Hoe vergaat het verschillende bevolkingsgroepen tijdens de coronacrisis?

- Medisch -

In welke bedrijfstak ligt het ziekteverzuim het hoogst?

Het ziekteverzuim onder werknemers steeg in 2020 het sterkst in de horeca. In 2020 kwam het verzuim hier uit op 3,7 procent, een jaar eerder was dat 2,7 procent. Ook in de landbouw, de zorg de bouw, de industrie en de handel was in 2020 een sterke stijging van het verzuim. Net als in 2018 en 2019 had de zorg van alle bedrijfstakken het hoogste verzuim. Het verzuim onder zorgwerknemers liep op van 5,7 naar 6,4 procent. Het totale ziekteverzuim onder werknemers van bedrijven en overheid was in 2020, 4,7 procent. In het onderwijs en bij het openbaar bestuur liep het verzuim van werknemers juist terug tot respectievelijk 4,8 en 5,1 procent. Een verzuim van 5,1 procent betekent dat van elke duizend te werken dagen er 51 werden verzuimd wegens ziekte. De meest recente cijfers over ziekteverzuim naar bedrijfstak zijn te vinden op StatLine.
StatLine: Ziekteverzuimpercentage; bedrijfstakken en bedrijfsgrootte

Stierven mannen tijdens de eerste coronagolf eerder aan COVID-19 dan vrouwen?

Omdat vrouwen oververtegenwoordigd zijn in de hoogste leeftijden, overlijden er doorgaans meer vrouwen dan mannen. De sterfte aan COVID-19 was tijdens de eerste golf onder mannen echter groter dan onder vrouwen. Gecorrigeerd voor onder meer verschillen in leeftijd is de kans dat een man aan COVID-19 overlijdt twee maal zo groot als van een vrouw.
Lees meer

Stierven ouderen tijdens de eerste coronagolf eerder aan COVID-19 dan jongeren?

De kans om te overlijden aan COVID-19 is sterk afhankelijk van leeftijd. Hoe ouder iemand is, hoe groter de kans op overlijden aan COVID-19. Er zijn daarom veel ouderen onder de overledenen aan COVID-19, maar ook jongeren zijn er aan overleden. De kans dat een 80-plusser aan COVID-19 overleed was tijdens de eerste golf ruim duizend maal zo groot als die van iemand beneden de vijftig jaar. Van de sterfte onder mensen jonger dan 50 jaar was 4,2 procent te wijten aan COVID-19.
Lees meer

Stierven mensen met een migratieachtergrond tijdens de eerste coronagolf eerder aan COVID-19 dan mensen met een Nederlandse achtergrond?

Op basis van een eerste verkennende analyse kan voorlopig geconcludeerd worden dat het risico op overlijden aan COVID-19 onder mensen met een migratieachtergrond iets hoger is dan onder mensen met een Nederlandse achtergrond. Dit was tijdens de eerste golf van de corona-epidemie met name zichtbaar in de drie GGD-regio’s Amsterdam, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond. Het gaat bij migrantengroepen echter niet om één homogene groep: er bestaat een hoge mate van diversiteit onder inwoners met een migratieachtergrond. Daarnaast gaat het om relatief kleine aantallen sterfgevallen. Bovendien is deze voorlopige conclusie op basis van de eerste coronagolf, met de meeste besmettingshaarden in het zuidoosten, terwijl mensen met een migratieachtergrond veelal in de Randstad wonen.
Lees meer

Stierven mensen met een laag inkomen tijdens de eerste coroagolf eerder aan COVID-19 dan mensen met een hoog inkomen?

Er is een duidelijk verband tussen inkomen en sterfte: hoe lager het inkomen, des te hoger het risico op overlijden. Dit geldt ook voor het overlijden aan COVID-19. Echter, COVID-19 heeft de bekende verschillen in sterftekansen tussen de inkomensgroepen niet verhoogd. Mensen binnen de laagste inkomensgroep (de laagste twintig procent inkomens) hadden tijdens de eerste coronagolf twee maal zoveel kans op overlijden aan COVID-19 dan mensen binnen de hoogste inkomensgroep. De kansen van de middelste inkomensgroepen lagen daar tussenin. Voor de sterfte aan COVID-19 onder mensen die institutionele zorg ontvingen, maakte het inkomen geen verschil.
Lees meer

Stiefven mensen die zorg ontvangen tijdens de eerste coronagolf eerder aan COVID-19 dan mensen die geen zorg ontvangen?

Mensen die institutionele zorg ontvangen zoals bewoners van verpleeghuizen hadden tijdens de eerste coronagolf veertien maal zoveel kans om aan COVID-19 te overlijden dan mensen zonder zorg. Ook bij mensen die thuiszorg ontvangen op basis van de Wet langdurige zorg was de kans op overlijden aan COVID-19 tijdens de eerste coronagolf verhoogd (tien maal).
Lees meer

Waren er tijdens de eerste coronagolf regionale verschillen in de sterfte aan COVID-19?

