Samenleving

Mensen zijn sociale wezens. Dat betekent dat hoe zij zich verhouden tot hun omgeving belangrijk is voor de mate van brede welvaart. Daarbij gaat het met name om een samenleving waaraan iedereen kan deelnemen, en waarin mensen kunnen vertrouwen op elkaar en op instituties als de overheid en het rechtssysteem. Ook de omvang en kwaliteit van sociale contacten en daarmee de mate waarin mensen in het maatschappelijk leven participeren, zijn belangrijke welvaartsaspecten.
  • De Nederlandse samenleving is sterk. In de EU27 staat Nederland in de top-3 bij contact met vrienden, familie of buren, inspraak en verantwoordingsplicht, vertrouwen in instituties, en vertrouwen in andere mensen.
  • Veel mensen zijn (zeer) tevreden met het sociale leven (80 procent van de bevolking), maar de trend is dalend.
  • Het vertrouwen in andere mensen stijgt al jaren trendmatig, terwijl het contact met vrienden, familie of buren al jaren trendmatig daalt.
  • Het percentage van de bevolking dat vrijwilligerswerk doet is na een terugval tijdens de coronapandemie weer toegenomen en daalt niet meer trendmatig. Ook is 43,3 procent van de bevolking van 15 jaar en ouder actief in een vereniging, het op-een-na-hoogste percentage in de EU27. 

Brede welvaart 'hier en nu'

Samenleving

71,3%
heeft gemiddeld minstens 1 keer per week om sociale redenen contact in 2023
De langjarige trend is dalend (daling brede welvaart)
1e
van 19
in EU
in 2020
Contact met familie, vrienden of buren
1,54
score op schaal van -2,5 (zwak) tot (2,5) deugdelijk in 2022
3e
van 27
in EU
in 2022
Inspraak en verantwoordingsplicht
61,2%
van de bevolking van 15+ heeft (heel veel of tamelijk veel) vertrouwen in 2023
2e
van 19
in EU
in 2020
Vertrouwen in instituties
66,7%
van de bevolking van 15+ vindt de meeste mensen te vertrouwen in 2023
De langjarige trend is stijgend (stijging brede welvaart)
2e
van 19
in EU
in 2020
Vertrouwen in andere mensen
19,0%
van de bevolking van 18+ vindt dat ze de goede kant op gaan of gelijk blijven in 2023
Ontwikkeling normen en waarden
48,7%
van bevolking van 15+ verrichtte georganiseerd vrijwilligerswerk in 2023
Vrijwilligerswerk
Brede welvaart 'hier en nu'
Categorie Indicator Waarde Trend Positie in EU Positie op EU-ranglijst
SamenlevingContact met familie, vrienden of buren71,3% heeft gemiddeld minstens 1 keer per week om sociale redenen contact in 2023dalend (daling brede welvaart)1e van 19 in 2020bovenste kwart van de ranglijst
SamenlevingInspraak en verantwoordingsplicht1,54 score op schaal van -2,5 (zwak) tot (2,5) deugdelijk in 20223e van 27 in 2022bovenste kwart van de ranglijst
SamenlevingVertrouwen in instituties61,2% van de bevolking van 15+ heeft (heel veel of tamelijk veel) vertrouwen in 20232e van 19 in 2020bovenste kwart van de ranglijst
SamenlevingVertrouwen in andere mensen66,7% van de bevolking van 15+ vindt de meeste mensen te vertrouwen in 2023stijgend (stijging brede welvaart)2e van 19 in 2020bovenste kwart van de ranglijst
SamenlevingOntwikkeling normen en waarden19,0% van de bevolking van 18+ vindt dat ze de goede kant op gaan of gelijk blijven in 2023
SamenlevingVrijwilligerswerk48,7% van bevolking van 15+ verrichtte georganiseerd vrijwilligerswerk in 2023

Uitleg dashboard, kleuren en noten

Het deel van de bevolking dat minstens eenmaal per week familie, vrienden of buren ontmoet, heeft een dalende trend. Er is een uitruil tussen de voor werk benodigde tijd, en ruimte voor zaken waaraan de ‘vrije’ tijd besteed wordt. In 2023 vond 7,2 procent van de werkenden dat werk en privé niet goed in balans zijn. In geen enkel EU-land is deze groep zo klein als in Nederland. Ondanks de hoge nettoarbeidsparticipatie behoort het aantal feitelijk gewerkte uren per werkende per week hier tot de laagste van de EU.

Grotere sociale participatie leidt tot meer vertrouwen van mensen in elkaar en in belangrijke instituties, waaronder de overheid. Het vertrouwen van mensen in elkaar neemt toe. Wel vindt maar een op de vijf mensen dat de normen en waarden de goede kant op gaan, of dat deze tenminste gelijk blijven. Het vertrouwen in instituties (in deze samenvattende indicator politie, rechters en Tweede Kamer) kende in het eerste coronajaar, 2020, een aanzienlijke toename (6,4 procentpunt). Daarop viel het echter fors terug, achtereenvolgens met 2,6 procentpunt in 2021 en 5,6 procentpunt in 2022. In 2023 stabiliseerde het niveau. In SDG 16.2 Vrede, justitie en sterke publieke diensten: instituties wordt meer in detail op de verschillende instituties ingegaan. SDG 10.1 Sociale samenhang en ongelijkheid laat verder nog zien dat de tevredenheid met het sociale leven groot is: 80 procent van de bevolking is tevreden of zeer tevreden. De trend is echter dalend. In 2020 beschouwde 12,1 procent van de bevolking zichzelf als lid van een gediscrimineerde groep. Dit is hoog vergeleken met andere EU-landen. In vergelijking met andere EU-landen hebben Nederlanders wel een relatief positief oordeel over immigranten.

Brede welvaart en de SDG-agenda hebben veel oog voor het voorkomen van scheefgroei, sociale uitsluiting en kansenongelijkheid. Het geschetste totaalbeeld gaat niet op voor alle groepen in de samenleving. Verdeling van brede welvaart laat zien welke groepen boven of onder het landelijk gemiddelde uitkomen. SDG 5 Gendergelijkheid toont voor veel indicatoren op het gebied van gelijke kansen en inclusie van vrouwen ten opzichte van mannen een gunstige trend. De beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen worden kleiner, het aandeel hoogopgeleide vrouwen stijgt, net als de arbeidsparticipatie van vrouwen en het percentage vrouwen dat economisch zelfstandig is. In het hoger onderwijs is inmiddels ruimschoots de helft van de studenten vrouw (53,3 in 2023).

De verschillen in de positie van mannen en vrouwen worden kleiner, maar zijn nog altijd aanzienlijk. De nettoarbeidsparticipatie, economische zelfstandigheid en het aandeel hbo- en wo-opgeleiden onder mannen nemen immers ook toe. De nettoarbeidsparticipatie van mannen was in 2023 nog altijd 8,3 procentpunt hoger dan die van vrouwen. Het uurloon van vrouwen lag 12,0 procent onder dat van mannen, mede onder invloed van verschillen in leeftijd, deeltijdwerken, beroepsniveau en leidinggeven. In 2022 was 68,8 procent van de vrouwen economisch zelfstandig, tegen 82,7 procent van de mannen. Dit betekent dat zij een netto jaarinkomen hadden uit arbeid en/of eigen onderneming van ten minste 70 procent van het wettelijke nettominimumloon. De trends zijn stijgend. Vrouwen zijn echter nog ver weg van evenredige vertegenwoordiging: zij bezetten (in 2023) 29,2 procent van de managementfuncties en 40,7 procent van de parlementaire zetels.