Auteur: Jan-Willem Bruggink
Gezondheid, zorggebruik en verzekeringsvorm

4. Conclusie

Gezondheid en zorggebruik hangen samen, maar niet altijd op dezelfde manier. Voor de in dit artikel beschreven varianten van zorg-/hulpmiddelengebruik geldt dat een slechtere gezondheid meestal samengaat met meer zorggebruik. Bij tandartsbezoek was de relatie echter andersom: mensen met een betere mondgezondheid gaven vaker aan in het afgelopen jaar naar de tandarts te zijn geweest. Hierbij kunnen periodieke controlebezoeken een rol spelen.

De manier van verzekerd zijn en het zorggebruik hangt wel voor alle onderzochte typen zorggebruik op dezelfde manier samen. Onder de mensen met een aanvullende tandartsverzekering ging een groter deel tenminste 1 keer per jaar naar de tandarts dan onder degenen zonder een dergelijke verzekering. En de verzekerden die tenminste 1 keer gaan, gingen gemiddeld ook vaker dan de niet aanvullende verzekerde tandartsbezoekers. 

Voor fysio-/oefentherapie geldt hetzelfde: mensen met een aanvullende verzekering maakten meer gebruik van die zorg dan mensen zonder zo’n verzekering en de aanvullend verzekerde mensen die naar de fysio-oefentherapeut gingen, ondergingen ook meer behandelingen dan niet-aanvullend verzekerden.

Verder gebruikten mensen met een aanvullende verzekering vaker een bril of contactlenzen en maakten ze ook vaker gebruik van behandelingen door alternatieve genezers dan mensen zonder aanvullende verzekering. 

Mogelijke risicogroepen zijn mensen zonder aanvullende (tandarts)verzekering die in een minder goede staat van gezondheid verkeren. Zij hebben wellicht juist wel zorg nodig die vergoed wordt vanuit een aanvullende (tandarts)verzekering. Zo was 8 procent van de volwassenen als gevolg van een gezondheidsprobleem langdurig beperkt in normale activiteiten, terwijl ze niet aanvullend verzekerd waren. 
Verder beoordeelde een groep van 10 procent de eigen mondgezondheid als redelijk, slecht of heel slecht en had geen aanvullende tandartsverzekering. De groep zonder aanvullende tandartsverzekering met een (zeer) slechte mondgezondheid was niet groot (2 procent van de ondervraagden), maar van die groep gaf 35 procent aan in het afgelopen jaar de tandarts te hebben bezocht, tegen 78 procent van de gehele volwassen bevolking. Hierbij kan meespelen dat mensen zonder aanvullende tandartsverzekering en met een slechtere mondgezondheid relatief vaak aangaven een geheel of gedeeltelijk kunstgebit te hebben. Maar ook binnen de groep mensen zónder kunstgebit is te zien dat het tandartsbezoek minder is bij mensen met een mindere mondgezondheid die niet aanvullend voor tandheelkundige zorg zijn verzekerd. 

Bij alle vier onderzochte aspecten van gezondheid was een duidelijke relatie te zien met inkomen. Mensen met een minder goede gezondheidstoestand kwamen vaker uit huishoudens met een lager inkomen. Ook mensen zonder aanvullende (tandarts)verzekering hadden relatief vaak een lager inkomens. De hoogste aandelen mensen afkomstig uit huishoudens met een lager inkomen werden dan ook aangetroffen in de ongezonde groepen zonder aanvullende (tandarts)verzekering. 

Of het inkomen bepalend was voor de keuze om wel of niet een aanvullende (tandarts)verzekering te hebben, kon niet worden onderzocht met de beschikbare data. Wel is uit eerder onderzoek bekend dat de hoogte van de premie door veel mensen wordt gezien als belangrijk aspect voor de keuze van de zorgverzekering en dat dit het sterkst geldt voor mensen zonder aanvullende verzekering(en) (Bruggink, 2021).
De resultaten van dit onderzoek laten zien dat ongezondheid relatief vaak samen gaat met het niet hebben van een aanvullende verzekering. Toch blijkt uit de Survey on Income en Living Conditions 2019 dat het aandeel Nederlanders dat aangaf om financiële redenen geen (tandheelkundige) zorg te hebben gehad, terwijl die zorg wel nodig was, beperkt is tot minder dan 1 procent. Dat geldt ook voor mensen in de laagste inkomenskwintielgroep (Eurostat, 2022).
Uit het Consumentenpanel Gezondheidszorg van Nivel blijkt dat het voorkómen van financiële verrassingen de belangrijkste reden is voor het nemen van een aanvullende verzekering. De belangrijkste reden om geen aanvullende verzekering af te sluiten is dat men niet verwacht zorg te gaan gebruiken die onder deze verzekering valt. Maar ook het zelf kunnen betalen van de zorg in de aanvullende verzekering en de hoogte van de premie worden veel genoemd als reden om geen aanvullende verzekering te nemen (Holst e.a., 2021)

De bevindingen van dit onderzoek gaan over de periode 2020 en 2021. In die periode werd het zorggebruik beïnvloed door de coronapandemie. Met name in het voorjaar van 2020 lag het zorggebruik bij sommige zorgverleners lager dan gebruikelijk als gevolg van corona(maatregelen). Dit gold bijvoorbeeld voor fysiotherapeuten en tandartsen, die tijdelijk zelfs (vrijwel geheel) sloten. Eind 2020 antwoordde 11 procent van de mensen die aangaven zorg nodig te hebben gehad, dat ze daarvoor geen contact hadden opgenomen met een zorgverlener, door de coronamaatregelen. De meeste zorgmijding betrof daarbij huisartsenzorg, maar ook het mijden van tandarts, fysiotherapeut of andere zorg kwam voor (Tummers e.a., 2022).