In het zuidoosten van het land was de kans om aan COVID-19 te overlijden in de eerste golf (t/m juni 2020) zes maal zo groot als in het noordoosten, de minst getroffen streek van het land. De kans op sterfte aan COVID-19 in de GGD-regio’s Amsterdam, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond, was tijdens de eerste golf vier keer zo groot als in het noordoosten. Dit beeld past bij de rol die de voorjaarsvakantie en het carnaval in Zuid-Nederland speelden bij de verspreiding van het nieuwe coronavirus.
Lees meer

Zijn ouderen vaker bereid zich te vaccineren dan jongeren?

De vaccinatiebereidheid loopt op met de leeftijd. Van de 16- tot 30-jarigen was 64 procent zich in het eerste kwartaal van 2021 voornemens zich te laten inenten tegen het coronavirus of is al ingeënt. Onder 75-plussers was dit 81 procent.
Lees meer

Zijn mannen vaker bereid zich te vaccineren dan vrouwen?

Mannen waren in het eerste kwartaal van 2021 ongeveer even vaak als vrouwen van plan om zich te laten vaccineren of is al ingeënt (72 procent tegen 70 procent).
Lees meer

Zijn hoogopgeleiden vaker bereid zich te vaccineren dan laagopgeleiden?

Onder 25-plussers gaven hoogopgeleiden (afgerond hbo of wo) in het eerste kwartaal van 2021 met 77 procent vaker aan dat ze van plan zijn zich te laten vaccineren of al ingeënt zijn dan laagopgeleiden (68 procent) en middelbaaropgeleiden (69 procent).
Lees meer

Zijn er verschillen in vaccinatiebereidheid naar migratieachtergrond?

Van de mensen van 16 jaar of ouder met een niet-westerse migratieachtergrond gaf iets meer dan de helft (52 procent) in het eerste kwartaal van 2021 aan zich te willen laten vaccineren of al ingeënt te zijn. De vaccinatiebereidheid is hoger onder mensen met een westerse migratieachtergrond (69 procent) en met een Nederlandse achtergrond (74 procent). Ook als rekening wordt gehouden met de verschillen in leeftijdsopbouw en onderwijsniveau van deze bevolkingsgroepen, is de vaccinatiebereidheid bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond lager dan van de twee andere groepen.
Lees meer

- Sociaal -

Pakte het schrappen van de eindtoets in het basisonderwijs in het schooljaar 2019/'20 ongunstiger uit voor meisjes dan voor jongens?

In het schooljaar 2019/’20 is de eindtoets in het basisonderwijs wegens de coronacrisis geschrapt. Via deze eindtoets kunnen leerlingen op een hoger eindadvies voor de middelbare school uitkomen dan eerder in het voorlopige advies is aangegeven. Doordat deze mogelijkheid in 2020 wegviel, zijn er uiteindelijk minder leerlingen voor hogere onderwijsniveaus geadviseerd dan een jaar eerder. Omdat meisjes vaker dan jongens via de eindtoets op een hoger eindadvies uitkomen, daalde het percentage leerlingen met een eindadvies voor de hogere onderwijsniveaus bij meisjes het sterkst. Aan het einde van het schooljaar 2019/’20 kreeg 54,5 procent van de meisjes en 55,8 procent van de jongens een eindadvies voor vmbo-gt/havo of hoger. Een jaar eerder lagen deze percentages op 58,6 respectievelijk 58,3 procent. De daling bedroeg bij meisjes dus 4,1 procentpunt en bij jongens 2,5 procentpunt. Overigens is bekend dat leerlingen die via een opwaarts bijgesteld advies op een hoger schooltype terechtkomen hiervoor iets minder vaak slagen dan leerlingen waarvan het eindadvies samenviel met het voorlopige advies.
Lees meer

Pakte het schrappen van de eindtoets in het basisonderwijs in het schooljaar 2019/'20 ongunstiger uit voor kinderen uit lagere inkomensklassen?

