Ontwikkelingen in het verenigingsleven
Over deze publicatie
Dit artikel beschrijft hoe het lidmaatschap van en de deelname aan verenigingen zich tussen 2012 en 2024 hebben ontwikkeld. Daarbij is gekeken naar verschillen tussen bevolkingsgroepen, zoals op basis van leeftijd, geslacht, huishoudsamenstelling, herkomst, onderwijsniveau, inkomen en stedelijkheid. Ook is onderzocht of deze ontwikkelingen overal gelijk verlopen of dat bepaalde groepen een andere trend laten zien. Voor deze analyse is gebruikgemaakt van gegevens uit de enquête Sociale samenhang en welzijn.
Belangrijkste bevindingen:
– In 2023 en 2024 was gemiddeld 62 procent van de mensen lid van één of meer verenigingen. Sinds 2015 daalt het aantal leden van verenigingen. Tussen 2012 en 2014 was gemiddeld 70 procent van de mensen lid van een vereniging.
– In alle bevolkingsgroepen daalt het aandeel dat lid is van een vereniging. De daling is het sterkst bij 25- tot 35-jarigen, mensen die zijn geboren in het buitenland, mensen die zijn geboren in Nederland maar met één of twee ouders geboren in het buitenland, en bij mensen met een lager besteedbaar inkomen.
– Mensen zijn het vaakst lid van sportverenigingen. Bij vakbonden en natuur- en milieuorganisaties daalt het ledenaantal het sterkst.
– De actieve deelname aan verenigings- en organisatie-activiteiten is onder leden niet gedaald. Mensen die geen lid zijn van een vereniging, zijn in de periode 2023/2024 juist vaker gaan deelnemen aan verenigings- of organisatie-activiteiten.