Verkeersmobiliteit van 55-plussers, 2018/2019

Technische toelichting

In dit artikel is gebruik gemaakt van een drietal bronnen: (1) het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2018, (2) het onderzoek Belevingen 2019, en (3) registergegevens. Deze worden hieronder toegelicht. Van de beide onderzoeken worden de opzet, de gebruikte vraagstellingen c.q. variabelen, en de gemaakte analyses beschreven.

1. Onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2018

Onderzoeksopzet ODiN

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2018 is de opvolger van het onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN; 2010-2017). In ODiN worden jaarlijks gegevens over het verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens verzameld, dus exclusief bewoners van instellingen, inrichtingen en tehuizen. De dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking wordt beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Dit resulteert in onder andere het gemiddelde aantal verplaatsingen, de afgelegde afstand en de reisduur per persoon, per dag en per jaar.
Aan de respondenten wordt gevraagd om voor één bepaalde dag van het jaar op te geven waar ze die dag naartoe zijn gegaan, met welk doel, met welk vervoermiddel en hoe lang het duurde om er te komen. Daarnaast volgen enkele vragen naar zaken zoals (elektrische) fietsbezit, gemiddeld gebruik van vervoermiddelen en vragen over onderwijs en maatschappelijke positie. Het responspercentage bedroeg in 2018 31 procent; uiteindelijk zijn 57.260 respondenten van 6 jaar of ouder opgenomen in het databestand. Het onderzoek is een continu onderzoek en is uitgevoerd door middel van een internetvragenlijst (CAWI).
De gegevens in dit artikel over de autobeschikbaarheid, verkeersdeelname, afgelegde afstand en de gebruiksfrequentie van vervoermiddelen (m.u.v. taxi, speciaal vervoer en scootmobiel uit onderzoek Belevingen) komen uit ODiN.

Vraagstellingen en variabelen ODiN

Vervoermiddelengebruik
Voor de volgende zeven vervoermiddelen is gevraagd hoe vaak men daar normaal gesproken gebruik van maakt: fiets (niet-elektrisch), fiets (elektrisch (ook speedpedelec)), bus, tram en/of metro, trein, auto (als bestuurder), auto (als passagier) en bromfiets of snorfiets. De vraagstelling luidde als volgt:
Kunt u hieronder per vervoermiddel aangeven hoe vaak u daar normaal gesproken gebruik van maakt? De antwoordcategorieën zijn: 1) dagelijks of vrijwel dagelijks, 2) enkele keren per week, 3) enkele keren per maand, 4) enkele keren per jaar, en 5) nooit of bijna nooit.

Afstand
Dit betreft het gemiddelde aantal kilometers dat een persoon op een dag aflegt. De afstand naar vervoerwijze is op basis van de ritvervoerwijze zodat ook voor- en natransport apart gemeten zijn. Bijvoorbeeld bij een verplaatsing van huis naar het werk met achtereenvolgens de fiets naar het station, de trein en te voet naar kantoor worden de kilometers voor de drie vervoerwijzen apart geteld.

Verkeersdeelname
Het aandeel personen dat zich op een dag begeeft op de openbare weg, als voetganger of als gebruiker (bestuurder of passagier) van een vervoermiddel. De verkeersdeelname is afgeleid uit het aandeel personen dat op de dag van enquêtering minimaal één verplaatsing heeft gemaakt.

Vervoermiddelen
De uit dit onderzoek gerapporteerde vervoermiddelen worden in ODiN als volgt gedefinieerd:
- Personenauto (bestuurder): bestuurders van een personenauto (ook: personenauto van werk of de zaak, dienstauto, leaseauto (zakelijk of privé), leen- of huurauto, leenauto, personenauto hulpverleningsvoertuig, maar uitgezonderd taxichauffeurs. Bestuurders van een bestelauto vallen onder 'overige' vervoerwijzen.
- Personenauto (passagier): Iemand die meerijdt in een personenauto (met uitzondering van inzittende taxi).
- Bus: hier onder vallen alleen (lijn)bussen ten behoeve van het openbaar vervoer zoals: stadsbus, lijnbus, interliner, belbus, trolleybus, touringcar ingezet voor (vervanging) openbaar vervoer, transferiumbus.
- Tram: omvat ook lightrail, sneltram, Randstadrail.
- Metro: ondergrondse.
- Trein: omvat o.a.: sneltrein, stoptrein, sprinter, hogesnelheidstrein.
- Fiets: hieronder vallen: zowel een niet-elektrische als elektrische fiets alsook de speedpedelec. Een speedpedelec is officieel een bromfiets maar vanwege het feit dat er moet worden getrapt en omdat het gebruik ervan ook op dat van de fiets lijkt, is de speedpedelec in dit onderzoek opgenomen bij de categorie ‘Fiets’. Ook een fietspassagier die achter- of voorop op een fiets plaatsneemt wordt gerekend tot de categorie fiets.

