Verkeersmobiliteit van 55-plussers, 2018/2019

2. Resultaten

2.1 Verkeersdeelname 55-plussers in 2018

Niet iedereen neemt dagelijks deel aan het verkeer. Naarmate de leeftijd toeneemt, gaat gemiddeld een kleiner deel van de mensen dagelijks de deur uit. Van de 55-plussers nam in 2018 dagelijks 75 procent deel aan het verkeer, van de 35- tot 55-jarigen deed 86 procent dit. De 35- tot 55-jarigen zijn als referentiegroep gekozen omdat zij er qua leeftijd het dichtst tegenaan zitten. Deze groep wordt ter vergelijking getoond bij de informatie over verkeersdeelname en autobeschikbaarheid.

Binnen de groep 55-plussers zijn er ook duidelijke verschillen in verkeersdeelname: 82 procent van de 55- tot 65-jarigen gaat minimaal één keer per dag de deur uit, van de 65- tot 75-jarigen is dit 75 procent en van de 75-plussers is dit 60 procent. In totaal komt een kwart van de 55-plussers niet dagelijks buiten de deur, van de 75-plussers zijn dit er 4 op de 10. Alleen binnen de groep 75-plussers verschilt de verkeersdeelname naar geslacht: van de 75-plus mannen neemt dagelijks gemiddeld 63 procent deel aan het verkeer, terwijl 57 procent van de 75-plus vrouwen dit doet.

2.2 Autobezit, rijbewijsbezit en autobeschikbaarheid 55-plussers in 2018

Meer dan drie kwart 55-plussers heeft auto in huishouden

Op 1 januari 2018 had 77 procent van de 55-plussers minimaal één auto in het huishouden. Van de mannen had 82 procent een auto in het huishouden, van de vrouwen was dat 72 procent.

Bijna 9 van de 10 mannen van 55 jaar of ouder hebben rijbewijs, tegen bijna 7 van de 10 vrouwen

Uit cijfers gebaseerd op het rijbewijzenregister van de RDW (stand 1 januari 2019) blijkt dat 78 procent van de 55-plussers een rijbewijs heeft. 55-plus vrouwen hebben minder vaak een rijbewijs dan 55-plus mannen: van de mannen in deze leeftijdsgroep heeft 88 procent een rijbewijs tegenover 69 procent van de vrouwen. Onder 75-plussers is dit verschil nog groter, namelijk 75 procent bij de mannen tegen 39 procent bij de vrouwen. Een groter deel van de 70-plus vrouwen heeft nooit een rijbewijs gehad vergeleken met de 70-plus mannen (CBS, 2019). 75-plussers kunnen daarnaast alleen hun rijbewijs verlengen als zij een medische keuring doen en een gezondheidsverklaring van een arts hebben. Hoeveel 75-plussers geen rijbewijs hebben, omdat dit vanwege afkeuring bij de medische keuring is ingenomen, kan niet worden onderzocht wegens het ontbreken van data.

Rijbewijsbezit maakt plaatsnemen achter het stuur wettelijk mogelijk, maar de mate waarin een auto beschikbaar is voor gebruik is mede afhankelijk van het feit of je zelf een auto bezit, een auto deelt met andere gezinsleden of eventueel een auto moet huren of lenen.

Ruim 7 van de 10 mannen van 55 jaar of ouder hebben een auto op eigen naam, tegen ruim 3 van de 10 vrouwen

Uit ODiN 2018 blijkt dat meer dan de helft van de 55-plussers in dat jaar een personenauto op eigen naam had staan. Dit aandeel verschilde nauwelijks van dat van de 35- tot 55-jarigen. Er is wel een verschil tussen 55-plus mannen en vrouwen. Ruim 7 van de 10 mannen van 55 jaar of ouder hebben een auto op eigen naam staan en ruim 1 van de 10 heeft wel een auto beschikbaar in het huishouden maar geen auto op eigen naam staan. Van de 55-plus vrouwen daarentegen heeft 33 procent een auto op eigen naam staan en 32 procent heeft alleen een auto beschikbaar in het huishouden. Bijna 31 procent van de 55-plus vrouwen kan niet zelf achter het stuur gaan zitten omdat ze geen rijbewijs hebben; bij de mannen is dat slechts een achtste deel.

