Arbeidsmarktprofiel van zorg en welzijn

2 Werkgelegenheid

2.1         Werknemers en zelfstandigen

1,5 miljoen werkenden in zorg en welzijn

Halverwege 2020 waren ruim 1,5 miljoen en werknemers en zelfstandigen actief in de bedrijfstak zorg en welzijn[6]. Alleen in de handel werken meer mensen. In het tweede kwartaal van 2020 was wel sprake van een lichte afname (seizoengecorrigeerd) van het aantal werkzame personen in zorg en welzijn, vergeleken met een kwartaal eerder.

Het aantal werkenden in zorg en welzijn groeide in de afgelopen twintig jaar het snelst van alle bedrijfstakken. In 2019 waren bijna anderhalf keer zoveel mensen aan de slag als in 2000. In deze periode groeide het aantal werkenden in de totale economie met 17 procent.

De werkgelegenheid is niet constant gestegen, maar nam vooral toe in de periode 2000-2010. Het aantal werkenden groeide gestaag naar een voorlopig hoogtepunt in 2012 met ruim 1,4 miljoen werkzame personen. Daarna volgde een periode van krimp. Vanaf 2017 groeide het aantal werkenden jaarlijks met 2 tot 3 procent. In 2019 bereikte dit aantal een nieuw jaarrecord.

2.1.1 Werkzame personen zorg en welzijn
JaarWerknemers (x 1 000)Zelfstandigen (x 1 000)
'00864142
'01908141
'02964141
'031014138
'041026126
'051047144
'061065160
'071086175
'081115191
'091144197
'101202192
'111231189
'121237199
'131224203
'141196201
'151175203
'161169207
'17*1193208
'18*1222210
'19*1267208
*Voorlopige cijfers

Aandeel zelfstandigen onder gemiddelde

Halverwege 2020 waren 227 duizend zelfstandigen aan de slag; 15 procent van alle werkenden in deze bedrijfstak. Ten opzichte van 2000 is het aantal zelfstandigen met 85 duizend gegroeid. Het aandeel zelfstandigen is vergeleken met twintig jaar eerder nagenoeg gelijk gebleven, en nog altijd lager dan gemiddeld in de economie (17 procent). Tot zelfstandigen behoren onder andere huisartsen, fysiotherapeuten en medisch specialisten. In deze beroepen werkt men overigens ook wel in loondienst.

2.2 Werknemers en zelfstandigen naar branches

VVT grootste branche, relatief veel zelfstandigen onder huisartsen

In dit artikel wordt een indeling van de bedrijfstak zorg en welzijn gehanteerd in tien branches conform het AZW-programma, tenzij anders aangegeven. Deze tien branches samen worden aangeduid als ‘Zorg en welzijn breed’ [7]. Het verschil met ‘Zorg en welzijn smal’ is dat de kinderopvang daarin niet wordt meegeteld. Verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT) is veruit de grootste branche met 384 duizend werkenden [8]; 28 procent van zorg en welzijn in 2019. Deze branche is ruim anderhalf keer zo groot als de branche ziekenhuizen en overige medische specialistische zorg, waar 17 procent werkt. Daarna volgen overige zorg en welzijn [9] en gehandicaptenzorg.

Naar verhouding zijn de meeste zelfstandigen te vinden bij de huisartsen en gezondheidscentra, met ongeveer een derde van het aantal werkenden in die branche. Dit aandeel is vrijwel hetzelfde in overige zorg en welzijn. Dit is een zeer diverse branche met onder andere tandartsen, fysiotherapeuten en verloskundigen. In deze branche is het absolute aantal zelfstandigen met 55 duizend het grootst. Onder Universitair Medische Centra (UMC’s) is het aantal zelfstandigen zowel absoluut als relatief het kleinst.

2.2.1 Werknemers en zelfstandigen zorg en welzijn, 2019*
BedrijfstakWerknemers (x 1 000)Zelfstandigen (x 1 000)
Geestelijke gezondheidszorg8515
Gehandicaptenzorg1535
Huisartsen en
gezondheidscentra
3216
Jeugdzorg322
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
9017
Sociaal werk537
Universitair medische centra691
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
36816
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
21912
Overige zorg en welzijn11955
*Voorlopige cijfers

