Religie in Nederland

4 Diversiteit religieuze stromingen

4.1 Nieuwe vraagstellingen

Het CBS werkt aan een nieuwe vraagstelling om de religieuze betrokkenheid vast te stellen. De belangrijkste aanpassing is om in plaats van de driedeling bij de protestanten (PKN, Nederlands hervormd, gereformeerd) eerst te vragen of men christelijk is en zo ja, door te vragen waarbij aan de respondent een groot aantal christelijke stromingen wordt voorgelegd.
Naast de bestaande vraag (1) zijn twee nieuwe varianten in het onderzoek van 2018 opgenomen. In de eerste nieuwe variant (2) wordt gevraagd tot welke kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering men zich rekent met een vervolgvraag voor de groep die christelijk is. Bij de tweede nieuwe variant (3) is nagegaan hoe iemand zichzelf ziet met vergelijkbare antwoordopties (en doorvraag bij christelijk) als bij de eerste variant. Hiermee wordt dus minder gerefereerd aan de kerk als instituut (kerkelijke gezindte) en ook minder aan het behoren/zich rekenen tot een specifieke levensbeschouwelijke groepering.
In 2019 is de tweede nieuwe variant vervangen door een vraag (4) die sterker lijkt op de reguliere variant, waarbij echter wel een vervolgvraag is gesteld aan niet-katholieke christenen om de protestantse geloofsgroepen in beeld te brengen. Tevens is een aparte categorie voor de immigrantenkerken toegevoegd.

Om de resultaten van de reguliere, traditionele variant en de beide nieuwe varianten optimaal met elkaar te kunnen vergelijken, is zowel in 2018 als in 2019 op toevalsbasis aan de bijna 8 duizend deelnemers aan het onderzoek een van de drie varianten ter beantwoording voorgelegd. Dit betekent dat de resultaten van elke variant gebaseerd zijn op iets meer dan 2,6 duizend personen van 15 jaar of ouder.
Een kanttekening bij de resultaten is dan ook dat deze gebaseerd zijn op kleinere groepen en dat er daarom rekening gehouden moet worden met relatief grotere betrouwbaarheidsmarges dan in 2017 en eerdere jaren het geval was.

4.2 Resultaten in 2018

Variant 1

Volgens de reguliere, traditionele, vraagstelling behoort 47,4 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder in 2018 tot een kerkelijke gezindte (tabel 4.1, 2018 variant 1). Van hen is 22,3 procent katholiek, terwijl 15,2 procent zich tot de protestanten rekent: 6,3 procent is Nederlands hervormd, 5,9 procent behoort tot de PKN en 3,0 procent is gereformeerd. Daarnaast is 4,7 procent moslim(a), 0,5 procent hindoe, 0,3 procent joods en 0,3 procent boeddhist. Zo’n 4,1 procent geeft aan tot een andere kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering te behoren.
4.2.1 Kerkelijke gezindte, personen van 15 jaar of ouder, met drie variante vraagstellingen in 2018 en 2019 (%)
201820182018201920192019
variant 1variant 2variant 3variant 1variant 2variant 4
Totaal100100100100100100
Geen52,652,649,953,653,055,8
Christenen 39,842,8 39,4
Rooms-katholiek22,3 20,4 19,6
Een protestantse of andere christelijke kerk of groep 15,5
Nederlands hervormd6,3 6,1
Gereformeerde kerken3,0 3,1
Protestantse Kerk in Nederland (PKN)5,9 5,1
Islam4,75,15,15,75,14,3
Joods0,30,20,30,20,20,1
Hindoe0,5 1,0 0,7
Boeddhist0,3 0,4 0,8
Andere gezindte4,12,31,84,42,33,2
NB Wanneer het gezindte bij de hoofdvraag niet is opgenomen als antwoordoptie, is de cel leeggelaten.
1 = Reguliere, traditionele, vraag
2 = Rekent u zichzelf, alternatief A
3 = Ziet u zichzelf
4 = Rekent u zichzelf, alternatief B

