4. Traditionele criminaliteit
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mate waarin Nederlanders persoonlijk en als burger in de afgelopen 12 maanden geconfronteerd werden met een of meer vormen van traditionele criminaliteit. Dit wordt weergegeven zowel in het aantal ondervonden delicten als in een percentage slachtoffers van de bevolking, waarbij dit laatste wordt uitgesplitst naar type delict, persoonskenmerken en regio. Het percentage meldingen en aangiften door slachtoffers bij de politie komt ook aan de orde. Het gaat hier om criminaliteit, zoals geweld, inbraak en diefstal, en vernieling. Online criminaliteit, dat wil zeggen vormen van criminaliteit waarvan personen via het internet, e-mail of app slachtoffer worden, komt aan de orde in hoofdstuk 5. Meer cijfermateriaal over ondervonden delicten, uitgesplitst naar regio en persoonskenmerken, en over slachtofferschap, naar regio en persoonskenmerken, is beschikbaar op Statline.
4.1 Slachtoffers traditionele criminaliteit
In 2023 is 20 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder slachtoffer geweest van een of meer geweldsdelicten, vermogensdelicten of vernielingen. Dit is meer dan in 2021 (17 procent). Het vaakst werden zij slachtoffer van vermogensdelicten (11 procent tegen 9 procent in 2021), gevolgd door vernielingen (7 procent tegen 6 procent in 2021) en geweldsdelicten (6 procent tegen 5 procent in 2021).
Bij geweldsdelicten gaat het om delicten waarbij daadwerkelijk geweld wordt gebruikt of hiermee gedreigd wordt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen mishandeling, geweldsdelicten met (vermeende) seksuele bedoelingen, en om (be)dreiging met fysiek geweld. Bedreiging komt het vaakst voor (5 procent). 2 procent was slachtoffer van geweld met seksuele bedoelingen en 1 procent was slachtoffer van mishandeling.
Van de onderscheiden vormen van vermogensdelicten komt fietsdiefstal het meest voor: 5 procent werd hiervan slachtoffer. Met woninginbraak of een poging daartoe is 2 procent geconfronteerd. Van diefstal uit de eigen auto (bijvoorbeeld van een autoradio of tas) en diefstal vanaf de eigen auto (bijvoorbeeld van buitenspiegels of wieldoppen) was minder dan 1 procent slachtoffer. 6) Van autodiefstal was 0,1 procent slachtoffer en van diefstal van een ander voertuig zoals een brommer of scooter 0,2 procent. Het afgelopen jaar is 1 procent slachtoffer geweest van (poging tot) zakkenrollerij of beroving. Verder heeft 2 procent te maken gehad met andere, niet nader genoemde vormen van diefstal.
Van vernieling was 7 procent in 2023 slachtoffer. Het gaat hierbij om het met opzet iets vernielen of beschadigen zonder dat er iets gestolen wordt, zoals het bekrassen van een auto, het lek prikken van fietsbanden of het bekladden van muren.
2023 (%) | 2021 (%) | |
---|---|---|
Totaal delicten | 19,9 | 17,1 |
Geweldsdelicten totaal | 6,4 | 5,2 |
Mishandeling | 1,1 | 1 |
Bedreiging met fysiek geweld | 4,6 | 4 |
Seksuele delicten | 1,9 | 1,1 |
Vermogensdelicten totaal | 10,8 | 9 |
(Poging tot) inbraak | 2 | 1,8 |
Fietsdiefstal | 5 | 3,8 |
Autodiefstal | 0,1 | 0,1 |
Diefstal uit auto | 0,6 | 0,6 |
Diefstal vanaf auto | 0,9 | 0,9 |
Diefstal andere voertuigen | 0,2 | 0,2 |
(Poging tot) zakkenrollerij, beroving | 1,4 | 0,9 |
Overige diefstal | 2,4 | 2,1 |
Vernielingen | 6,5 | 6 |
Aantal delicten traditionele criminaliteit
In 2023 bedroeg het aantal gewelds- en vermogensdelicten en vernielingen samen 39 per 100 inwoners, tegen 33 per 100 in 2021. Het aantal ondervonden geweldsdelicten bedroeg 13 per 100 inwoners (10 per 100 in 2021), het aantal vermogensdelicten 16 per 100 inwoners (13 per 100 in 2021) en het aantal vernielingen 10 per 100 inwoners (eveneens 10 per 100 in 2021).