75-plussers hebben minder vaak een rijbewijs en, als zij wel een rijbewijs hebben, minder vaak een auto op eigen naam staan of beschikbaar in het huishouden dan 55- tot 75-jarigen.

2.2.1 Autobeschikbaarheid naar leeftijd, 2018
 Rijbewijs, personenauto op eigen naam (%)Rijbewijs, personenauto in huishouden (%)Rijbewijs, geen personenauto in huishouden (%)Geen rijbewijs (%)
35 tot 55 jaar5228614
55 tot 65 jaar5427712
65 tot 75 jaar5324617
75 jaar of ouder4110444
Bron: ODiN, 2018

75-plussers legden dagelijks helft kilometers af in vergelijking met 55- tot 65-jarigen

Naarmate 55-plussers ouder zijn, worden er minder kilometers afgelegd. In 2018 legden 55- tot 65-jarigen dagelijks ruim 35 kilometer af, 65- tot 75-jarigen ruim 30 kilometer en 75-plussers gemiddeld 17 kilometer. Het niet kunnen autorijden, of het in mindere mate kunnen beschikken over een auto heeft ook een relatie met de afstand die mensen afleggen. Binnen elk van de drie leeftijdsgroepen leggen mensen met een rijbewijs en een auto op eigen naam of met een rijbewijs en een auto in het huishouden, een grotere afstand af dan mensen met een rijbewijs zonder auto in het huishouden of mensen zonder rijbewijs. Bij de 55-tot 65-jarigen is er ook nog een verschil in afgelegde afstand tussen personen die wel een rijbewijs hebben maar geen auto en personen zonder rijbewijs. Deze laatsten reizen minder ver op een dag.

2.2.2 Afgelegde afstand naar leeftijd en autobeschikbaarheid, 2018
 55 tot 65 jaar (Afgelegde afstand per persoon per dag (km))65 tot 75 jaar (Afgelegde afstand per persoon per dag (km))75 jaar of ouder (Afgelegde afstand per persoon per dag (km))
Rijbewijs, personenauto op eigen naam43,8635,3724,38
Rijbewijs, personenauto in huishouden40,8732,6723,75
Rijbewijs, geen personenauto in huishouden26,9517,3110,92
Geen rijbewijs20,8817,119,12
Bron: ODiN, 2018

2.3 Fietsbezit 55-plussers in 2019

Twee derde 55-plussers heeft gewone fiets, 4 op de 10 elektrische fiets

Uit het onderzoek Belevingen blijkt dat in 2019 meer 55-plussers een gewone fiets, waarmee een niet-elektrische fiets bedoeld wordt, dan een elektrische fiets hadden. Twee derde geeft aan minstens één gewone fiets in het huishouden te hebben; 4 van de 10 zeggen minimaal één elektrische fiets te hebben. Relatief meer mannen hebben een gewone fiets in het huishouden dan vrouwen, namelijk 73 tegen 62 procent. Het gewone fietsbezit is met 79 procent het hoogst onder 55- tot 65-jarigen. Het elektrische fietsbezit is het hoogst onder 65- tot 75-jarigen: van hen heeft 45 procent minstens één e-bike in het huishouden.

Elektrische fietsbezit 55-plussers op platteland dubbel zo groot als in stad

Het elektrische fietsbezit is hoger in weinig en niet stedelijke buurten dan in stedelijke buurten. Waar minder dan een kwart (23 procent) van de 55-plussers in zeer sterk stedelijke buurten een elektrische fiets in het huishouden heeft, heeft meer dan de helft (52 procent) van de 55-plussers in niet stedelijke buurten een e-bike.
Naarmate een huishouden financieel welvarender is, is er vaker een gewone of elektrische fiets – of een auto – in het huishouden aanwezig.

