Auteur(s): Daniëlle Groffen en Moniek Coumans
Ontwikkelingen in het verenigingsleven

1. Inleiding

Lid zijn van een vereniging is een belangrijke indicator van sociale betrokkenheid, net als het doen van vrijwilligerswerk (vaak binnen verenigingen), het onderhouden van sociale contacten en het bieden van informele hulp. Deze vormen van meedoen aan de maatschappij zijn, samen met het vertrouwen in medemens en instituties, het zogenoemde sociaal kapitaal (van Beuningen & Schmeets, 2013). Sociaal kapitaal, door Putnam (2000) omschreven als de lijm die een samenleving bij elkaar houdt, bepaalt de mate van binding of sociale samenhang van de samenleving als geheel. 
In Nederland gaat het nieuws geregeld over minder sociale binding, dalend vertrouwen en toenemende polarisatie in de samenleving. Toch wordt dit beeld niet altijd door CBS-onderzoek naar deze thema’s ondersteund. Zo was het aandeel mensen dat vrijwilligerswerk deed in 2023 en 2024 weer op het niveau van voor 2017 (CBS, 2025a). Ook is er geen dalende trend in het contact met familie en vrienden (StatLine, 2025a) en is het vertrouwen in andere mensen hoog. Wel zijn er grote verschillen tussen groepen (CBS, 2025b). Het vertrouwen in publieke en private instituties is ook toegenomen. Het vertrouwen in politieke instituties is wel afgenomen, maar nog steeds relatief hoog in vergelijking met andere landen van de Europese Unie (CBS, 2025b, StatLine, 2025b). 

Is deze ontwikkeling ook terug te zien in het verenigingsleven? In eerdere publicaties van het CBS was het aandeel mensen dat aangaf lid te zijn van een vereniging nog relatief hoog (van der Houwen, 2010, Kloosterman & Coumans, 2014, Coumans, 2015). Meer dan tien jaar – en een coronapandemie en meerdere ‘crises’ – verder, zijn er steeds meer aanwijzingen dat het verenigingsleven in de knel komt (CBS, 2024a). Zo geeft het Wereld Natuur Fonds aan dat het ledenaantal al sinds 2010 daalt (CLO, 2025a). Sinds 2018 zijn steeds minder mensen lid van een vakbond (CBS, 2024b, StatLine, 2025c), hoewel het aantal leden onder werknemers tot 45 jaar onlangs toenam (CBS, 2025c). Het ledenaantal van sportverenigingen en het aandeel mensen dat een abonnement heeft om te sporten is wel al jaren stabiel (CBS & RIVM, 2024). Daar staat tegenover dat het aantal sportverenigingen sinds 2000 is gedaald met 7 procentpunt (Mulier, 2024a). Steeds meer verenigingen hebben financiële problemen vanwege hoge energiekosten (Dalhuisen et al, 2023), huur en onderhoudskosten, en het wegvallen van subsidie en andere inkomstenbronnen (NOS, 2025a). 

Voor dit artikel is onderzocht welk deel van de bevolking van Nederland zegt lid te zijn van een vereniging en welke ontwikkelingen hierin zijn geweest tussen 2012 en 2024. Ook komt aan bod van welke soorten verenigingen mensen lid zijn en welke verschillen er zijn tussen bevolkingsgroepen. Ook is gekeken of er verschillen zijn tussen landelijke en stedelijke gebieden. 

Lid zijn van een vereniging betekent niet altijd dat iemand ook actief meedoet. Ook niet-leden kunnen betrokken zijn bij activiteiten. Daarom kijkt dit onderzoek niet alleen naar het lidmaatschap, maar ook naar hoe vaak mensen deelnemen aan verenigingsactiviteiten.

De volgende vragen worden beantwoord:

  1. Welk deel van de mensen is lid van een vereniging, van welke soorten vooral, en hoe is dat veranderd tussen 2012 en 2024?
  2. Welk deel van de mensen doet daadwerkelijk mee aan verenigingsactiviteiten, en hoe ontwikkelde zich dat in dezelfde periode?
  3. Verschillen lidmaatschap en deelname tussen bevolkingsgroepen of naar stedelijkheid?
  4. En hoe hebben deze verschillen zich ontwikkeld tussen 2012 en 2024?