102,37 | 102,12 |
2002 | 102,94 | 102,23 |
2003 | 106,32 | 102,52 |
2004 | 108,05 | 104,60 |
2005 | 107,28 | 106,86 |
2006 | 104,82 | 110,62 |
2007 | 105,88 | 114,71 |
2008 | 105,11 | 116,66 |
2009 | 102,97 | 112,27 |
2010 | 108,79 | 113,84 |
2011 | 101,72 | 115,74 |
2012 | 102,00 | 114,51 |
2013 | 101,31 | 114,29 |
2014 | 97,78 | 115,92 |
2015 | 99,36 | 118,54 |
2016 | 101,89 | 121,16 |
Het netto binnenlands energieverbruik is gelijk aan de totale hoeveelheid energie die in een economie wordt gebruikt bij productie- en consumptieactiviteiten. Dit verbruik omvat alle finale energiegebruik voor energetische en niet-energetische doeleinden plus conversieverliezen. Het netto energieverbruik van bedrijven omvat al het energieverbruik van bedrijven, het energieverbruik door huishoudens zit daar niet in. Het energieverbruik is berekend conform de definities van de Nationale rekeningen. Dat betekent dat al het energieverbruik door Nederlandse economische activiteiten wordt meegeteld, inclusief het internationaal transport door Nederlandse vervoerders.
Kader
Energie is essentieel voor de economie als input voor productieprocessen en als consumptiegoed. De productie en het gebruik van niet-hernieuwbare energie hebben vaak een negatieve impact op het milieu (uitstoot van CO2 en andere luchtverontreinigende stoffen) en houden rechtstreeks verband met de uitputting van deze energiebronnen. Het verbeteren van de energie-efficiëntie en het ontkoppelen van het energieverbruik en economische groei zijn daarom belangrijke doelstellingen voor groene groei.
Analyse
Tussen 2000 en 2008 was de economische groei de drijvende kracht achter de toename van het energiegebruik door bedrijven. Die toename werd slechts ten dele afgeremd doordat productieprocessen energie-efficiënter werden. Sinds 2008 is het netto energieverbruik stabiel. De economische crisis was slechts één van de factoren die hiervoor verantwoordelijk waren.
Het resultaat van al deze ontwikkelingen is een daling van de energie-intensiteit van 15 procent (energieverbruik per euro toegevoegde waarde) sinds 2000. Energie-intensiteit is verbeterd met name in de landbouw, productie van metaalproducten, productie van machines, energievoorziening en in de bouw. De effecten van hogere energienormen voor gebouwen, voertuigen en installaties zijn zichtbaar geworden in een verbeterde energie-intensiteit. In 2015 en 2016 is het energieverbruik door bedrijven gestegen, met name in de landbouw, de chemische industrie en de elektriciteitsopwekking.
Internationale vergelijking
Nederland scoort gemiddeld qua energie-intensiteit in vergelijking met andere OESO-landen. De Nederlandse economie is relatief energie-intensief, dat wil zeggen dat er relatief veel industrieën zijn met productieprocessen die veel energie vergen, zoals raffinaderijen, de chemische industrie, de glastuinbouw en de transportsector. Door alle energiebesparende maatregelen is de energie-intensiteit van veel productieprocessen in de loop van de jaren echter wel afgenomen. Landen met een hogere energie-intensiteit zijn IJsland, Zweden, Finland en Noorwegen, waar meer energie nodig is om gebouwen te verwarmen als gevolg van het koudere klimaat. De Verenigde Staten en Australië hebben lagere energiebesparingsnormen en energie-efficiëntieprocessen in de productie en energievoorziening dan Nederland. Spanje, Italië en Griekenland hebben een lagere energie-intensiteit, voornamelijk vanwege het warmere klimaat. De energie-intensiteit van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk is lager omdat hun economieën worden gekenmerkt door relatief minder energie-intensieve activiteiten. Nederland staat in 2015 wat betreft energie-intensiteit op de 14e plaats op de Europese ranglijst. Daarmee doen we het iets beter dan in 2013, toen we op de 17e plaats stonden.
Energie-intensiteit (ktoe per US dollar) | |
---|---|
Ierland | 0,048828554 |
Zwitserland | 0,056648718 |
Denemarken | 0,066891332 |
Verenigd Koninkrijk | 0,071609898 |
Luxemburg | 0,074687954 |
Italië | 0,075629807 |
Spanje | 0,07986506 |
Portugal | 0,081279997 |
Duitsland | 0,088926198 |
Oostenrijk | 0,08896069 |
Turkije | 0,089563682 |
Griekenland | 0,089764028 |
Israël | 0,090068263 |
Nederland | 0,092851545 |
Mexico | 0,094283942 |
Chili | 0,096175856 |
Noorwegen | 0,096740241 |
Japan | 0,097779142 |
Frankrijk | 0,100423203 |
Hongarije | 0,101024704 |
Polen | 0,102502275 |
Slowakije | 0,10879127 |
Slovenië | 0,113343474 |
Zweden | 0,115322643 |
België | 0,117558019 |
Australië | 0,122085394 |
Nieuw-Zeeland | 0,131336821 |
Verenigde Staten | 0,131484521 |
Tsjechië | 0,13278234 |
Finland | 0,158201064 |
Zuid-Korea | 0,158534356 |
Estland | 0,16450461 |
Canada | 0,179971219 |
IJsland | 0,414844118 |
Bron: OESO |