Vermogen huishoudens 1 669 miljard euro begin 2019
Vermogen (mld euro) | Bezittingen (mld euro) | Schulden (mld euro) | |
---|---|---|---|
2006 | 1146 | 1693 | -547 |
2007 | 1223 | 1818 | -595 |
2008 | 1309 | 1958 | -649 |
2009 | 1275 | 1965 | -690 |
2010 | 1253 | 1974 | -721 |
2011 | 1240 | 1998 | -758 |
2012 | 1175 | 1961 | -787 |
2013 | 1123 | 1917 | -794 |
2014 | 1131 | 1924 | -793 |
2015 | 1214 | 1999 | -785 |
2016 | 1272 | 2068 | -797 |
2017 | 1405 | 2215 | -810 |
2018 | 1552 | 2383 | -831 |
2019* | 1669 | 2519 | -850 |
* voorlopige cijfers |
Eigen woning belangrijkste vermogensbestanddeel
Bijna 6 op de 10 huishoudens hadden een eigen woning in 2019. Het eigenwoningbezit is sinds 2008 vrij constant. De eigen woning vormde in 2019 met 57 procent van de bezittingen het grootste vermogensbestanddeel. Prijsstijgingen en -dalingen van woningen hebben daardoor grote invloed op het vermogen van huishoudens. Daarna volgen het aanmerkelijk belang (15 procent) en bank- en spaartegoeden (12 procent).
Aandeel in totale bezittingen | |
---|---|
Eigen woning | 57,2 |
Aanmerkelijk belang | 14,6 |
Bank- en spaartegoeden | 12,4 |
Overig onroerend goed | 5,5 |
Effecten | 5,2 |
Ondernemingsvermogen | 3 |
Overige bezittingen | 2 |
* voorlopige cijfers |
Aanmerkelijk belang scheef verdeeld
In 2019 hadden 444 duizend huishoudens een aanmerkelijk belang, van in totaal 368 miljard euro. De doorsnee waarde bedroeg 118 duizend euro. Zowel de waarde als het aantal huishoudens met een aanmerkelijk belang is de afgelopen jaren fors toegenomen.
Het aanmerkelijk belang is zeer sterk vertegenwoordigd in de hogere vermogensgroepen. In 2019 hadden de 10 procent meest vermogende huishoudens 96 procent van het totale aanmerkelijk belang in handen (352 miljard euro). De overige 90 procent van de huishoudens moesten het doen met de resterende 4 procent (16 miljard euro) aan aanmerkelijk belang.
Totaal (mld euro) | 10% hoogste vermogens (mld euro) | |
---|---|---|
2006 | 155,3 | 147,0 |
2007 | 154,8 | 145,8 |
2008 | 154,8 | 145,5 |
2009 | 175,4 | 164,5 |
2010 | 205,6 | 193,1 |
2011 | 216,5 | 204,6 |
2012 | 228,3 | 215,3 |
2013 | 279,1 | 265,7 |
2014 | 274,7 | 260,7 |
2015 | 298,9 | 285,1 |
2016 | 299,6 | 285,3 |
2017 | 332,3 | 317,1 |
2018 | 361,8 | 346,5 |
2019* | 368,4 | 352,3 |
* voorlopige cijfers |
Hypotheekschuld grootste schuldenpost
De hypotheekschuld is met 84 procent de grootste schuldenpost van huishoudens. Ongeveer de helft van de huishoudens had in 2019 een hypotheekschuld, met een doorsnee waarde van 160 duizend euro. Ruim een derde van de huishoudens had overige schulden, zoals schulden voor consumptieve doeleinden, rood staan, belasting- en toeslagschulden. Dit soort schulden wordt sinds 2011 beter waargenomen.
Aandeel in totale schulden | |
---|---|
Hypotheekschuld | 84,2 |
Overige schulden | 13,4 |
Studieschulden | 2,4 |
* voorlopige cijfers |
Ruim 650 duizend huishoudens hadden in 2019 een belastingschuld van in totaal 3,5 miljard euro. De doorsnee waarde hiervan bedroeg 800 euro. Er waren meer huishoudens (840 duizend) met een toeslagschuld, maar de totale waarde hiervan is met 1,2 miljard euro een stuk kleiner. De doorsnee waarde van de toeslagschuld bedroeg 600 euro in 2019. Huishoudens met kinderen hadden het vaakst toeslagschulden.
Vermogen huishoudens hoger na verbetering statistiek
Door de herziening van de Vermogensstatistiek is het vermogen van huishoudens naar boven bijgesteld. Voor het jaar 2019 ging het om een aanpassing van het totale vermogen van 132 miljard euro (9 procent). Dit is voor een groot deel toe te schrijven aan de verbeterde meting van het aanmerkelijk belang. Bij de herziening is ook de waarneming van de schulden verder verbeterd.
De herziening van de statistiek leidt tot een hogere vermogensongelijkheid dan op basis van de oude reeks. De nieuwe Gini-coëfficiënt van 0,772 in 2019 ligt 0,014 punt hoger dan volgens de oude reeks. Over de gehele periode 2011–2019 is deze gemiddeld 0,012 punt hoger. De vermogensongelijkheid is vanaf 2013 gedaald, ondanks het herstel van de economie toentertijd.
Oude reeks (Gini-coëfficiënt ) | Nieuwe reeks (Gini-coëfficiënt ) | |
---|---|---|
2011 | 0,767 | 0,777 |
2012 | 0,783 | 0,791 |
2013 | 0,804 | 0,818 |
2014 | 0,806 | 0,818 |
2015 | 0,8 | 0,814 |
2016 | 0,797 | 0,808 |
2017 | 0,787 | 0,8 |
2018 | 0,775 | 0,789 |
2019* | 0,758 | 0,772 |
* voorlopige cijfers |
Bronnen
- StatLine – Vermogen huishoudens; samenstelling
- StatLine – Ongelijkheid in inkomen en vermogen
Relevante links
- Publicatie - Herziening van de Vermogensstatistiek
- Publicatie - Herziening Statistieken Aanmerkelijk Belang
- Privacyregels CBS - Privacy