2. Data en methode
Sociale samenhang en welzijn
Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van gegevens uit de enquête Sociale samenhang en welzijn (SSW) van 2012 tot en met 2016 en van 2018 tot en met 2024. Hierin is onder andere gevraagd naar de sociale contacten en maatschappelijke deelname van de bevolking van Nederland van 15 jaar of ouder, waaronder het lidmaatschap van verenigingen en organisaties. In totaal zijn gegevens beschikbaar van 91 241 mensen, gemiddeld zo’n 7 600 per jaar.
Op basis van patronen in de data, en rekening houdend met belangrijke maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, zijn de beschikbare verslagjaren ingedeeld in vier periodes: 2012/2014 (periode aan het einde van de financiële crisis), 2015/2019 (pre-coronaperiode), 2020/2022 (coronapandemie) en 2023/2024 (de periode na de coronapandemie). Voor al deze periodes is het gemiddelde over de jaren berekend. Alleen over 2017 zijn geen cijfers beschikbaar.
Lidmaatschap van verenigingen en organisaties
Aan respondenten is gevraagd of zij lid zijn van de volgende verenigingen of organisaties:
- een politieke partij of organisatie,
- een werkgeversvereniging, middenstandsorganisatie of beroepsvereniging,
- de vakbond,
- een patiëntenvereniging,
- een organisatie op het gebied van natuur en milieu, zoals Greenpeace, het Wereld Natuur Fonds, Natuurmonumenten of de Vogelbescherming,
- een sportvereniging,
- een culturele vereniging, zoals een zang-, muziek- of toneelvereniging,
- een hobbyvereniging, bijvoorbeeld een auto-, handwerk- of computerclub,
- een jeugd- of jongerenorganisatie, zoals de scouting,
- een gezelligheidsvereniging, bijvoorbeeld een personeelsvereniging, carnavalsvereniging of studentenvereniging, of
- een andere vereniging dan de zojuist genoemde.
Ook werd gevraagd naar het lidmaatschap van consumentenverenigingen of -organisaties, zoals de consumentenbond of de ANWB. Deze categorie wordt vanaf 2026 niet meer uitgevraagd in de SSW-vragenlijst en is daarom in dit artikel niet meegenomen. In 2017 zijn niet alle soorten verenigingen uitgevraagd maar is alleen de vraag gesteld of iemand lid was van een vereniging of organisatie. Hierdoor was er een grote onderschatting van het aandeel verenigingsleden. Om die reden is het jaar 2017 niet meegenomen in de analyse.
Naast het lidmaatschap is gevraagd hoe vaak mensen deelnemen aan activiteiten van verenigingen of organisaties. Deze vraag is ook gesteld aan respondenten die aangaven geen lid te zijn. De antwoordopties zijn: (1) minimaal 1 keer per week, (2) minimaal 1 keer per maand (maar niet wekelijks), (3) minder dan 1 keer per maand, en (4) nooit. Regelmatige deelname is vervolgens gedefinieerd als wekelijks of minimaal 1 keer per maand deelnemen aan een activiteit.
Achtergrondkenmerken
De volgende achtergrondkenmerken zijn gebruikt:
- Geslacht (‘mannen’, ‘vrouwen’),
- Leeftijd (’15 tot 25 jaar’, ’25 tot 35 jaar’, ’35 tot 45 jaar’, ’45 tot 55 jaar’, ’55 tot 65 jaar’, ’65 tot 75 jaar’, ’75 jaar of ouder’),
- Herkomst (‘geboren in Nederland en beide ouders ook’, ‘zelf geboren in Nederland, minstens 1 ouder geboren in een land in Europa (exclusief Nederland)’, ‘zelf geboren in Nederland, minstens 1 ouder geboren in een land buiten Europa)’, ‘geboren in een land binnen Europa (exclusief Nederland)’, ‘geboren in een land buiten Europa’),
- Onderwijsniveau (‘basisonderwijs, vmbo, mbo1’, ‘havo, vwo, mbo2-4’ en ‘hbo, wo’),
- Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen (in 25%-groepen),
- Sociaaleconomische categorie (‘zelfstandigen, waaronder directeuren-grootaandeelhouders, zzp’ers en meewerkende gezinsleden in een familiebedrijf’, ‘werknemers’, ‘studenten’, ‘mensen met een sociale uitkering, waaronder uitkeringen voor werkloosheid, bijstand, ziekte en arbeidsongeschiktheid’, ‘mensen met een pensioenuitkering’, ‘restgroep zonder inkomen’),
- Positie in het huishouden (‘alleenwonend’, ‘lid paar zonder kinderen’, ‘lid paar met kinderen’, ‘ouder in eenoudergezin’, ‘kind’ en ‘overige’),
- Religie (‘geen kerkelijke gezindte’, ‘Rooms-Katholiek’, ‘protestants’, ‘islamitisch’, of ‘overige’),
- Stedelijkheid van de woongemeente (‘Zeer sterk stedelijk’, ‘sterk stedelijk’, ‘matig stedelijk’, ‘weinig stedelijk’, ‘niet stedelijk’).
Geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, religie en positie in het huishouden zijn uitgevraagd in de enquête. Informatie over herkomst, het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen, de sociaaleconomische categorie en de (stedelijkheid van de) woongemeente was afkomstig uit het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden (SSB) en is aan de enquêtegegevens toegevoegd.
Analyse
Met behulp van zowel bi- als multivariate beschrijvende analyses is de ontwikkeling van het lidmaatschap en de deelname aan verenigingen tussen 2012 en 2024 onderzocht. Bivariate analyses zijn uitgevoerd om verschillen tussen bevolkingsgroepen na te gaan. Indien dergelijke verschillen werden aangetroffen, is met behulp van logistische regressieanalyses nagegaan of deze verschillen verband hielden met andere achtergrondkenmerken. Bij de analyse van de ontwikkelingen over tijd is rekening gehouden met een eventuele veranderende samenstelling van de bevolkingsgroepen.