Variant 2

Bij de eerste alternatieve vraagstelling is eerst een grovere indeling gehanteerd, met de vraag: ‘Rekent u zich tot een van de onderstaande godsdienstige of levensbeschouwelijke groepen?’ In totaal zegt 52,6 procent in 2018 zich tot geen van deze groepen te rekenen, en dus 47,4 procent wel (tabel 4.1, 2018 variant 2). Het merendeel van de laatste groep, 39,8 procent, beschouwt zichzelf als christen. Daarnaast geeft 5,1 procent aan moslim(a) te zijn, 0,3 procent is joods en 2,3 procent zegt zich tot een andere religieuze of levensbeschouwelijke groepering te rekenen. Uit de vervolgvraag blijkt dat het hier onder andere gaat om het boeddhisme, hindoeïsme, humanisme, jehova’s en het spiritualisme.

De 39,8 procent christenen zijn als volgt opgedeeld (tabel 4.2, 2018 variant 2). Van hen behoort 20,9 procent tot de rooms-katholieke kerk en 10,2 procent tot de PKN. Alle andere christelijke geloofsgroepen, in totaal 7,6 procent, zijn klein in omvang. Zo zegt 1,2 procent zich te rekenen tot de gereformeerde kerken (vrijgemaakt) (GKV), 1,0 procent tot de pinkster- of evangeliegemeenten en 0,9 procent tot de Nederlands gereformeerde kerken (NGK). Daarnaast behoort 0,8 procent tot de christelijke gereformeerde kerken (CGK), nog eens 0,8 procent tot de gereformeerde gemeenten en 0,7 procent tot de hersteld hervormde kerk. Andere christelijke groepen zijn nog kleiner, waaronder de (oud) gereformeerde gemeenten en de baptistengemeenten.
Zo’n 1,4 procent rekent zich tot een andere christelijke geloofsgroep. Op de vervolgvraag welke groep dit betreft worden onder meer het apostolisch genootschap, evangelische kerken, jehova’s, het humanistisch verbond en vrijzinnig hervormden genoemd.

4.2.2 Christelijke gezindte, personen van 15 jaar of ouder, met twee variante vraagstellingen in 2018 en 2019 (%)
2018201820192019
variant 2variant 3variant 2variant 4
Totaal 39,842,839,435,2
Rooms-Katholieke Kerk1)20,922,920,319,6
Protestantse Kerk in Nederland (PKN) 10,211,59,08,3
Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK)0,80,70,81,0
Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) (GKV)1,21,11,11,0
Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK)0,90,60,50,9
Hersteld Hervormde Kerk0,70,60,80,5
Gereformeerde Gemeenten0,80,50,50,3
Gereformeerde Gemeenten in Nederland0,20,00,20,1
Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland0,10,00,20,0
Baptistengemeenten0,40,60,50,4
Pinkstergemeenten en Evangeliegemeenten1,00,91,00,7
Internationaal christelijke kerken, zoals Grieks of Russisch orthodox 0,20,2
Protestants christelijk, niet nader gespecificeerd 1,40,9
Andere christelijke gezindte 1,41,61,70,9
Onbekend / weigert 1,21,81,20,4
NB Wanneer het gezindte in de vraagstelling niet is opgenomen als antwoordoptie, is de cel leeggelaten.
2 = Rekent u zichzelf, alternatief A
3 = Ziet u zichzelf
4 = Rekent u zichzelf, alternatief B
1) Aandeel rooms-katholieken bij variant 4 uit hoofdvraag.