2023 (aantal per 100 inwoners) | 2021 (aantal per 100 inwoners) | |
---|---|---|
Totaal delicten | 39,1 | 33,3 |
Geweldsdelicten totaal | 12,7 | 10,3 |
Mishandeling | 1,6 | 1,5 |
Bedreiging met fysiek geweld | 7,8 | 6,8 |
Seksuele delicten | 3,4 | 2 |
Vermogensdelicten totaal | 16 | 13,4 |
(Poging tot) inbraak | 2,8 | 2,4 |
Fietsdiefstal | 6,5 | 5 |
Autodiefstal | 0,1 | 0,1 |
Diefstal uit auto | 0,7 | 1,7 |
Diefstal vanaf auto | 1,1 | 1,7 |
Diefstal andere voertuigen | 0,2 | 0,2 |
(Poging tot) zakkenrollerij, beroving | 1,4 | 1 |
Overige diefstal | 3,2 | 2,8 |
Vernielingen | 10,4 | 9,6 |
Trends slachtofferschap traditionele criminaliteit
Tussen 2005 en 2021 liet het slachtofferschap van traditionele criminaliteit, enkele fluctuaties uitgezonderd, een dalend trend zien. Vanaf 2021 is er sprake van een stijging, vooral relatief sterk bij de geweldsdelicten.
Het sterkst afgenomen over de hele periode 2005-2023 is het slachtofferschap van vermogensdelicten. Dit is met 59 procent gedaald (index 2023 = 41), gevolgd door vernielingen (index 2023 = 42) en geweldsdelicten (index 2023 = 73). In totaliteit is het slachtofferschap van traditionele criminaliteit sinds 2005 met 53 procent gedaald (index 2023 = 47).
Totaal (2005=100) | Geweldsdelicten (2005=100) | Vermogensdelicten (2005=100) | Vernielingen (2005=100) | |
---|---|---|---|---|
2005 | 100 | 100 | 100 | 100 |
2006 | 94,6 | 88,2 | 95,3 | 92,5 |
2007 | 89,7 | 91,4 | 85,7 | 89,8 |
2008 | 77,6 | 79,8 | 69,9 | 80 |
2009 | 79,8 | 84,1 | 70,5 | 83,7 |
2010 | 75,6 | 82,3 | 66,4 | 74,4 |
2011 | 74 | 77,5 | 68,4 | 72,1 |
2012 | 72,2 | 78,9 | 67,9 | 68,9 |
2013 | 71,8 | 73,2 | 70,6 | 64,1 |
2014 | 68,7 | 69,7 | 66,9 | 61,2 |
2015 | 64,1 | 66,7 | 62,7 | 56,1 |
2016 | 63,1 | 71,1 | 59,2 | 56,3 |
2017 | 55,3 | 64,4 | 51,4 | 49,1 |
2018 | ||||
2019 | 49,7 | 60 | 44,3 | 45,8 |
2020 | ||||
2021 | 40,9 | 58,6 | 34,3 | 39,4 |
2022 | ||||
2023 | 47,4 | 72,6 | 41,4 | 42,2 |
1) In 2018, 2020 en 2022 heeft geen meting plaatsgevonden. |
Slachtofferschap traditionele criminaliteit naar geslacht en leeftijd
Het slachtofferschap van criminaliteit verschilt naar geslacht en vooral naar leeftijd. Mannen zijn vaker slachtoffer van traditionele criminaliteit en dan met name van vernielingen en vermogensdelicten. Van geweldsdelicten zijn mannen en vrouwen even vaak slachtoffer.
Groter zijn de verschillen naar leeftijd. Jongeren zijn vaker slachtoffer dan ouderen. In totaal zijn 15- tot 25-jarigen met 29 procent en 25- tot 45-jarigen met 24 procent ruim twee keer zo vaak slachtoffer als 65-plussers (11 procent). Bij geweldsdelicten zijn de leeftijdsverschillen nog groter: 13 procent van de 15- tot 25-jarigen was in 2023 slachtoffer van een geweldsdelict, van de 65-plussers 2 procent. Bij vernielingen is het beeld anders. Hier zijn de 25- tot 45-jarigen het vaakst slachtoffer (8 procent).
