Tweederde bevolking aan het werk

Van de bevolking van 15-64 jaar hadden vorig jaar gemiddeld 6,8 miljoen mensen een baan van minstens twaalf uur per week. Zij vormden de werkzame beroepsbevolking. Ruim 290 000 van de mensen in deze leeftijdsgroep hadden geen werk, zochten er wel actief naar en konden direct beginnen – de werkloze beroepsbevolking. De niet-beroepsbevolking – zij die geen werk hebben en daar ook niet naar zoeken – was ruim 3,5 miljoen personen groot. Van de totale bevolking van 15-64 jaar had dus bijna tweederde een baan.

Helft vrouwen heeft baan

Vooral onder vrouwen is de arbeidsdeelname toegenomen. Hadden in 1987 nog 1,7 miljoen vrouwen een baan van twaalf uur of meer per week, in 1999 waren dat er bijna een miljoen méér. Daarmee is de arbeidsdeelname onder vrouwen gestegen van 35% in 1987 tot 51% in 1999. Parallel daaraan is het aantal werkloze vrouwen afgenomen.

Onder mannen is een vergelijkbare ontwikkeling te zien; deze is alleen veel minder spectaculair. Onder mannen was de arbeidsdeelname immers altijd al hoog.

Beroepsbevolking 15-64 jaar

0449g1.gif (6152 bytes)

Niet-beroepsbevolking slinkt

De toename van het aantal mensen met een baan komt niet alleen door een vermindering van de werkloze beroepsbevolking. Ook de niet-beroepsbevolking – de mensen die noch een baan hebben, noch daarnaar actief op zoek zijn – is flink in omvang afgenomen. In 1987 behoorden nog 4,3 miljoen mensen tot deze groep; vorig jaar waren dat er ruim 700 000 minder.

Daarmee behoorde in 1999 een derde van de personen van 15-64 jaar tot de niet-beroepsbevolking, tegen 43% in 1987. In 1999 had 64 % een baan van 12 uur of meer per week. In 1987 was dat nog maar iets meer dan de helft. De werkloosheid lag in 1999 op 4,1 %. Dat is aanmerkelijk lager dan in 1987 toen 8,5 % van de bevolking van 15-64 jaar werkloos was.

Beroepsbevolking en niet-beroepsbevolking 15-64 jaar

0449g2.gif (4018 bytes)

Ilonka Sinkeldam