Analyses ODiN

Op basis van het 95-procent betrouwbaarheidsinterval is bepaald of verschillen tussen groepen significant zijn. Het betrouwbaarheidsinterval geeft aan dat met 95 procent zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde erbinnen ligt.

2. Onderzoek Belevingen 2019

Onderzoeksopzet Belevingen

Het onderzoek Belevingen is van half februari tot en met juni 2019 uitgevoerd door het CBS. Doel van dit onderzoek is om aan de hand van opvattingen, percepties en meningen van inwoners van Nederland een beter beeld te krijgen van gevoelens en standpunten in de samenleving. De inhoud van Belevingen verandert jaarlijks. In 2019 was het onderzoek gericht op 55-plussers, waarbij thema’s als langer thuis wonen, het ontvangen van mantelzorg, mobiliteit en welzijn aan bod kwamen.

Het onderzoek Belevingen heeft een mixed-mode design. Steekproefpersonen zijn eerst gevraagd om de vragenlijst via internet (CAWI) in te vullen. Een deel van de personen die niet via CAWI hebben gerespondeerd, is vervolgens door interviewers telefonisch (CATI) of aan huis (CAPI) benaderd met het verzoek alsnog deel te nemen. Hierbij zijn de modes CATI en CAPI doelgroepgericht ingezet: CAWI-nonrespondenten in groepen met relatief goede deelname via CAWI zijn minder of niet voor CATI of CAPI benaderd, en CAWI-nonrespondenten in groepen met minder deelname via CAWI zijn juist vaker door een interviewer benaderd. Daardoor is de ongewogen respons al een betere weerspiegeling van de doelpopulatie, en hoeft de weging minder te corrigeren.
In totaal namen 3 885 personen van 55 jaar en ouder deel aan Belevingen 2019. Deze personen behoorden niet tot de institutionele bevolking, dat wil zeggen zij zaten niet in verpleeg- en verzorgingstehuizen, gevangenissen en instellingen voor geestelijk gezondheidszorg. De respons bedroeg 55 procent.

Vraagstellingen Belevingen

Vervoermiddelenbezit in het huishouden
Er is gevraagd naar het bezit van gewone fiets of elektrische fiets in het huishouden met twee ja/nee vragen.

Verplaatsingsgedrag in het onderzoek Belevingen
Het verplaatsingsgedrag van respondenten is vastgesteld middels de volgende vragen:
- Hoe vaak gaat u buiten wandelen of te voet ergens naar toe, zoals naar de supermarkt, familieleden of het treinstation?
- Hoe vaak gebruikt u als bestuurder de volgende vervoermiddelen? Het kan ook gaan om een geleend of gehuurd vervoermiddel. In het artikel worden alleen de gewone fiets, elektrische fiets (samengenomen onder fietsen) en de scootmobiel besproken.
- Hoe vaak gebruikt u de volgende vervoermiddelen? Hierbij gaat het in dit artikel om: speciaal vervoer voor zieken, gehandicapten, of ouderen en de taxi.

De bijbehorende antwoordcategorieën zijn 1) dagelijks, 2) één of enkele keren per week, 3) één of enkele keren per maand, 4) minder dan één keer per maand of 5) nooit.

Redenen om geen gebruik van een vervoermiddel te maken
Als mensen aangaven nooit gebruik te maken van een auto als bestuurder, een gewone fiets, een elektrische fiets, de trein of de bus, tram of metro is gevraagd naar de belangrijkste reden hiervoor. Bij ieder vervoermiddel werden verschillende redenen getoond. Hieronder volgt een overzicht van deze redenen.
Auto als bestuurder:
1. Ik heb geen rijbewijs
2. Ik vind het te duur
3. Ik vind het slecht voor het milieu
4. Ik kan/mag dit niet meer vanwege mijn gezondheid
5. Ik durf het niet
6. Ik heb geen auto nodig
7. Ik neem liever een ander vervoermiddel
8. Andere reden

Een gewone fiets:
1. Ik heb nooit geleerd om te fietsen
2. Ik rijd op een elektrische fiets
3. Een gewone fiets is te duur
4. Ik kan/mag dit niet meer vanwege mijn gezondheid
5. Ik durf het niet
6. Ik neem liever een ander vervoermiddel
7. Andere reden

Een elektrische fiets:
1. Ik rijd op een gewone fiets
2. Een elektrische fiets is te duur
3. Ik kan/mag dit niet meer vanwege mijn gezondheid
4. Ik durf het niet
5. Ik neem liever een ander vervoermiddel
6. Andere reden
De vraag naar de belangrijkste reden om niet op een elektrische fiets te fietsen, wordt niet aangeboden als de respondent bij de gewone fiets als belangrijkste reden aangeeft dat hij of zij nooit geleerd heeft om te fietsen.

