Hoe kan de Landelijke Jeugdmonitor bijdragen aan het monitoren van kansenongelijkheid?

Bijlage

Onderzoekspopulatie

De onderzoekspopulatie bestaat uit ruim 1,4 miljoen kinderen van 4 tot 12 jaar en hun situatie op 1 januari 2022. Alle cijfers in deze publicatie zijn op die onderzoekspopulatie gebaseerd. De cijfers kunnen door de afbakening van de onderzoekspopulatie afwijken van andere cijfers die het CBS publiceert over de betreffende onderwerpen, bijvoorbeeld cijfers over kinderen in een huishouden met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum. De gegevens van de indicatoren gaan over de ouders en/of verzorgers in het huishouden van deze kinderen.

Afbakeningen van de indicatoren en gebruikte bronnen

  • Woongemeente van het kind.

    De gemeente waarin het kind op 1 januari 2022 ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen (BRP).

  • Onderwijsniveau ouders/verzorgers.

    Hiervoor wordt gekeken naar het hoogst behaalde onderwijsniveau van de ouders/verzorgers in een huishouden op 1 januari 2022. Wanneer de ouders/verzorgers een verschillend onderwijsniveau hebben behaald, dan wordt gekozen voor het hoogst behaalde onderwijsniveau.

    De data komen van het opleidingsniveaubestand van het CBS. Dat wordt samengesteld op basis van diverse registraties zoals de Basisregistratie Onderwijs (BRON) en bestanden met opleidingsgeschiedenissen zoals opgegeven door werkzoekenden bij het UWV WERKbedrijf en de Enquête Beroepsbevolking (EBB).

    Voor deze indicator wordt de driedeling van het onderwijsniveau gebruikt: laag, middelbaar en hoog. Er wordt specifiek gekeken naar huishoudens waar het hoogst behaalde onderwijsniveau laag is. Een laag onderwijsniveau omvat onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo en de entreeopleiding, de voormalige assistentenopleiding (mbo-1).

    Als in een huishouden twee ouders/verzorgers zitten, maar van één het onderwijsniveau bekend is, dan wordt het onderwijsniveau van de ouder/verzorger waarvan het wel bekend is toegekend aan het huishouden. Hierdoor wordt de omvang van de groep kinderen met laagopgeleide ouders enigszins overschat en de omvang van de groep kinderen met hoogopgeleide ouders enigszins onderschat.

  • Langdurig weinig inkomen.

    Met weinig inkomen wordt bedoeld dat het besteedbaar huishoudinkomen exclusief gebonden uitkeringen lager is dan 120 procent van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Tot aan de pensioengerechtigde leeftijd is het sociaal minimum gelijk aan de hoogte van de bijstandsuitkering en vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het ontleend aan het AOW-pensioen. Voor huishoudens met kinderen zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget aan het normbedrag toegevoegd.

    Het besteedbaar inkomen van huishoudens die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan valt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum. Daarom is niet 100 procent, maar een hoger percentage van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd. Dat percentage is in dit artikel 120.

    Langdurig betekent hier dat een kind in een huishouden woont dat in de afgelopen vier jaar een inkomen had tot 120 procent van het sociale minimum.

    De gegevens over de huishoudinkomens komen van de inkomensstatistiek. Deze statistiek maakt gebruik van gegevens die ontleend zijn aan administraties, waarvan de belangrijkste dataleverancier de Belastingdienst is.

  • Recent arbeidsverleden.

    Hiervoor wordt gekeken naar het arbeidsverleden van de ouders/verzorgers in de afgelopen vier jaar. Hierbij geldt dat alle ouders/verzorgers in het huishouden op 1 januari 2022 in de afgelopen vier jaar niet werkzaam zijn geweest. Een persoon geldt als werkzaam als hij/zij in één maand betaald werk heeft van 1 uur of meer.

  • Eenouderhuishouden.

    Jongeren van 4 tot 12 jaar die op 1 januari 2022 in een eenouderhuishouden wonen. Onder een eenouderhuishouden wordt een particulier huishouden bestaande uit één ouder en kind(eren) verstaan.

  • Wisseling bij ouder(s)/verzorger(s) in de laatste vier jaar.

    Hiervoor wordt gekeken naar de samenstelling van verzorgers/ouders in de huishoudens op 1 januari 2022 en de afgelopen vier jaar. Op 1 januari van 2018, 2019, 2020, 2021 is gekeken of dezelfde ouders/verzorgers in het huishouden zaten als op 1 januari 2022. Voor de huishoudens waar op elk van de vier jaar op het peilmoment dezelfde partner in het huishouden was, dan heeft het huishouden de afgelopen vier jaar dezelfde ouders/verzorgers gehad. Hetzelfde geldt voor een eenouderhuishouden. Wanneer dezelfde ouder/verzorger in de afgelopen vier jaar de enige ouder/verzorger is geweest in het huishouden, dan heeft geen wisseling bij de ouder/verzorger plaatsgevonden in het huishouden.

    In huishoudens waar wel een wisseling heeft plaatsgevonden, kan dat bijvoorbeeld komen door (echt)scheidingen of het overlijden van een ouder/verzorger, maar ook doordat een ouder/verzorger een nieuwe partner heeft gekregen.

  • Ggz-zorg en/of ggz-medicatie in het huishouden laatste vier jaar.

    Hiervoor wordt gekeken of door ouders/verzorgers in het huishouden ggz-zorg is gebruikt en/of ggz-medicatie is voorgeschreven en verstrekt in de jaren 2018, 2019, 2020 of 2021. Voor ggz-zorg wordt gekeken of zorgkosten binnen de basisverzekering zijn gemaakt voor generalistische basis ggz en/of specialistische ggz.

    Voor ggz-medicatie wordt gekeken of geneesmiddelen zijn voorgeschreven en verstrekt, die worden vergoed door de basisverzekering (exclusief verstrekkingen door ziekenhuizen en verpleeghuizen). Hierbij is gekeken naar geneesmiddelen binnen de volgende ATC4-codes:
    • N05A Antipsychotica
    • N05B Anxiolytica
    • N05C Hypnotica en sedativa
    • N06A Antidepressiva
    • N06B AHDH-middelen
    • N06D Dementiemiddelen
    • N07B Middelen bij verslaving
  • De gegevens over de ggz-zorgkosten worden door Vektis aan het CBS geleverd. Vektis heeft de gegevens verkregen van zorgverzekeraars en volmachthouders. In totaal kwam 98,9 procent van alle ouders/verzorgers van de doelpopulatie voor in de data. Daarvan kwam 96,0 procent elk jaar voor in de data.

    De gegevens over de verstrekte medicijnen komen van het Zorginstituut Nederland. De zorgverzekeraars leveren aan het Zorginstituut Nederland gegevens over alle geneesmiddelenverstrekkingen per persoon die vergoed worden uit de verplichte basisverzekering voor geneeskundige zorg.

  • Registratie als verdachte in het huishouden laatste vier jaar.

    Hiervoor wordt gekeken of minstens één ouder/verzorger in het huishouden in 2018, 2019, 2020 of 2021 geregistreerd is geweest als verdachte van het plegen van een misdrijf (ja of nee). Het betreft personen die geregistreerd zijn in het registratiesysteem Basis Voorziening Handhaving van de politie. Een persoon wordt door de politie geregistreerd als verdachte als een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf bestaat.

    De gegevens over de geregistreerde verdachten zijn afkomstig uit de landelijke politiedatabank 'Geïntegreerde Interactieve Databank voor Strategische bedrijfsinformatie' (GIDS).