Variant 3

De tweede alternatieve vraagstelling luidt: ‘De volgende vragen gaan over geloof en religie. Ziet u zichzelf als: christen (zoals rooms-katholiek, protestant enzovoorts), moslim(a), jood, behorend tot een andere godsdienstige of levensbeschouwelijke groep, geen van deze’. Bij deze vraag zegt 49,9 procent in 2018 tot geen enkele groep te behoren (tabel 4.1, 2018 variant 3). Van de overige 50,1 procent beschouwt 42,8 zichzelf als christen, 5,1 procent als moslim(a), 0,3 procent als jood en 1,8 procent als ‘anders’. Het gaat dan vooral om boeddhisme en hindoeïsme. Daarnaast worden ook aleviet, jehova, doopsgezind, sikh, soefi, spiritueel, humanist en joods messiaans genoemd.

Aan de christenen is doorgevraagd ‘om welke christelijke kerk of groep gaat het dan?’. Op basis van deze vervolgvraag komt naar voren dat 22,9 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder zichzelf als rooms-katholiek bestempeld en 11,5 procent als PKN’er (tabel 4.2, 2018 variant 3). Verder geeft 6,7 procent aan tot een van de kleinere christelijke groepen te behoren. Evenals bij variant 2 hebben de gereformeerde kerken (vrijgemaakt) (GKV) en de pinkster- en evangeliegemeenten onder hen de meeste aanhangers: respectievelijk 1,1 en 0,9 procent. Daarna volgen de christelijke gereformeerde kerken (CGK) met 0,7 procent. Bij de overige uitgevraagde kleine christelijke kerken zijn de percentages 0,6 of lager.
Zo’n 1,6 procent behoort tot een ‘andere’ christelijke geloofsgroep. De vervolgvraag naar welke andere christelijke groepen levert een bonte waaier aan antwoorden op, zoals hersteld apostolisch zendingskerk, Armeense kerk, christelijk orthodox, christen gemeenschap, Church of England, doopsgezind, Evangelische Broeder Gemeente, jehova’s, leger des heils, Molukse kerk en remonstranten.

4.3 Resultaten in 2019

De inzichten in 2018 hebben er mede toe geleid dat in 2019 de tweede alternatieve vraagstelling (zichzelf zien als, variant 3) is vervangen door een alternatief (variant 4) waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij de reguliere vraag, waaronder ook de aparte opname van de categorie ‘rooms-katholiek’, gevolgd door ‘overige christelijke gezindten of levensbeschouwelijke groepen’. Daarnaast is de term moslim(a) weer hersteld naar islam en zijn de opties jood, hindoe en boeddhist toegevoegd. Ook is in de vervolgvraag naar welke christelijke groep de categorie ‘immigrantenkerken’ opgenomen. Tevens is de volgorde van de antwoordopties aangepast door als eerste optie de categorie ‘geen’ op te nemen.

Variant 1

Op basis van de reguliere vraag blijkt dat 53,6 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder zich in 2019 niet tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering rekent (tabel 4.1, 2019 variant 1). De katholieken vormen het grootste kerkelijke gezindte met 20,4 procent. Daarnaast geeft 14,3 procent aan te behoren tot een protestantse kerk: 6,1 procent is Nederlands hervormd, 3,1 procent gereformeerd en 5,1 procent behoort tot de PKN. Verder is 5,7 procent moslim, 1,0 procent hindoe, 0,4 procent boeddhist en 0,2 procent joods. Ten slotte geeft 4,4 procent te kennen tot een andere godsdienstige of levensbeschouwelijke groep te behoren.