% | Totaal (%) | Geweldsdelicten (%) | Vermogensdelicten (%) | Vernielingen (%) |
---|---|---|---|---|
Geslacht | ||||
Man | 20,6 | 6,3 | 11,1 | 7,2 |
Vrouw | 19,1 | 6,5 | 10,5 | 5,7 |
Leeftijd | ||||
15 tot 25 jaar | 29 | 12,6 | 16,6 | 6,8 |
25 tot 45 jaar | 24,1 | 7,7 | 13,1 | 8,3 |
45 tot 65 jaar | 18,3 | 5,5 | 9,5 | 6,5 |
65 jaar of ouder | 11 | 2,2 | 6,1 | 3,9 |
Slachtofferschap traditionele criminaliteit naar politieregio
Binnen de tien regionale eenheden varieert het percentage inwoners dat aangeeft slachtoffer te zijn geweest van traditionele criminaliteit in 2023 van 17 in Oost-Nederland tot 31 in Amsterdam. In alle regionale eenheden, met uitzondering van Rotterdam, is het slachtofferschap in 2023 significant hoger dan in 2021.
RE | 2023 (%) | 2021 (%) |
---|---|---|
Amsterdam | 30,8 | 27,4 |
Rotterdam | 22,7 | 21,2 |
Den Haag | 21,9 | 19,2 |
Midden-Nederland | 20,1 | 18,4 |
Noord-Holland | 19,1 | 16,3 |
Zeeland - West-Brabant | 18,5 | 15 |
Limburg | 18,1 | 15,4 |
Oost-Brabant | 17,9 | 14,6 |
Noord-Nederland | 17,4 | 13,7 |
Oost-Nederland | 17 | 14,5 |
Bij de basisteams van de politie loopt het slachtofferschapspercentage van traditionele criminaliteit uiteen van 8 in Twente-West tot 49 in Centrum-Burgwallen.
Basisteam | Slachtoffers (%) |
---|---|
1A1 - Noordwest-Fryslân | 11,4 |
1A2 - Noordoost-Fryslân | 10,4 |
1A3 - Oost-Fryslân | 11,5 |
1A4 - Zuidoost-Fryslân | 14,8 |
1A5 - Sneek | 15,8 |
1A6 - Leeuwarden | 25,1 |
1B1 - Westerkwartier | 13,4 |
1B2 - Ommelanden-Noord | 14,1 |
1B3 - Ommelanden-Oost | 17,3 |
1B4 - Ommelanden-Midden | 16,4 |
1B5 - Groningen-Zuid | 20,0 |
1B6 - Groningen-Centrum | 44,1 |
1B7 - Groningen-Noord | 29,0 |
1C1 - Noord-Drenthe | 16,1 |
1C2 - Zuidoost-Drenthe | 15,7 |
1C3 - Zuidwest-Drenthe | 13,8 |
2A1 - IJsselland-Noord | 14,8 |
2A2 - Zwolle | 23,5 |
2A3 - Vechtdal | 12,9 |
2A4 - IJsselland-Zuid | 17,1 |
2B1 - Twente-West | 8,2 |
2B2 - Twente-Noord | 15,7 |
2B3 - Twente-Midden | 17,5 |
2B4 - Noordoost-Twente | 10,2 |
2B5 - Enschede | 27,9 |
2C1 - Achterhoek-Oost | 12,3 |
2C2 - Achterhoek-West | 12,9 |
2C3 - IJsselstreek | 15,7 |
2C4 - Apeldoorn | 18,0 |
2C5 - Veluwe-Noord | 14,9 |
2C6 - Veluwe-West | 11,0 |
2D1 - Veluwe Vallei-Noord | 11,4 |
2D2 - Ede | 17,2 |
2D3 - Veluwe Vallei-Zuid | 20,8 |
2D4 - Arnhem-Noord | 33,8 |
2D5 - Arnhem-Zuid | 20,8 |
2D6 - Rivierenland-West | 12,6 |
2D7 - IJsselwaarden | 16,8 |
2D8 - Rivierenland-Oost | 17,6 |
2E1 - Nijmegen-Noord | 29,8 |
2E2 - Nijmegen-Zuid | 21,0 |
2E3 - Tweestromenland | 14,2 |
2E4 - De Waarden | 16,7 |
3A1 - Gooi en Vechtstreek-Noord | 15,8 |
3A2 - Gooi en Vechtstreek-Zuid | 21,5 |
3B1 - Dronten / Noordoostpolder / Urk | 14,1 |
3B2 - Lelystad / Zeewolde | 19,8 |
3B3 - Almere Buiten Hout | 19,2 |
3B4 - Almere-Stad Haven | 20,9 |
3B5 - Almere-West-Poort | 19,1 |
