Auteur(s): Daniëlle Groffen en Moniek Coumans
Ontwikkelingen in het verenigingsleven

4. Conclusie en discussie

Tussen 2012 en 2024 daalde het aandeel mensen dat lid is van een vereniging. In de periode 2023/2024 was 62 procent lid, tegenover 70 procent in de periode 2012/2014. Vooral vakbonden en natuur- en milieuorganisaties verloren leden. Mensen zijn het vaakst lid van sportverenigingen. 

De daling is zichtbaar in vrijwel alle bevolkingsgroepen, maar het sterkst bij 25- tot 35-jarigen, mensen met een herkomst buiten Nederland en mensen met een lager inkomen. Bij mensen met een hoger inkomen en mensen met een Nederlandse herkomst blijft het lidmaatschap relatief stabiel. 

Tijdens de coranapandemie was de actieve deelname aan verenigingen iets lager dan in de jaren daarvoor. Daarna steeg de deelname weer, vooral onder niet-leden. Onder leden bleef de deelname stabiel. De verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn grotendeels stabiel gebleven. Wel namen mensen met een Nederlandse herkomst en 75-plussers na de coronapandemie vaker deel aan verenigingsactiviteiten. 

Deze resultaten laten zien dat verenigingen een rol blijven spelen als centrale plek om deel te nemen aan de maatschappij. Hoewel steeds minder mensen lid zijn, doen vooral niet-leden sinds de coronapandemie vaker mee aan activiteiten van verenigingen of organisaties. Lidmaatschap is dus niet altijd nodig om maatschappelijk actief te zijn, al zijn leden wel veel vaker betrokken bij activiteiten dan niet-leden. 

De afname van verenigingslidmaatschap blijkt ook uit berichten in de media dat veel verenigingen het moeilijk hebben door een teruglopend ledenaantal en financiële problemen. Lid zijn van een vereniging biedt voordelen, zoals sociale contacten en een gezonde leefstijl, maar de kosten kunnen voor sommige mensen een drempel vormen (Mulier, 2024b). De sterke afname onder lage inkomensgroepen wijst erop dat geld hierbij inderdaad een rol speelt. 

Hoewel recentelijk een toename is gemeld onder jongeren (CBS, 2025c), daalt het totaal aantal vakbondsleden al jaren (CBS, 2024b, StatLine, 2025c, StatLine, 2025d). Ook valt op dat natuur- en milieuorganisaties de laatste tijd minder leden hebben. Dat past bij het afnemende draagvlak voor natuur en natuurbeleid (CLO, 2025b). 

De resultaten - uitgesplitst naar soort vereniging -  zijn gebaseerd op relatief kleine steekproefaantallen per verslagjaar. Om dat te compenseren zijn meerdere verslagjaren samengevoegd.

Onderzoeken zoals Sociale samenhang en welzijn hebben te maken met een afnemende respons, waardoor de uitkomsten vertekend kunnen zijn. Mogelijk doen mensen die lid zijn van een vereniging vaker mee aan dit soort onderzoeken, waardoor het aandeel leden iets te hoog zou zijn. De dalende trend in het lidmaatschap laat zien dat dit effect beperkt is. 

Uit dit artikel blijkt dat het lidmaatschap van verenigingen afneemt, vooral bij bepaalde groepen, zoals 25- tot 35-jarigen, mensen met een lager inkomen en mensen die zelf en van wie de ouders niet in Nederland zijn geboren. Voor toekomstig onderzoek is het belangrijk beter te begrijpen waarom steeds minder mensen lid zijn van een vereniging, vooral binnen bepaalde bevolkingsgroepen. Daarbij kan worden gekeken naar de relatie met andere vormen van sociale samenhang, zoals vertrouwen in andere mensen, in de politiek en andere instellingen (van Beuningen & Schmeets, 2013). Ook is het interessant om te onderzoeken of de afname van het lidmaatschap samenhangt met de toename van het aantal mensen die vrijwilligerswerk doen.