5. Analyse achterstandsscores
In dit hoofdstuk vergelijken we voorlopige en definitieve achterstandsscores in 2020/2021 (op basis van de voorlopige en definitieve gemeentelijke indeling 2023) alsmede voorlopige achterstandsscores in 2022/2023 (op basis van de voorlopige gemeentelijke indeling 2024) en definitieve achterstandsscores in 2020/2021 (op basis van de definitieve gemeentelijke indeling 2023). We doen dit voor zowel achterstandsscores met als zonder drempel.
Op basis van de voorlopige achterstandsscore wordt het budget voor de GOAB (Gemeentelijk Onderwijs Achterstanden Beleid) verdeeld en al een deel van het budget uitgekeerd. Op basis van de definitieve scores wordt ook definitief de verdeling van het budget vastgesteld. Eventuele wijzigingen in de achterstandsscore worden dan in de laatste uitbetaling van het budget gecorrigeerd. Een vergelijking tussen voorlopige en definitieve achterstandsscores toont aan hoe groot deze wijzigingen en correcties zijn.
Er zijn een aantal oorzaken waardoor de definitieve achterstandsscores af kunnen wijken van de voorlopige scores. Ten eerste kan er sprake zijn van een verandering in het gemiddelde opleidingsniveau van moeders op een school. Dit kan het gevolg zijn van een fusie van scholen in de periode tussen de productie van de voorlopige en de definitieve scores. Een schoolfusie kan zowel binnen de gemeentegrens zijn als over de gemeentegrens heen. Alleen als het een fusie is tussen twee vestigingen binnen hetzelfde BRIN-nummer én binnen dezelfde gemeente verandert het gemiddelde opleidingsniveau van moeders niet. Verschillen in het gemiddelde opleidingsniveau van moeders zorgen voornamelijk voor verschillen in individuele onderwijsscores van leerlingen op die school, dit kan vervolgens resulteren in een verandering van het aantal achterstandsleerlingen binnen een gemeente. Daarnaast zorgen verschillen in het gemiddelde opleidingsniveau van moeders op een school indirect ook voor kleine verschillen in het populatiegemiddelde van onderwijsscores en de grenswaarde.
Ten tweede kan er sprake zijn van een verschuiving van achterstandsleerlingen over gemeentegrenzen heen. Dit kan het gevolg zijn van zowel een fusie van scholen over de gemeentegrens heen, of het wijzigen van de gemeentegrens. In beide gevallen kan het zijn dat een school bij het berekenen van de definitieve scores in een andere gemeente wordt ingedeeld. In het geval van een wijziging van de gemeentegrens geldt dat ook voor peuters. De scores van de verhuizende schoolvestiging en/of verhuizen dan mee van de ene naar de andere gemeente.
5.1 Vergelijking voorlopige en definitieve achterstandsscores op basis van voorlopige en definitieve gemeentelijke indeling 2023 (peiljaren 2020 en 2021)
De figuren 5.1.1 en 5.1.2 geven verschillen tussen voorlopige (horizontale as) en definitieve achterstandsscores (verticale as) in 2019/2020 weer, zowel voor achterstandsscores zonder (5.1.1) als met drempel (5.1.2). De figuren laten zien dat bijna alle gemeenten op of vlakbij de diagonaal liggen, wat betekent dat de verschillen tussen voorlopige en definitieve achterstandsscores van gemeenten in 2020/2021 over het algemeen klein waren.
Grootste absolute verschillen
De tabellen 5.1.3 en 5.1.4 geven de gemeenten met de grootste negatieve (5.1.3) en positieve (5.1.4) verschillen tussen voorlopige en definitieve achterstandsscores met drempel in 2020/2021 weer. Voor wisselingen in achterstandsscores zijn zoals genoemd in paragraaf 5 meerdere redenen aan te wijzen. Wat betreft de vergelijking van de voorlopige en definitieve achterstandsscores in 2020/2021 hebben er enkel schoolfusies binnen de gemeentes plaatsgevonden, er is geen sprake van schoolfusies over een gemeentegrens heen of wijzigingen in de gemeentelijke indeling. Het verwerken van schoolfusies heeft gevolgen voor de grenswaarde en het populatiegemiddelde van de onderwijsscores. Voor de scholen die betrokken zijn bij de fusie verandert ook het gemiddelde opleidingsniveau van de ouders. Fusies hebben dus effect op de betrokken scholen, maar ook in mindere mate op alle andere scholen.