3C1 - Amersfoort | 20,8 |
3C2 - De Bilt / Eemdal / Soest | 16,8 |
3C3 - Zeist / Bunnik / Leusden / Woudenberg | 15,8 |
3C4 - Heuvelrug | 14,6 |
3D1 - Utrecht-West | 22,5 |
3D2 - Utrecht-Noord | 32,9 |
3D3 - Utrecht-Centrum | 36,9 |
3D4 - Utrecht-Zuid | 31,6 |
3E1 - Stichtse Vecht / De Ronde Venen | 17,1 |
3E2 - De Copen | 18,5 |
3E3 - Lekpoort | 17,2 |
4A1 - Den Helder | 18,9 |
4A2 - Alkmaar | 18,7 |
4A3 - Hoorn | 16,3 |
4A4 - Heerhugowaard | 15,2 |
4B1 - Zaanstad | 21,0 |
4B2 - Purmerend | 17,1 |
4C1 - IJmond | 20,0 |
4C2 - Haarlem | 26,7 |
4C3 - Kennemer Kust | 22,4 |
4C4 - Haarlemmermeer | 17,2 |
5A1 - Centrum-Burgwallen | 49,2 |
5A2 - Centrum-Amstel | 43,5 |
5A3 - Centrum-Jordaan | 40,8 |
5A4 - Boven IJ | 27,3 |
5B1 - Oost-Zeeburg | 31,1 |
5B2 - Oost-Watergraafsmeer | 38,2 |
5B3 - Amstelland-Oost | 21,1 |
5B4 - Zuidoost-Bijlmermeer | 25,5 |
5B5 - Zuidoost-Gaasperdam | 26,5 |
5C1 - Zuid de Pijp | 38,0 |
5C2 - Zuid Buitenveldert | 32,5 |
5C3 - Amstelveen | 17,0 |
5C4 - Aalsmeer - Uithoorn | 18,5 |
5D1 - West-Haarlemmerweg | 33,2 |
5D2 - West-Overtoomsesluis | 39,6 |
5D3 - Nieuw West-Zuid | 30,0 |
5D4 - Nieuw West-Noord | 34,0 |
6A1 - Jan Hendrikstraat | 35,5 |
6A2 - De Heemstraat | 31,3 |
6A3 - Hoefkade | 28,5 |
6B1 - Overbosch | 25,7 |
6B2 - Loosduinen | 26,7 |
6B3 - Scheveningen | 27,1 |
6B4 - Segbroek | 30,0 |
6C1 - Laak | 33,9 |
6C2 - Beresteinlaan | 25,3 |
6C3 - Zuiderpark | 32,4 |
6C4 - Leidschenveen - Ypenburg | 16,4 |
6D1 - Zoetermeer | 14,7 |
6D2 - Leidschendam - Voorburg | 20,0 |
6D3 - Wassenaar | 17,1 |
6D4 - Pijnacker - Nootdorp | 15,5 |
6E1 - Rijswijk | 21,8 |
6E2 - Westland | 20,5 |
6E3 - Delft | 25,7 |
6F1 - Hillegom-Lisse-Teylingen | 16,1 |
6F2 - Katwijk-Noordwijk | 19,8 |
6F4 - Leiden-Noord | 19,2 |
6F5 - Leiden-Zuid | 21,8 |
6F6 - Leiden-Midden | 29,1 |
6G1 - Alphen aan den Rijn | 17,2 |
6G2 - Kaag en Braassem | 14,9 |
6G3 - Gouda | 22,6 |
6G4 - Waddinxveen / Zuidplas | 16,7 |
6G5 - Krimpenerwaard | 12,8 |
7A1 - Waterweg | 21,6 |
7A2 - Schiedam | 24,8 |
7A3 - Midden-Schieland | 24,0 |
7B1 - Delfshaven | 35,5 |
7B2 - Centrum | 39,0 |
7C1 - Maas-Rotte | 35,8 |
7C2 - IJsselland | 23,4 |
7D1 - Charlois | 32,6 |
7D2 - Feijenoord | 34,5 |
7D3 - IJsselmonde | 25,9 |
7E1 - Haringvliet | 15,1 |
7E2 - Nissewaard | 20,9 |
7E3 - Oude Maas | 18,0 |
7F1 - Hoeksche Waard | 11,4 |
7F2 - Drechtsteden Buiten | 15,5 |
7F3 - Drechtsteden Binnen | 19,8 |
7F4 - Lek en Merwede | 14,0 |
8A1 - Walcheren | 17,1 |
8A2 - Zeeuws-Vlaanderen | 13,3 |
8A3 - Oosterscheldebekken | 13,8 |
8B1 - Bergen op Zoom | 16,2 |
8B2 - Roosendaal | 19,9 |
8C1 - Weerijs | 20,8 |
8C2 - Markdal | 23,4 |
8C3 - Dongemond | 16,3 |
8D1 - Tilburg-Centrum | 32,2 |
8D2 - Leijdal | 22,1 |
8D3 - Groene Beemden | 14,7 |
8D4 - Langstraat | 14,9 |
