Monitor Loonverschillen mannen en vrouwen, 2024

5. Verklaring van loonverschillen

Uit hoofdstuk 1 blijkt dat het uurloon van vrouwen lager ligt dan dat van mannen. Het verschil wordt kleiner wanneer statistisch gecorrigeerd wordt voor werknemers-, werkgevers- en baankenmerken. Hoe zit dat precies? Welke kenmerken zijn het meest bepalend voor het loonverschil?

De correctie van het loonverschil tussen vrouwen en mannen wordt door meerdere kenmerken veroorzaakt. Die kenmerken kunnen niet eenvoudigweg bij elkaar worden opgeteld, omdat ze onderling samenhangen. Daarom is gebruik gemaakt van de Karlson-Holm-Breen-methode (zie paragraaf 8.4). Deze methode maakt gebruik van een meervoudige regressieanalyse om de statistische correctie van het loonverschil toch aan bepaalde kenmerken toe te kunnen schrijven.

Het uurloon ligt hoger naarmate de kenmerken van de werknemer, werkgever en baan gunstiger zijn. Als gunstige kenmerken minder vaak bij vrouwen dan bij mannen voorkomen, dan vergroten zulke kenmerken het loonverschil. Als ze juist vaker bij vrouwen dan bij mannen voorkomen, dan dempen ze het loonverschil. Onderstaande analyse geeft inzicht in de vergroting en demping van het loonverschil.

5.1 Vergrotende kenmerken

Het loonverschil tussen mannen en vrouwen is aan meerdere kenmerken toe te schrijven. In het bedrijfsleven lag in 2024 het statistisch gecorrigeerde loonverschil 8,4 procentpunt lager dan het feitelijke loonverschil. De volgende vier kenmerken speelden daarbij de grootste rol (tenminste één procentpunt):

  1. Longitudinale deeltijdfactor
  2. Leidinggeven
  3. Soort werknemer
  4. Beroepsniveau

Vrouwen hebben gemiddeld een korter arbeidsverleden dan mannen, omdat zij gedurende de vijftien jaar vóór 2024 vaker in deeltijd hebben gewerkt. Langdurig deeltijdwerk gaat gepaard met lagere lonen. Zodoende is 6,7 procentpunt van het loonverschil tussen mannen en vrouwen het bedrijfsleven aan de longitudinale deeltijdfactor toe te schrijven. Naast hun deeltijdverleden geven vrouwen minder vaak leiding dan mannen. In leidinggevende functies liggen de lonen hoger dan in andere functies. 1,7 procent van het loonverschil tussen mannen en vrouwen is aan de verschillende mate van leiddinggeven toe te schrijven. Verder is er variatie in het soort werknemer. Vrouwen werken iets minder vaak dan mannen als uitzendkracht en iets vaker als oproepkracht, maar vooral minder vaak als directeur-grootaandeelhouder. Directeur-grootaandeelhouders verdienen aanzienlijk meer dan reguliere werknemers. 1,3 procent van het loonverschil tussen mannen en vrouwen is aan het soort werknemer dat zij zijn toe te schrijven. Ten slotte liggen de beroepen die vrouwen in het bedrijfsleven vervullen gemiddeld op een iets lager niveau dan die van mannen. 1,0 procent van het loonverschil tussen mannen en vrouwen in het bedrijfsleven is toe te schrijven aan het beroepsniveau.

Bij de overheid lag in 2024 het statistisch gecorrigeerde loonverschil 2,8 procentpunt lager dan het feitelijke loonverschil. Daarbij speelden de volgende twee kenmerken de grootste rol (tenminste één procentpunt):

  1. Longitudinale deeltijdfactor
  2. Leidinggeven

Net als in het bedrijfsleven, hebben vrouwen bij de overheid een relatief groot deel van hun arbeidsverleden in deeltijd gewerkt. 5,0 procent van het loonverschil tussen mannen en vrouwen is aan de longitudinale deelfactor toe te schrijven. Ook geven vrouwen minder vaak leiding dan mannen. 1,6 procent van het loonverschil tussen mannen en vrouwen is aan leidinggeven toe te schrijven. De overige kenmerken uit het model leveren een kleinere bijdrage aan het loonverschil bij de overheid.

5.2 Dempende kenmerken

De hierboven besproken verschillen tussen mannen en vrouwen vergroten het loonverschil. Er kunnen ook kenmerken zijn die het loonverschil juist dempen.

In het bedrijfsleven zijn er geen kenmerken die het loonverschil met tenminste één procentpunt dempen.

Bij de overheid hebben de volgende kenmerken een dempende werking van tenminste één procentpunt:

  1. Opleidingsniveau
  2. Beroepsniveau

Vrouwen die bij de overheid werken zijn gemiddeld hoger opgeleid dan mannen die bij de overheid werken. Een hogere opleiding hangt samen met een hoger uurloon. Daardoor valt het loonverschil iets kleiner uit, dan wanneer vrouwen en mannen hetzelfde opleidingsniveau hadden gehad. Het verschil in opleidingsniveau ten gunste van vrouwen dempt het loonverschil met 3,3 procentpunt. Naast hun hogere opleidingsniveau, werken vrouwen bij de overheid op een hoger beroepsniveau dan mannen. Dit verschil van beroepsniveau dempt het loonverschil tussen mannen en vrouwen met 1,9 procentpunt.