2.4 Vervoermiddelengebruik 55-plussers en redenen niet-gebruik


Gemiddeld reden autobestuurders van 55 jaar of ouder in 2018 ruim 16 kilometer per dag in de auto. Mannen legden dagelijks ruim twee en een half keer zoveel kilometers af als vrouwen (ruim 24 tegen ruim 9 kilometer).

Ruim een kwart van de 55-plussers reed bijna dagelijks auto

Ruim een kwart van de 55-plussers gaf aan (vrijwel) dagelijks met de auto te reizen als bestuurder (Bron: ODiN, 2018). Van de 35- tot 55-jarigen zat 49 procent bijna iedere dag op de weg als autobestuurder. Het percentage 55-plus mannen dat (vrijwel) dagelijks de auto als bestuurder gebruikt is dubbel zo groot als dat van de vrouwen, namelijk 37 tegen 18 procent. Een man-vrouwverschil bestaat bij alle onderscheiden leeftijdsgroepen 55-plussers. Onder de 75-plussers is het verschil respectievelijk 22 en 8 procent. Ook bij de 35- tot 55-jarigen bestaat een man-vrouwverschil.

Kwart 55-plussers reed zelf vrijwel nooit auto, 4 procent was dagelijks autopassagier

De groep 55-plussers die (vrijwel) nooit achter het stuur zat, is even groot als de groep dagelijkse autobestuurders. Bij beide groepen gaat het om circa een kwart. Vier procent reisde (vrijwel) dagelijks als passagier met de auto; vrouwen zijn vaker passagier dan mannen. Gemiddeld reizen 55-plus mannen bijna 2,5 kilometer per dag als autopassagier, tegen bijna 9 kilometer door de 55-plus vrouwen.

Ontbreken rijbewijs meest genoemde reden 55-plussers om geen auto te rijden

In het onderzoek Belevingen 2019 konden mensen die zeiden nooit als bestuurder auto te rijden aangeven wat de belangrijkste reden hiervoor was. Geen rijbewijs is de meest genoemde reden (50 procent), 18 procent geeft aan niet te rijden vanwege de gezondheid en 10 procent zegt dit niet te durven.

2.4.1 Belangrijkste reden om geen auto te rijden, 2019
reden geen auto (% 55 jaar of ouder dat geen auto rijdt)
Geen rijbewijs50
Vanwege mijn gezondheid18
Durf niet10
Geen auto nodig6
Te duur5
Voorkeur voor ander vervoermiddel3
Slecht voor het milieu1
Anders8
Bron: Belevingen, 2019

1 van de 5 personen van 55 jaar of ouder fietste nooit

Van alle 55-plussers zei in 2019 20 procent nooit te fietsen en 30 procent gaf aan dagelijks te fietsen (Bron: Belevingen, 2019). Het gaat hier zowel om het fietsen met een gewone, niet-elektrische fiets als om het fietsen met een elektrische fiets. Van de 75-plussers fietste 41 procent nooit en 21 procent dagelijks; de rest fietst wel maar niet iedere dag. Onder 55- tot 75-jarigen ligt het aandeel dat nooit fietst lager en het aandeel dat dagelijks fietst hoger. Van de 55- tot 65-jarigen fietste 12 procent nooit en 31 procent dagelijks en van de 65- tot 75-jarigen was dit 16 en 34 procent. Gemiddeld fietsten 55-plussers ruim 3 kilometer op een dag (Bron: ODiN 2018).