9A1 - s-Hertogenbosch | 21,9 |
9A2 - Meierij | 12,7 |
9A3 - Maasland | 17,3 |
9A4 - Maas en Leijgraaf | 15,1 |
9B1 - Eindhoven-Zuid | 28,2 |
9B2 - Eindhoven-Noord | 24,0 |
9B3 - De Kempen | 12,7 |
9C1 - Dommelstroom | 17,3 |
9C2 - Peelland | 18,4 |
10A1 - Venray / Gennep | 14,5 |
10A2 - Horst / Peel en Maas | 13,9 |
10A3 - Venlo / Beesel | 20,0 |
10A4 - Weert | 17,2 |
10A5 - Roermond | 21,6 |
10A6 - Echt | 14,1 |
10B1 - Brunssum / Landgraaf | 14,6 |
10B2 - Kerkrade | 25,5 |
10B3 - Heerlen | 22,0 |
10C1 - Heuvelland | 12,1 |
10C2 - Maastricht | 24,3 |
10C3 - Westelijke Mijnstreek | 18,7 |
In tabellenbijlage II is weergegeven in welke regionale eenheden, politiedistricten en basisteams het slachtofferschap van traditionele criminaliteit – rekening houdend met de betrouwbaarheidsintervallen rond de uitkomsten – hoger of lager is dan het landelijke gemiddelde en hoger of lager is dan in 2021.
Slachtofferschap traditionele criminaliteit naar 70-duizend-plus-gemeente
Het percentage dat in 2023 slachtoffer is geweest van traditionele criminaliteit is in de 70-duizend-plus-gemeenten met 25 procent hoger dan gemiddeld in Nederland (20 procent; zie figuur 4.1.1). Het hoogst is het slachtofferschap in de G4 (31 procent). In de G40 is 23 procent slachtoffer geweest en in de overige 70-duizend-plus-gemeenten 18 procent.
Op het niveau van de 55 afzonderlijke 70-duizend-plus-gemeenten varieert het percentage inwoners dat slachtoffer is geweest van traditionele criminaliteit van 10 in Meijerijstad tot 33 in Amsterdam.
Gemeente | % (%) |
---|---|
Groningen | 29,6 |
Almere | 19,8 |
Leeuwarden | 25,1 |
Emmen | 17,5 |
Almelo | 17,6 |
Deventer | 22,3 |
Enschede | 27,9 |
Hengelo | 20,3 |
Zwolle | 23,5 |
Apeldoorn | 18,0 |
Arnhem | 27,7 |
Ede | 17,2 |
Nijmegen | 24,9 |
Amersfoort | 20,8 |
Utrecht | 31,0 |
Alkmaar | 20,5 |
Amstelveen | 17,0 |
Amsterdam | 33,4 |
Haarlem | 26,7 |
Haarlemmermeer | 17,2 |
Hilversum | 22,8 |
Hoorn | 18,7 |
Purmerend | 18,4 |
Zaanstad | 22,1 |
Alphen aan den Rijn | 17,2 |
Delft | 25,7 |
Dordrecht | 19,8 |
Gouda | 24,5 |
s-Gravenhage | 28,5 |
Leiden | 24,9 |
Rotterdam | 30,5 |
Schiedam | 24,8 |
Vlaardingen | 24,7 |
Zoetermeer | 14,7 |
Breda | 24,8 |
Eindhoven | 26,0 |
Helmond | 23,4 |
s-Hertogenbosch | 21,9 |
Oss | 18,7 |
Tilburg | 26,9 |
Heerlen | 22,0 |
Maastricht | 24,3 |
Venlo | 20,0 |
Lelystad | 20,4 |
Roosendaal | 25,6 |
Westland | 20,9 |
Sittard-Geleen | 20,7 |
S�dwest-Frysl�n | 16,9 |
Leidschendam-Voorburg | 20,0 |
Nissewaard | 20,9 |
Meierijstad | 9,6 |
Hoeksche Waard | 11,4 |
Dijk en Waard | 17,9 |
Land van Cuijk | 16,1 |
Voorne aan Zee | 17,1 |
In tabellenbijlage III is weergegeven in welke 70-duizend-plus-gemeenten het slachtofferschapspercentage hoger of lager is dan het gemiddelde van deze gemeenten en hoger of lager is dan in 2021.