In het schooljaar 2019/’20 is de eindtoets in het basisonderwijs wegens de coronacrisis geschrapt. Via deze eindtoets kunnen leerlingen op een hoger eindadvies voor de middelbare school uitkomen dan eerder in het voorlopige advies is aangegeven. Doordat deze mogelijkheid in 2020 wegviel, zijn er uiteindelijk minder leerlingen voor hogere onderwijsniveaus geadviseerd dan een jaar eerder. Omdat leerlingen uit de laagste inkomensgroepen vaker dan leerlingen uit de hoogste inkomensgroepen via de eindtoets op een hoger eindadvies uitkomen, daalde het percentage leerlingen met een eindadvies voor de hogere onderwijsniveaus bij kinderen uit de laagste inkomensgroepen het sterkst. Aan het einde van het schooljaar 2019/’20 kreeg 37,5 procent van de kinderen uit huishoudens met de laagste 20 procent inkomens en 74,3 procent van de kinderen uit huishoudens met de hoogste 20 procent inkomens een eindadvies voor vmbo-gt/havo of hoger. Een jaar eerder lagen deze percentages op 41,8 respectievelijk 77,8 procent. De daling bedroeg bij kinderen uit de laagste inkomensgroep dus 4,3 procentpunt en bij kinderen uit de hoogste inkomensgroep 3,5 procentpunt. Overigens is bekend dat leerlingen die via een opwaarts bijgesteld advies op een hoger schooltype terechtkomen hiervoor iets minder vaak slagen dan leerlingen waarvan het eindadvies samenviel met het voorlopige advies.
Lees meer

Is het welzijn van mannen in 2020 meer veranderd dan dat van vrouwen?

In 2020 waren er evenveel mannen en vrouwen met een hoog persoonlijk welzijn als een jaar eerder. Het persoonlijk welzijn ligt bij mannen hoger dan bij vrouwen: 68,9 procent van de mannen had een hoog persoonlijk welzijn, tegen 63,5 procent van de vrouwen. Het persoonlijk welzijn wordt bepaald aan de hand van scores van 1 tot 10 op een achttal onderdelen. Bij een hoog persoonlijk welzijn is de gemiddelde score 7 of hoger.
Lees meer

Is het welzijn van jongeren in 2020 meer veranderd dan dat van ouderen?

Het percentage mensen met een hoog persoonlijk welzijn was in 2020 hetzelfde als een jaar eerder. Ook waren er geen significante verschillen in de ontwikkeling naar leeftijdsgroep. Onder volwassenen tot 35 jaar hebben de meeste mensen een hoog persoonlijk welzijn (rond de 70 procent), onder 45- tot 75-jarigen de minste (rond de 64 procent). Het persoonlijk welzijn wordt bepaald aan de hand van scores van 1 tot 10 op een achttal onderdelen. Bij een hoog persoonlijk welzijn is de gemiddelde score 7 of hoger.
Lees meer

Is het welzijn van laagopgeleiden in 2020 meer veranderd dan dat van hoogopgeleiden?

Het percentage mensen met een hoog persoonlijk welzijn was in 2020 hetzelfde als een jaar eerder. Ook waren er geen significante verschillen in de ontwikkeling naar opleidingsniveau. Hoogopgeleiden kennen met 76,1 procent wel verreweg het hoogste aandeel personen met een hoog persoonlijk welzijn. Onder middelbaaropgeleiden ligt dat op 65,1 procent, onder laagopgeleiden op 55,1 procent. Het persoonlijk welzijn wordt bepaald aan de hand van scores van 1 tot 10 op een achttal onderdelen. Bij een hoog persoonlijk welzijn is de gemiddelde score 7 of hoger. Ten opzichte van 2019 veranderde dit niet.
Lees meer

- Arbeid en inkomen -

Zijn er meer jongeren of ouderen in de bijstand terecht gekomen?

Het aantal personen met bijstand steeg relatief het snelst onder jongeren tot 27 jaar. In juni 2020 was het aantal jongeren met bijstand 7 procent hoger dan in 2019. Het aantal bijstandsgerechtigden onder 27- tot 45-jarigen lag op een vergelijkbaar niveau met 2019, en onder 45-plussers (tot de AOW-leeftijd) was het aantal bijstandsgerechtigden 1 procent hoger dan een jaar eerder. Het totaal aantal personen met bijstand liep vanaf november 2019 al iets op en steeg sterk in de maanden maart en april 2020. Hierna steeg het verder, in juni 2020 kwam een eind aan deze groei. In totaal groeide het aantal mensen in de bijstand van maart tot en met juni 2020 met 3,6 procent. Sinds juni 2020 schommelt het aantal personen met bijstand. De meest recente cijfers over personen met bijstand zijn te vinden op StatLine.
StatLine: Personen met bijstand; persoonskenmerken

Zijn er meer vrouwen of mannen in de bijstand terecht gekomen?

Het aantal personen met bijstand steeg relatief het snelst onder mannen. Het aantal bijstandsgerechtigde mannen was in juni 2020 4,4 duizend hoger dan een jaar eerder. Dit komt overeen met een stijging van 2,5 procent. Het aantal bijstandsgerechtigde vrouwen nam in deze periode voor vrouwen af. Wel oversteeg het aantal vrouwen met bijstand nog altijd het aantal mannen (246 versus 184 duizend). Het totaal aantal personen met bijstand liep vanaf november 2019 al iets op en steeg sterk in de maanden maart en april 2020. Hierna steeg het verder, in juni 2020 kwam een eind aan deze groei. In totaal groeide het aantal mensen in de bijstand van maart tot en met juni 2020 met 3,6 procent. Sinds juni 2020 schommelt het aantal personen met bijstand. De meest recente cijfers over personen met bijstand zijn te vinden op StatLine.
StatLine: Personen met bijstand; persoonskenmerken

Zijn er meer personen met of zonder migratieachtergrond in de bijstand terechtgekomen?