Ontwikkeling werkzame beroepsbevolking naar branche

Ondanks de aantrekkende werkgelegenheid bleef de groei beduidend achter bij de totale economie in de tweede helft van de jaren tien. De branches maakten tussen 2015 en 2019 een verschillende ontwikkeling door. Ten opzichte van 2015 steeg het aantal werkenden op basis van de Enquête Beroepsbevolking naar verhouding het meest in de branche huisartsenzorg en gezondheidscentra en het minst in de ziekenhuisbranche [10]. Daarbij moet worden aangemerkt dat het aantal werkenden in de huisartsenbranche in 2019 het kleinst was, op de jeugdzorg na. De VVT en gehandicaptenzorg krompen in 2019 licht ten opzichte van 2015. Aan het eind van deze periode is de ontwikkeling in sommige branches een andere kant opgegaan. Zo werkten er in 2019 meer mensen in de VVT en was het aantal werkenden in de gehandicaptenzorg vergelijkbaar met een jaar eerder. Verder groeide sociaal werk en kinderopvang relatief het meest en kromp geen enkele branche noemenswaardig.

2.3 Arbeidsduur werkzame beroepsbevolking

Drie kwart deeltijdwerker

In 2019 werkte drie kwart in zorg en welzijn in deeltijd (minder dan 35 uur per week). In de gehele economie was dat ongeveer de helft. Uitschieter is de VVT, waar bijna 9 op de 10 werknemers en zelfstandigen in deeltijd werken.

Met name het aandeel werkenden met een werkweek van 20 tot 35 uur springt eruit: 57 procent. Het aandeel werkenden met een relatief kleine deeltijdbaan (tot 20 uur per week) was, net als in de gehele economie, 18 procent. Opnieuw is het aandeel in de VVT het grootst. Het aandeel dat minder dan 12 uur per week werkte, was relatief klein.

Over de gehele linie wordt minder vaak voltijds (35 uur of meer) gewerkt dan in de gehele economie (51 procent). Alleen UMC’s komen in de buurt (49 procent). Relatief lange werkweken van meer dan 40 uur komen vooral in de huisartsenbranche vaker voor dan gemiddeld in de gehele economie.

2.3.1 Arbeidsduur per week werkzame beroepsbevolking, 2019*
 Minder dan 12 uur (%)12 tot 20 uur (%)20 tot 35 uur (%)35 tot 41 uur (%)41 uur of meer (%)
Alle economische actviteiten10,67,531,042,78,2
Zorg en welzijn (breed)6,411,557,320,44,5
Geestelijke gezondheidszorg4,05,058,429,73,0
Gehandicaptenzorg4,411,467,115,21,9
Huisartsen en
gezondheidscentra
6,110,246,922,414,3
Jeugdzorg2,92,960,028,65,7
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
6,514,858,314,85,6
Sociaal werk5,06,763,321,73,3
Universitair medische centra2,84,243,740,88,5
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
10,719,558,99,61,3
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
3,56,557,427,05,7
Overige zorg en welzijn6,98,649,427,08,0
*Voorlopige cijfers

2.4 Dienstverband werknemers

Meeste vaste arbeidsrelaties in geestelijke gezondheidszorg

In 2019 had 82 procent van de werknemers een vaste arbeidsrelatie. Zij hadden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en een vast aantal uren per week. In de gehele economie was dit minder dan drie kwart. De verschillen tussen de branches zijn beperkt.

Vooral in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) werken veel werknemers met een vast contract (88 procent). Overige zorg en welzijn heeft met 24 procent naar verhouding de meeste werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. Ook in de welzijnsbranches jeugdzorg, kinderopvang en sociaal werk is het aandeel flexibele arbeidskrachten bovengemiddeld binnen zorg en welzijn. Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie zijn bijvoorbeeld uitzendkrachten, oproepkrachten of werknemers met een tijdelijk contract, die voor bepaalde tijd óf een variabel aantal uren per week werken.

2.4.1 Arbeidsrelatie werknemers zorg en welzijn, 2019*
BrancheVast (%)Flexibel (%)
Alle economische activiteiten74,325,7
Zorg en welzijn (breed)82,517,5
Geestelijke gezondheidszorg88,211,8
Gehandicaptenzorg86,313,7
Huisartsen en
gezondheidscentra
84,415,6
Jeugdzorg78,821,2
Kinderopvang
(incl. peuterspeelzaalwerk)
77,821,1
Sociaal werk79,220,8
Universitair medische centra82,917,1
Verpleging, verzorging
en thuiszorg
80,719,3
Ziekenhuizen en overige
medisch specialistische zorg
85,813,7
Overige zorg en welzijn76,523,5
*Voorlopige cijfers