Gemeente | voorlopige achterstandsscore | definitieve achterstandsscore | verschil | verschil (%) |
---|---|---|---|---|
Amsterdam | 82 400,450 | 82 384,420 | -16,030 | -0,02 |
Diemen | 1 623,330 | 1 609,850 | -13,480 | -0,83 |
Oss | 5 933,350 | 5 921,355 | -11,995 | -0,20 |
Nissewaard | 7 388,490 | 7 377,840 | -10,650 | -0,14 |
Emmen | 6 480,915 | 6 470,900 | -10,015 | -0,15 |
Opsterland | 605,195 | 600,515 | -4,680 | -0,77 |
Alphen aan den Rijn | 4 701,375 | 4 697,865 | -3,510 | -0,07 |
Uitgeest | 132,275 | 128,975 | -3,300 | -2,49 |
Heerde | 589,345 | 586,545 | -2,800 | -0,48 |
Nieuwegein | 3 418,590 | 3 416,220 | -2,370 | -0,07 |
Gemeente | voorlopige achterstandsscore | definitieve achterstandsscore | verschil | verschil (%) |
---|---|---|---|---|
Rotterdam | 97 691,135 | 97 719,300 | 28,165 | 0,03 |
Haarlemmermeer | 4 919,580 | 4 927,340 | 7,760 | 0,16 |
Zoetermeer | 9 176,155 | 9 182,875 | 6,720 | 0,07 |
's-Hertogenbosch | 8 139,380 | 8 145,920 | 6,540 | 0,08 |
Zandvoort | 586,050 | 591,835 | 5,785 | 0,99 |
Venlo | 8 032,980 | 8 036,170 | 3,190 | 0,04 |
Moerdijk | 1 575,305 | 1 577,630 | 2,325 | 0,15 |
Hardenberg | 2 513,835 | 2 515,985 | 2,150 | 0,09 |
Barneveld | 2 811,665 | 2 813,810 | 2,145 | 0,08 |
Vijfheerenlanden | 3 187,350 | 3 189,495 | 2,145 | 0,07 |
Grootste percentuele verschillen
De tabellen 5.1.5 en 5.1.6 geven de gemeenten met percentueel gezien de grootste negatieve (5.1.5) en positieve (5.1.6) verschillen tussen voorlopige en definitieve achterstandsscores met drempel in 2020/2021 weer.
Gemeente | voorlopige achterstandsscore | definitieve achterstandsscore | verschil (%) | verschil |
---|---|---|---|---|
Uitgeest | 132,275 | 128,975 | -2,49 | -3,300 |
Diemen | 1 623,330 | 1 609,850 | -0,83 | -13,480 |
Opsterland | 605,195 | 600,515 | -0,77 | -4,680 |
Heerde | 589,345 | 586,545 | -0,48 | -2,800 |
Son en Breugel | 79,635 | 79,345 | -0,36 | -0,290 |
Oss | 5 933,350 | 5 921,355 | -0,20 | -11,995 |
Emmen | 6 480,915 | 6 470,900 | -0,15 | -10,015 |
Nissewaard | 7 388,490 | 7 377,840 | -0,14 | -10,650 |
Gooise Meren | 114,345 | 114,210 | -0,12 | -0,135 |
Súdwest-Fryslân | 2 641,280 | 2 639,090 | -0,08 | -2,190 |
Gemeente | voorlopige achterstandsscore | definitieve achterstandsscore | verschil (%) | verschil |
---|---|---|---|---|
Zandvoort | 586,050 | 591,835 | 0,99 | 5,785 |
Haarlemmermeer | 4 919,580 | 4 927,340 | 0,16 | 7,760 |
Moerdijk | 1 575,305 | 1 577,630 | 0,15 | 2,325 |
Hardenberg | 2 513,835 | 2 515,985 | 0,09 | 2,150 |
's-Hertogenbosch | 8 139,380 | 8 145,920 | 0,08 | 6,540 |
Barneveld | 2 811,665 | 2 813,810 | 0,08 | 2,145 |
Zoetermeer | 9 176,155 | 9 182,875 | 0,07 | 6,720 |
Vijfheerenlanden | 3 187,350 | 3 189,495 | 0,07 | 2,145 |
Venlo | 8 032,980 | 8 036,170 | 0,04 | 3,190 |
Rotterdam | 97 691,135 | 97 719,300 | 0,03 | 28,165 |
5.2 Vergelijking definitieve (op basis van definitieve gemeentelijke indeling 2023; peiljaren 2020 en 2021) en voorlopige (op basis van voorlopige gemeentelijke indeling 2024; peiljaren 2022 en 2023) achterstandsscores
We vergelijken definitieve achterstandsscores voor 2020/2021 (op basis van de definitieve gemeentelijke indeling 2023) met voorlopige achterstandsscores voor 2022/2023 (op basis van de voorlopige gemeentelijke indeling 2024), zodat we een beeld krijgen van de stabiliteit van achterstandsscores tussen jaren.