Trein/ bus, tram of metro:
1. Ik vind het te duur
2. Ik vind het te moeilijk
3. Ik ben bang dat ik geen zitplaats heb
4. Ik vind het te druk op het treinstation/ bij de halte of het station
5. Het treinstation/ de halte of het station is voor mij te ver of moeilijk bereikbaar
6. Het treinstation/ de halte of het station is voor mij moeilijk toegankelijk vanwege trappen en drempels
7. Ik neem liever een ander vervoermiddel
8. Ik heb hier geen behoefte aan
9. Andere reden

Tevredenheid met de mobiliteit
De vraag naar de tevredenheid met de eigen mobiliteit is als volgt: Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven hoe tevreden of ontevreden u bent over uw eigen mobiliteit? Daarmee bedoelen we de mate waarin u zichzelf buitenshuis kunt verplaatsen. Een 1 betekent ‘heel erg ontevreden’ en een 10 betekent ‘heel erg tevreden’. Aan degenen die ontevreden zijn over hun eigen mobiliteit en een cijfer van 1 tot en met 5 geven, wordt om een toelichting gevraagd.

Bereikbaarheid van plekken
Kunt u voor de volgende plekken aangeven of u deze zelfstandig, dus zonder hulp van anderen, kunt bereiken? Als u een plek nooit wilt of hoeft te bezoeken, kunt u dit aangeven met ‘niet van toepassing’: 1) supermarkt, 2) apotheek, 3) huisarts, 4) ziekenhuis, 5) treinstation, 6) bus, tram of metrohalte, 7) pinautomaat, 8) sportvereniging, 9) hobbyvereniging, 10) café of restaurant. Respondenten konden hierbij met ‘ja’, ‘nee’ of ‘niet van toepassing’ antwoorden. Daarnaast is gevraagd of mensen bij de meeste familieleden en vrienden zelfstandig zonder hulp van anderen op bezoek kunnen gaan.
Vervolgens is gevraagd of mensen weleens hulp krijgen van bekenden om naar de plek of plekken te gaan die zij niet zelfstandig kunnen bereiken. De antwoordcategorieën zijn: ‘ja, vaak’, ‘ja, soms’, en ‘nee, nooit’.

Gezondheidsbeperkingen
In welke mate bent u vanwege problemen met uw gezondheid beperkt in activiteiten die mensen gewoonlijk doen? De antwoordcategorieën luiden als volgt: 1) Ernstig beperkt, 2) Wel beperkt, maar niet ernstig, en 3) Helemaal niet beperkt.

Analyses Belevingen

Door middel van bivariate analyses is nagegaan of geslacht en leeftijd van belang zijn als het gaat om de mobiliteit en meningen over dit onderwerp. Daarnaast is gekeken of de financiële welvaart van het huishouden en de stedelijkheid van de buurt van belang zijn. De financiële welvaart van een huishouden is vastgesteld als de som van het cumulatieve aandeel in het totale inkomen van alle huishoudens en het cumulatieve aandeel in het totale vermogen (Van den Brakel en Gidding, 2019). Het gaat hierbij om de relatieve inkomens- en vermogenspositie van huishoudens.
Bij tevredenheid met de mobiliteit worden moeite met lopen en het hebben van gezondheidsbeperkingen nog extra meegenomen in de uitsplitsingen. Alleen significante relaties (p <0,05) worden in dit artikel besproken. Met meervoudige regressieanalyses is getoetst of de bivariate verbanden blijven bestaan als gecorrigeerd wordt voor de hierboven genoemde achtergrondkenmerken, hoogst behaald onderwijsniveau, migratieachtergrond en de ervaren gezondheid. Moeite met lopen is hierbij niet meegenomen, omdat dit kenmerk overlapt met zowel ervaren gezondheid als het hebben van gezondheidsbeperkingen.

3. Registergegevens

Daarnaast zijn bij het CBS beschikbare registergegevens gebruikt voor de beschrijving van het auto- en rijbewijsbezit van alle 55-plussers in Nederland. Het autobezit in het huishouden heeft betrekking op 1 januari 2018. Het rijbewijsbezit is op basis van gegevens van 1 januari 2019.