Arbeidsmarktprofiel van zorg en welzijn

1 Inleiding

De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van zorg en welzijn hangen onder meer samen met bevolkingsgroei, vergrijzing en technologische ontwikkeling. In het afgelopen decennium steeg het aandeel 65-plussers in Nederland van ruim 15 tot bijna 20 procent. Mensen worden ouder en blijven langer vitaal, maar lopen vaak op hoge leeftijd één of meer chronische aandoeningen op.

Dat de zorgvraag toeneemt heeft niet alleen te maken met vergrijzing. Op verschillende gebieden neemt in de samenleving de druk toe. Dit kan op iedere leeftijd stress veroorzaken. Zo nam de psychische vermoeidheid onder werknemers de laatste jaren toe. Op de arbeidsmarkt spelen de steeds grotere invloed van de 24-uurseconomie en de flexibilisering van arbeidscontracten als mogelijke stressfactoren [1]. Ook groeit de behoefte aan sociaal werkers en jeugdzorgmedewerkers om kwetsbare groepen in de samenleving te ondersteunen. Na de decentralisatie naar gemeenten in 2015 worden zij ook ingezet in wijkteams. Daarnaast steeg de vraag naar kinderopvang in de tweede helft van de jaren tien, mede door de toename van het aantal werkenden en verruiming van de kinderopvangtoeslag [2]. De zorgvraag is tevens gerelateerd aan inkomensontwikkeling. Een hoger inkomen leidt doorgaans tot een grotere vraag naar zorg [3].

In de periode van 2012 tot 2017 voerde de overheid bezuinigingen door met als doel de zorg betaalbaar te houden voor de toekomst [4]. Daarbij werd het streven mensen langer zelfstandig te laten wonen en voor hulp en ondersteuning in eerste instantie een beroep te laten doen op naasten. In de jaren daarna nam de werkgelegenheid in de zorg met enkele tienduizenden af. Naar aanleiding van maatschappelijke discussies over de kwaliteit van de zorg investeerde de overheid in de tweede helft van de jaren tien weer in zorg en welzijn. De vraag naar personeel nam in deze periode weer toe.

Het kabinet Rutte III blijft zich richten op het aanbieden van zorg dicht bij huis, met als achterliggende gedachte dat mensen dan minder vaak naar het ziekenhuis of een instelling hoeven te gaan. Met het actieprogramma ‘Werken in de zorg’ uit 2018 beoogt de rijksoverheid tevens personeelstekorten terug te dringen. Actielijnen zijn:
• meer leerlingen/studenten, zij-instromers en herintreders die kiezen voor de zorg;
• verbeteren van het onderwijs (onder andere permanent leren);
• anders werken door onder andere taken te herschikken en meer gebruik te maken van technologie en innovaties [5].

Om een beeld te krijgen van de kenmerken van de arbeidsmarkt van zorg en welzijn en de ontwikkelingen op korte en langere termijn zijn in dit artikel diverse cijfers samengebracht. Dit artikel poogt recht te doen aan het complexe en omvangrijke veld van zorg en welzijn door onderscheid te maken naar de diverse branches waaruit de bedrijfstak is opgebouwd. Het is vooral beschrijvend van aard.

Vragen die aan de orde komen zijn:
1. Hoe ontwikkelt de werkgelegenheid zich? Hoe verhoudt die ontwikkeling zich tot de rest van de economie? In welke mate komen zelfstandigen voor? In hoeverre verschillen de wekelijkse werktijden van die in de rest van de economie? En in welke mate loopt de inzet van vaste en flexibele arbeidskrachten uiteen tussen de branches? In paragraaf 2 wordt ingegaan op deze vragen over werkgelegenheid.

2. Hoe verschillen branches naar basiskenmerken van werknemers zoals geslacht, leeftijd en hoogst behaald onderwijsniveau? En welke beroepen komen vooral in welke branche van zorg en welzijn voor? Deze aspecten komen aan de orde in paragraaf 3.

3. Hoe staat het met de behoefte aan personeel en de werving daarvan in vergelijking met andere bedrijfstakken? In hoeverre kampen werkgevers binnen hun branche met moeilijk vervulbare vacatures? Dit zijn de centrale vragen over vacatures in paragraaf 4.

4. Hoe verliep de in- en uitstroom van werknemers in de laatste jaren? In welke branches was het personeelsverloop relatief groot? In hoeverre verschilt de samenstelling en de recente ontwikkeling van de in- en uitstroom tussen de branches? Hoe verloopt de instroom vanuit een zorg- of welzijnsopleiding? Deze mobiliteitsaspecten worden belicht in paragraaf 5.

5. Welk deel van de werknemers in zorg en welzijn is tevreden over het werk? En welk deel ervaart een te hoge werkdruk? Hoe verhoudt dit zich tot de rest van de economie en in hoeverre verschilt dit tussen branches in zorg en welzijn? In hoeverre verschilt het loon en het ziekteverzuim van het gemiddelde van de economie? Arbeidsomstandigheden staan centraal in paragraaf 6.

Waar mogelijk wordt de situatie vergeleken met vijf tot tien jaar eerder, soms verder terug in de tijd als de langetermijntrend belangrijk is om een bepaalde ontwikkeling te duiden. In de loop van het eerste kwartaal van 2020 werd de gezondheidszorg geconfronteerd met de eerste gevolgen van de coronapandemie. Voor een zeer beperkt aantal indicatoren was het mogelijk om cijfers op te nemen tot en met het tweede kwartaal van dit jaar. In hoeverre de coronacrisis effect heeft gehad op de hier gepresenteerde ontwikkelingen, is dan ook op basis van de beschikbare cijfers niet onderzocht.
 
Het artikel is gebaseerd op diverse bronnen, waaronder AZW StatLine en het dossier Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. In het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) werken arbeidsmarktfondsen en het ministerie van VWS samen om partijen in deze bedrijfstak betrouwbare informatie te bieden over de arbeidsmarkt. Het CBS onderhoudt en actualiseert voor het programma de speciale StatLine-versie voor AZW en houdt periodiek enquêtes onder werkgevers en werknemers. Voor meer technische informatie over dit onderzoek zie de technische toelichting.