Oorzaken van (sterke) dalingen in achterstandsscores zijn een daling van het aantal leerlingen en peuters, netto uitstroom van leerlingen en peuters met lage onderwijsscores en het stijgen van onderwijsscores van leerlingen en peuters. Verder spelen ook verhuizingen een rol doordat deze niet altijd gelijkmatig verdeeld zijn over de populatie. Bij sommige gemeenten is te zien dat de achtergrondkenmerken van de populatie kinderen die naar een gemeente toe verhuizen anders is dan de achtergrondkenmerken van de kinderen die naar een andere gemeente verhuizen. Een veelvoorkomende reden voor netto uitstroom van leerlingen en peuters met lage onderwijsscores is een daling van het aantal leerlingen met een asielstatus. Voor de jaren die we nu hebben onderzocht, hebben we een tweetal additionele oorzaken van fluctuaties: de herijking en de wisseling van het peilmoment (zoals beschreven in paragraaf 2.3). De gevolgen van de herijking resulteren hier in een andere populatie van leerlingen die tot achterstandsleerlingen behoren. Een aantal specifieke herkomsten met negatieve coëfficiënten zien we – vooral in gemeenten met grote steden – minder voorkomen in deze populatie. Hetzelfde zien we met een aantal opleidingsniveaus van de ouders. Mede door deze veranderingen is het beeld dat de gemiddelde score van de achterstandsleerling dichterbij het populatiegemiddelde ligt. Daarbovenop, mede door de wisseling van het peilmoment, zien we dat er relatief minder ouders kunnen worden gekoppeld aan de leerlingen, waardoor we meer imputatie van het opleidingsniveau zien.
Meer informatie over de oorzaken van dalingen en stijgingen van achterstandsscores is te lezen in de brochure “Fluctuaties achterstandsscores scholen”4). Hoewel deze brochure is gericht op scholen, is de werking van de indicator voor gemeenten vergelijkbaar.
De figuren 5.2.1 en 5.2.2 geven verschillen tussen definitieve achterstandsscores in 2020/2021 (horizontale as) en voorlopige achterstandsscores in 2022/2023 (verticale as) weer, zowel voor achterstandsscores zonder (5.2.1) als met drempel (5.2.2). De figuren laten zien dat bijna alle gemeenten op of nabij de diagonaal liggen, wat betekent dat de voorlopige achterstandsscores in 2022/2023 over het algemeen vergelijkbaar waren met de definitieve achterstandsscores in 2020/2021.
Grootste absolute verschillen
De tabellen 5.2.3 en 5.2.4 tonen de gemeenten met de grootste negatieve (5.2.3) en positieve (5.2.4) verschillen tussen definitieve achterstandsscores in 2020/2021 en voorlopige achterstandsscores in 2022/2023. Beide tabellen bevatten vooral grotere gemeenten met hoge achterstandsscores. Dit is intuïtief, omdat grote gemeenten bij een vergelijkbaar percentueel verschil in absolute termen aanzienlijk grotere verschillen hebben dan kleinere gemeenten. Verschillen in de achterstandsscores zijn het gevolg van verschuivingen in de samenstelling van de kindpopulatie door onder meer verhuizingen van kinderen tussen gemeenten. In sommige gemeenten is de ‘verhuisinstroom’ aanzienlijk anders van samenstelling dat de ‘verhuisuitstroom’. Zo kan een netto uitstroom van asielkinderen in gemeenten een daling in achterstandsscores veroorzaken.