Het aantal personen met bijstand steeg relatief het snelst onder personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Het aantal bijstandsgerechtigden in deze groep was in juni 2020 4,5 procent hoger dan in dezelfde maand een jaar eerder. Het aantal bijstandsgerechtigden met een westerse en Nederlandse migratieachtergrond steeg met respectievelijk 0,5 en 0,4 procent. Van de personen met bijstand hadden in juni 2020 220 duizend een niet-westerse migratieachtergrond, 169 duizend een Nederlandse achtergrond en 41 duizend een niet-westerse migratieachtergrond. Het totaal aantal personen met bijstand liep vanaf november 2019 al iets op en steeg sterk in de maanden maart en april 2020. Hierna steeg het verder, in juni 2020 kwam een eind aan deze groei. In totaal groeide het aantal mensen in de bijstand van maart tot en met juni 2020 met 3,6 procent. Sinds juni 2020 schommelt het aantal personen met bijstand. De meest recente cijfers over personen met bijstand zijn te vinden op StatLine. Het CBS is bezig met een heroverweging van het gebruik van de hoofdindeling "westers-niet westers", klik op de link voor meer informatie.
StatLine: Personen met bijstand; persoonskenmerken
Het gebruik van "westers – niet-westers" door het CBS

Hoe ontwikkelt de werkgelegenheid zich onder mannen en vrouwen?

In het tweede kwartaal van 2020 liep het aantal mannen en vrouwen in de werkzame beroepsbevolking in vergelijkbare mate terug. Ten opzichte van een jaar eerder waren er 0,7 procent minder mannen werkzaam en 0,6 procent minder vrouwen. In het tweede kwartaal van 2021 steeg de werkzame beroepsbevolking ten opzichte van een jaar eerder, deze stijging vas voor vrouwen iets sterker dan voor mannen. Ten opzichte van een jaar eerder waren er 1,6 procent meer mannen werkzaam en 1,8 procent meer vrouwen. In het tweede kwartaal van 2021 behoorde hiermee 4,8 miljoen van de mannen en 4,2 miljoen van de vrouwen tot de werkzame beroepsbevolking.
StatLine: Arbeidsdeelname; kerncijfers

Hoe ontwikkelt de werkgelegenheid zich onder jongeren en ouderen?

Het aantal 15 tot 25-jarigen dat behoort tot de werkzame beroepsbevolking daalde sterk in het tweede kwartaal van 2020. Er waren toen 7,1 procent werkzame jongeren minder dan een jaar eerder. In het tweede kwartaal van 2021 was er sprake van een stijging van het aantal werkende jongeren. Er waren er toen 4,2 procent meer dan een jaar eerder. Onder vrijwel alle andere leeftijdsgroepen nam de werkzame beroepsbevolking in die periode ook toe. Alleen onder 45 tot 55-jarigen was er sprake van een krimp, van 1,9 procent. De meest recente cijfers over werkgelegenheid zijn te vinden op StatLine.
StatLine: Arbeidsdeelname; kerncijfers

Hoe ontwikkelt de werkgelegenheid zich onder lager- en hogeropgeleiden?

Het aantal lageropgeleiden dat deel uitmaakt van de werkzame beroepsbevolking was in het tweede kwartaal van 2020 maar liefst 10,5 procent lager dan een jaar eerder. In het tweede kwartaal van 2021 liep dit aantal nog steeds terug, met 3,5 procent. Overigens zitten hieronder ook veel scholieren die hun baan kwijtraakten. Onder middelbaar opgeleiden (mensen met een mbo niveau 2-4-opleiding of alleen havo / vwo) was de krimp in het tweede kwartaal van 2020 veel lager, en in het tweede kwartaal van 2021 telde de werkzame beroepsbevolking 9,0 procent meer middelbaar opgeleiden dan een jaar eerder. Onder hogeropgeleiden (mensen met een hbo- of een wo-opleiding) was er daarentegen helemaal geen sprake van krimp, maar van een vrij forse groei. In het eerste kwartaal van 2021 was het aantal hogeropgeleiden in de werkzame beroepsbevolking 8,3 procent hoger dan een jaar eerder. De meest recente cijfers over werkgelegenheid zijn te vinden op StatLine.
StatLine: Arbeidsdeelname; kerncijfers