4.2 Daders geweldsdelicten
Aan de respondenten die aangaven slachtoffer te zijn geweest van geweld is gevraagd of ze de dader(s) kenden en zo ja, wie dat waren, dat wil zeggen wat hun relatie met de dader was. Bijna 4 op de 10 geweldsslachtoffers kenden de dader of de daders. In het geval van mishandeling was de dader bij 42 procent van de slachtoffers bekend, bij fysieke bedreiging bij 40 procent, en bij seksuele delicten bij 32 procent.
De relatie tussen slachtoffer en dader varieert naar het soort geweldsdelict. Bij bedreiging met fysiek geweld en bij mishandeling gaven 17 procent en 13 procent van de slachtoffers aan dat een buurtgenoot de dader was. Bij seksuele delicten werden een vriend(in) of collega met respectievelijk 6 procent en 5 procent het vaakst genoemd. Mishandeling wordt vaker dan de andere delicten door de partner of ex-partner gepleegd (respectievelijk 2 en 6 procent). Een substantieel deel van de slachtoffers zegt dat een andere, niet nader genoemde bekende de dader is (bij mishandeling 12 procent, bij fysieke bedreiging 13 procent en bij seksueel geweld 10 procent).
% daders | Mishandeling (% slachtoffers) | Bedreiging met fysiek geweld (% slachtoffers) | Seksuele delicten (% slachtoffers) |
---|---|---|---|
Partner | 1,5 | 0,5 | 0,9 |
Ex-partner | 5,7 | 2,9 | 3,5 |
Familielid | 2,9 | 1,3 | 0,7 |
Buurtgenoot | 12,6 | 16,7 | 3,8 |
Vriend / vriendin | 2,5 | 2 | 6,2 |
Collega | 0,4 | 1,2 | 5,1 |
Leidinggevende | 0 | 0,4 | 1,5 |
Medestudent / -scholier | 2,8 | 1,6 | 1,6 |
Docent of andere leraar | 0 | 0,1 | 0,2 |
Bekende van sport of hobby | 0,6 | 0,7 | 1,1 |
Zorgverlener | 0,3 | 0,2 | 0,2 |
Andere bekende | 12,4 | 13,4 | 10,2 |
1) Meerdere antwoorden mogelijk. |
4.3 Gevolgen traditionele criminaliteit voor slachtoffers
Ruim een kwart van de slachtoffers van traditionele criminaliteit gaf aan emotionele of psychische problemen, lichamelijke verwondingen of letsel en/of financiële problemen te (hebben) ervaren als gevolg van hun slachtofferschap. Emotionele of psychische problemen werden het vaakst gerapporteerd: 22 procent van de slachtoffers had hier last van.
Het percentage slachtoffers dat gevolgen heeft ondervonden is het grootst bij geweldsdelicten: 35 procent van de geweldsslachtoffers heeft emotionele, financiële en/of fysieke gevolgen ervaren. Emotionele problemen kwamen met 32 procent verreweg het meest voor, gevolgd door lichamelijk letsel (7 procent) en financiële problemen (3 procent). Ook bij vermogensdelicten en vernielingen hadden slachtoffers het vaakst emotionele problemen, maar bij deze delicten worden ook financiële problemen relatief vaak gerapporteerd.