Gemeente | definitieve achterstandsscore | voorlopige achterstandsscore | verschil | verschil (%) |
---|---|---|---|---|
Rotterdam | 97 719,300 | 89 972,965 | -7 746,335 | -8 |
Amsterdam | 82 384,420 | 76 188,770 | -6 195,650 | -8 |
's-Gravenhage | 77 158,775 | 72 701,215 | -4 457,560 | -6 |
Almere | 20 742,800 | 19 648,775 | -1 094,025 | -5 |
Tilburg | 17 309,770 | 16 263,545 | -1 046,225 | -6 |
Schiedam | 12 554,460 | 11 765,550 | -788,910 | -6 |
Enschede | 13 174,265 | 12 457,370 | -716,895 | -5 |
Utrecht | 23 261,425 | 22 720,280 | -541,145 | -2 |
Capelle aan den IJssel | 5 586,500 | 5 073,240 | -513,260 | -9 |
Gouda | 5 281,870 | 4 863,270 | -418,600 | -8 |
Gemeente | definitieve achterstandsscore | voorlopige achterstandsscore | verschil | verschil (%) |
---|---|---|---|---|
Hoeksche Waard | 1 477,960 | 2 007,575 | 529,615 | 36 |
Leeuwarden | 4 894,440 | 5 375,010 | 480,570 | 10 |
Haarlemmermeer | 4 927,340 | 5 376,460 | 449,120 | 9 |
Eindhoven | 14 717,040 | 15 134,825 | 417,785 | 3 |
Boxtel | 1 067,240 | 1 478,420 | 411,180 | 39 |
Lansingerland | 503,790 | 900,730 | 396,940 | 79 |
Apeldoorn | 7 204,415 | 7 600,255 | 395,840 | 5 |
Emmen | 6 470,900 | 6 859,960 | 389,060 | 6 |
Westland | 3 571,300 | 3 951,650 | 380,350 | 11 |
Tytsjerksteradiel | 1 348,020 | 1 706,855 | 358,835 | 27 |
Grootste percentuele verschillen
De tabellen 5.2.5 en 5.2.6 geven de gemeenten met percentueel gezien de grootste negatieve (5.2.5) en positieve (5.2.6) verschillen tussen definitieve achterstandsscores in 2020/2021 en voorlopige achterstandsscores in 2022/2023 weer. Beide tabellen bevatten uitsluitend kleinere gemeenten, wat verklaarbaar is omdat in absolute zin bescheiden veranderingen voor deze gemeenten percentueel gezien grote veranderingen kunnen zijn.
Gemeente | definitieve achterstandsscore | voorlopige achterstandsscore | verschil (%) | verschil |
---|---|---|---|---|
Ameland | 7,160 | 0,000 | -100 | -7,160 |
Waalre | 1,260 | 0,000 | -100 | -1,260 |
Vlieland | 18,915 | 11,265 | -40 | -7,650 |
Schiermonnikoog | 13,740 | 9,995 | -27 | -3,745 |
Simpelveld | 211,535 | 157,655 | -25 | -53,880 |
Westerwolde | 1 915,150 | 1 605,710 | -16 | -309,440 |
Hilvarenbeek | 219,050 | 186,970 | -15 | -32,080 |
Vaals | 413,605 | 352,220 | -15 | -61,385 |
Olst-Wijhe | 298,020 | 252,965 | -15 | -45,055 |
Staphorst | 630,490 | 543,510 | -14 | -86,980 |
Gemeente | definitieve achterstandsscore | voorlopige achterstandsscore | verschil (%) | verschil |
---|---|---|---|---|
Oegstgeest | 0,000 | 52,260 | * | 52,260 |
Vught | 14,835 | 136,535 | 820 | 121,700 |
Eemnes | 32,190 | 114,010 | 254 | 81,820 |
Heeze-Leende | 46,520 | 135,895 | 192 | 89,375 |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 64,675 | 151,420 | 134 | 86,745 |
Heumen | 92,990 | 213,115 | 129 | 120,125 |
Midden-Delfland | 60,280 | 134,075 | 122 | 73,795 |
Houten | 258,250 | 499,930 | 94 | 241,680 |
Mook en Middelaar | 13,520 | 25,845 | 91 | 12,325 |
Ommen | 146,195 | 275,700 | 89 | 129,505 |
* Omdat de eerste score nul is, kan er geen percentage worden uitgerekend omdat een cijfer niet door nul gedeeld kan worden. |