Variant 2

Bij de eerste alternatieve vraagstelling wordt gestart met de vraag: ‘Rekent u zich tot een van de onderstaande godsdienstige of levensbeschouwelijke groepen?’. Van de Nederlanders van 15 jaar of ouder zegt 53,0 procent in 2019 zich tot geen van deze groepen te rekenen en 47,0 procent wel (tabel 4.1, 2019 variant 2). Tot de christenen rekent zich 39,4 procent. Met 20,3 procent behoort meer dan de helft van hen tot de rooms-katholieke kerk en 9,0 procent tot de PKN (tabel 4.2, 2019 variant 2). Alle andere christelijke geloofsgroepen zijn beperkt in omvang. De aanhangers van de gereformeerde kerken (vrijgemaakt) (GKV) vormen hiervan met 1,1 procent de grootste groep, gevolgd door pinkster- en evangeliegemeenten (1,0 procent), de christelijke gereformeerde kerken (CGK) en de hersteld hervormde kerk (beide 0,8 procent). De categorie ‘andere christelijke gezindten’ is goed voor 1,7 procent. Het gaat dan bijvoorbeeld om jehova, leger des heils, specifieke orthodoxe kerken, doopsgezindten, Molukse kerk, vrij evangelische gemeente en remonstranten.

Naast de christelijke groeperingen geeft 5,1 procent aan moslim(a) te zijn en 5,7 procent zegt tot een ‘andere’ religieuze of levensbeschouwelijke groep te behoren. Het betreft vooral boeddhisme, hindoeïsme en humanisme.

Variant 4

Bij de aangepaste tweede alternatieve vraagstelling in 2019 komt naar voren dat 55,8 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder zich niet en 44,2 procent zich wèl rekent tot een religieuze groepering (tabel 4.1, 2019 variant 4). Van de 15-plussers is 19,6 procent katholiek en behoort 14,1 procent tot een van de ‘overige christelijke gezindten of levensbeschouwelijke groepen’. Verder is 4,3 procent moslim, 0,8 procent boeddhist, 0,7 procent hindoe en 0,1 procent joods. Zo’n 3,2 procent zegt tot een andere kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groep te behoren, waarbij onder meer agnost, atheïst, spiritueel, jehova, natuurreligie en humanisme worden genoemd.

Uit de vervolgvraag bij de niet-katholieke christenen blijkt dat 8,3 procent zich rekent tot de PKN (tabel 4.2, 2019 variant 4). Alle overige christelijke geloofsgroepen zijn wederom klein in omvang, waarbij de christelijke gereformeerde kerken (CGK), de gereformeerde kerken (vrijgemaakt) (GKV) (beide 1,0 procent) en de Nederlands gereformeerde kerken (NGK) (0,9 procent) de meeste volgelingen hebben. Zo’n 0,9 procent rekent zich tot een ‘andere’ christelijke kerk, zoals doopsgezindten, Molukse kerk, leger des heils en apostolisch.

4.4 Totaalbeeld 2018 en 2019

In tabel 4.4.1 zijn de resultaten over kerkelijke gezindte in 2018 en 2019 op een rij gezet, waarbij telkens de reguliere, traditionele, vraagstelling (variant 1) vergeleken wordt met twee alternatieven. Dit betreft in beide jaren de ‘rekent u zich’ vraag, met de doorvraag aan christenen om welke christelijke groepering het gaat (variant 2).
In 2018 is de ‘ziet u zichzelf’ vraag opgenomen met eveneens een doorvraag bij christenen (variant 3). Deze werd in 2019 vervangen door een nieuwe versie van de ‘rekent u zich’ vraag die sterk op de reguliere variant lijkt. Bij deze versie wordt alleen doorgevraagd bij niet-katholieke christenen (variant 4). De combinatie van de vraagstellingen resulteert in het totaalbeeld voor beide jaren.

4.4.1 Kerkelijke gezindte, personen van 15 jaar of ouder, met drie variante vraagstellingen en totaal in 2018 en 2019 (%)
GeenRooms-katholiekProtestantsIslamAndere gezindte
2018variant 152,622,315,14,75,3
2018variant 252,620,916,35,15,1
2018variant 349,922,916,65,15,5
2018totaal 51,822,116,04,95,3
2019variant 153,620,414,35,76,0
2019variant 253,020,316,05,15,7
2019variant 455,819,614,14,36,2
2019totaal 54,120,114,85,05,9