% slachtoffers | Totaal (% slachtoffers) | Geweldsdelicten (% slachtoffers) | Vermogensdelicten (% slachtoffers) | Vernielingen (% slachtoffers) |
---|---|---|---|---|
Totaal | 27,9 | 35 | 26,7 | 20,2 |
waarvan: | ||||
Emotionele of psychische problemen | 21,7 | 32,1 | 18,3 | 14,2 |
Financiële problemen | 9,8 | 2,5 | 13 | 8,6 |
Lichamelijke verwondingen of letsel | 2,7 | 6,6 | 0,9 | 0,8 |
1) Per delict kon ook een combinatie van de problemen worden geantwoord. |
4.4. Melding en aangifte traditionele criminaliteit
Percentage slachtoffers dat melding en aangifte doet
In 2023 deed 37 procent van de slachtoffers van traditionele criminaliteit melding bij de politie van wat hen overkomen was. Bijna 1 op de 3 slachtoffers (32 procent) deed aangifte. Dit is vergelijkbaar met 2021 toen 38 procent meldde en 32 procent aangifte deed.
Het aangiftepercentage verschilt per delictsoort. Slachtoffers van vermogensdelicten doen het vaakst aangifte (41 procent). Vooral autodiefstal en diefstal van andere voertuigen worden vaak aangegeven: respectievelijk 94 procent en 64 procent van de slachtoffers van deze delicten doen aangifte. Ook (poging) tot inbraak en diefstal uit de auto worden vaak aangegeven (door 54 procent en 61 procent van de slachtoffers). Slachtoffers van geweldsdelicten en vernielingen doen minder vaak aangifte van wat hen overkomen is (19 procent en 18 procent). Slachtoffers van seksuele delicten doen het minst vaak aangifte (6 procent).
Soms melden slachtoffers bij de politie wat hen overkomen is maar doen ze geen aangifte. Vooral bij geweldsdelicten komt dit relatief vaak voor en dan vooral bij bedreiging met fysiek geweld en bij mishandeling. Van de slachtoffers van geweldsdelicten heeft 27 procent dit bij de politie gemeld, terwijl 19 procent aangifte doet. Bij vermogensdelicten zijn deze percentages 45 (melding) en 41 (aangifte), en bij vernielingen 22 en 18.
% slachtoffers | Melding (% slachtoffers) | Aangifte (% slachtoffers) |
---|---|---|
Totaal delicten | 37,0 | 31,8 |
Geweldsdelicten totaal | 27,3 | 18,8 |
Mishandeling | 47,5 | 37,8 |
Bedreiging met fysiek geweld | 29,9 | 19,9 |
Seksuele delicten | 9,1 | 6,3 |
Vermogensdelicten totaal | 45,0 | 41,2 |
(Poging tot) inbraak | 64,1 | 53,8 |
Fietsdiefstal | 42,6 | 40,1 |
Autodiefstal | 93,8 | 93,7 |
Diefstal uit auto | 63,2 | 60,5 |
Diefstal vanaf auto | 39,6 | 38,1 |
Diefstal andere voertuigen | 65,8 | 63,9 |
(Poging tot) zakkenrollerij, beroving | 40,7 | 36,9 |
Overige diefstal | 24,9 | 22,8 |
Vernielingen | 21,5 | 18,1 |
Percentage ondervonden delicten waarvan melding en aangifte is gedaan
Melding en aangifte zijn hierboven uitgedrukt in het percentage slachtoffers dat meldt en aangifte doet. Melding en aangifte kunnen ook worden uitgedrukt in het percentage door slachtoffers ondervonden delicten waarvan melding en aangifte is gedaan.
In 2023 is 33 procent van alle geweldsdelicten, vermogensdelicten en vernielingen bij de politie gemeld. Van 27 procent van alle ondervonden delicten werd aangifte gedaan. Deze percentages zijn lager dan in 2021 toen 35 procent van de delicten werd gemeld en van 29 procent aangifte werd gedaan. Het aangiftepercentage verschilt per delictsoort. Vermogensdelicten worden met 39 procent relatief vaak aangegeven. Vooral bij autodiefstal en diefstal van andere voertuigen is het aangiftepercentage met 92 en 64 hoog. Van geweldsdelicten wordt minder vaak aangifte gedaan (20 procent). Vooral seksuele delicten worden relatief weinig aangegeven. Van 6 procent van de seksuele delicten wordt aangifte gedaan. Van vernielingen wordt 19 procent aangegeven.
Soms wordt een delict wel gemeld bij de politie maar wordt er geen aangifte van gedaan. Met name bij geweldsdelicten komt dit relatief vaak voor en dan vooral bij bedreiging met fysiek geweld en bij mishandeling. In totaal wordt van alle geweldsdelicten 28 procent gemeld en wordt 20 procent aangegeven. Bij vermogensdelicten is dit respectievelijk 43 en 39 procent, en bij vernielingen 22 en 19 procent.
in % van ondervonden delicten | Melding (in % van ondervonden delicten) | Aangifte (in % van ondervonden delicten) |
---|---|---|
Totaal delicten | 32,6 | 27,3 |
Geweldsdelicten totaal | 27,7 | 19,5 |
Mishandeling | 46,0 | 36,6 |
Bedreiging met fysiek geweld | 32,1 | 21,8 |
Seksuele delicten | 8,9 | 6,2 |
Vermogensdelicten totaal | 43,1 | 39,1 |
(Poging tot) inbraak | 63,3 | 52,3 |
Fietsdiefstal | 41,7 | 38,9 |
Autodiefstal | 92,5 | 92,4 |
Diefstal uit auto | 62,1 | 59,7 |
Diefstal vanaf auto | 40,4 | 38,9 |
Diefstal andere voertuigen | 65,7 | 64,0 |
(Poging tot) zakkenrollerij, beroving | 37,0 | 33,7 |
Overige diefstal | 25,1 | 22,6 |
Vernielingen | 22,2 | 18,5 |
Redenen voor geen melding of aangifte
Het belangrijkste motief voor slachtoffers om het delict niet bij de politie te melden of aan te geven is dat ‘het toch niets helpt’. Bij 43 procent van de ondervonden delicten werd dit als (een van) de reden(en) genoemd. Ongeveer een kwart van de ondervonden delicten is niet gemeld of aangegeven omdat men ‘er niet aan gedacht had of het niet zo belangrijk vond’. In 19 procent van de gevallen werd het ‘niet als een zaak voor de politie gezien’.
De redenen om niet te melden of geen aangifte te doen variëren per delictsoort. Bij vermogensdelicten en vernielingen wordt relatief vaak gezegd dat ‘het toch niets helpt’ of men er ‘geen zin of tijd voor heeft’. Bij geweldsdelicten worden vaker dan bij de andere delicten ‘angst voor een vervelende reactie of wraak’, ‘schuld- of schaamtegevoel’, ‘het is al opgelost’ en ‘op advies van de politie’ als redenen genoemd om niet te melden of geen aangifte te doen.
% van niet aangegeven delicten | Totaal (in % van niet gemelde/aangegeven delicten) | Geweldsdelicten (in % van niet gemelde/aangegeven delicten) | Vermogensdelicten (in % van niet gemelde/aangegeven delicten) | Vernielingen (in % van niet gemelde/aangegeven delicten) |
---|---|---|---|---|
Het helpt toch niets | 42,9 | 38,1 | 47,2 | 43,7 |
Niet aan gedacht / niet zo belangrijk | 25,6 | 26,1 | 25,4 | 25,1 |
Dit is geen zaak voor de politie | 19,0 | 20,8 | 12,3 | 24,6 |
Geen zin of tijd / teveel moeite | 14,6 | 11,4 | 18,2 | 14,3 |
Uit angst voor vervelende reactie of wraak | 7,0 | 13,0 | 2,7 | 4,6 |
Het is al opgelost | 6,3 | 8,6 | 5,3 | 4,8 |
Op advies van de politie | 2,6 | 3,9 | 2,0 | 1,7 |
Door schuld- of schaamtegevoel | 2,3 | 4,9 | 1,1 | 0,5 |
Financiële schade is al vergoed | 1,1 | 0,2 | 1,2 | 2,1 |
Digitaal aangifte/melding doen lukt niet | 1,2 | 0,5 | 2,3 | 0,9 |
Nog niet aan toe gekomen, ga ik nog doen | 0,7 | 0,5 | 1,0 | 0,7 |
Andere reden | 13,5 | 15,7 | 12,8 | 11,8 |
Geen antwoord | 4,1 | 3,2 | 5,3 | 3,8 |
1) Meerdere antwoorden mogelijk. |