E-bike meest gebruikt door 65- tot 75-jarigen

Wanneer de gewone fiets van de elektrische fiets wordt onderscheiden, blijkt ook bij het gebruik van alleen de gewone fiets dat de verschillen tussen de leeftijdsgroepen groot zijn; 14 procent van de 75-plussers fietst dagelijks op een gewone fiets tegen respectievelijk ruim een kwart van de 55- tot 65-jarigen en de 65- tot 75-jarigen (Bron: ODiN, 2018). De elektrische fiets is met name populair onder de 65- tot 75-jarigen: 14 procent van deze leeftijdsgroep gebruikt de e-bike dagelijks. Van de 55- tot 65-jarigen en van de 75-plussers doet 10 procent dit.

E-bike meest genoemde reden om geen gewone fiets te gebruiken, en andersom

Aan mensen die nooit fietsen (ongeacht het type fiets), is gevraagd naar de belangrijkste reden hiervoor (Bron: Belevingen, 2019). De meest genoemde reden dat mensen geen gewone fiets gebruiken is dat ze in plaats daarvan op een e-bike fietsen (39 procent). Een vergelijkbaar beeld tekent zich af als het gaat om het niet gebruiken van een elektrische fiets: 53 procent geeft aan op een gewone fiets te rijden. Een andere relatief vaak genoemde reden om niet te mogen of kunnen fietsen zijn gezondheidsproblemen: 28 procent van de 55-plussers die geen gewone fiets gebruiken, zegt dat ze dit wegens hun gezondheid doen. Van degenen die aangeven geen e-bike te gebruiken geeft 10 procent hun gezondheid als belangrijkste reden hiervoor aan. Van de totale groep 55-plussers gaat het om bijna 1 van de 10 die vanwege de gezondheid niet meer fietst. Dit aandeel loopt van 5 procent onder de 55- tot 75-jarigen tot 21 procent onder de 75-plussers.

Niet durven fietsen wordt door 10 procent van degenen die nooit een gewone fiets gebruiken als belangrijkste reden hiervoor genoemd en door 7 procent van degenen die nooit een elektrische fiets gebruiken. Van alle 55-plussers zegt 5 procent dat ze niet meer durven fietsen, variërend van 2 procent van de 55- tot 75-jarigen tot 13 procent van de 75-plussers. Negen procent van degenen die geen gewone of elektrische fiets gebruiken heeft de voorkeur voor een ander vervoermiddel, zoals de auto. Van alle 55-plussers geeft 4 procent aan een voorkeur voor een ander vervoermiddel te hebben en daarom niet te fietsen. Negen procent zegt niet op een elektrische fiets te fietsen, omdat ze die te duur vinden. Daarnaast zegt 2 procent niet op een gewone fiets te fietsen, omdat zij nooit fietsen geleerd hebben.

2.4.2 Belangrijkste reden om niet te fietsen op een gewone of elektrische fiets 1), 2019
 Gewone fiets (% 55 jaar of ouder dat niet fietst op een gewone of elektrische fiets)Elektrische fiets (% 55 jaar of ouder dat niet fietst op een gewone of elektrische fiets)
Ik rijd op een ander soort fiets (gewoon of elektrisch)3953
Vanwege gebrekkige gezondheid2810
Durf niet107
Voorkeur voor ander vervoermiddel99
Te duur09
Nooit geleerd2
Anders1111
Bron: Belevingen, 2019. 1) De vraag naar de belangrijkste reden om niet elektrisch te fietsen, is niet voorgelegd aan degenen die bij de belangrijkste reden om niet op een gewone fiets te fietsen, aangaven nooit fietsen geleerd te hebben.

Ruim helft 55-plussers gebruikte geen openbaar vervoer (OV)

55-plussers gebruiken de trein, bus, tram of metro minder dan de auto of de fiets. Ruim de helft (54 procent) reisde in 2018 vrijwel nooit met de trein of met bus, tram of metro. Ruim 1 procent gebruikt vrijwel dagelijks de trein; bijna 2 procent de bus, tram of metro (Bron: ODiN, 2018). Het dagelijks gebruik van deze OV-middelen is onder 55- tot 65-jarigen hoger dan onder 65-plussers. Gemiddeld per dag reizen 55-plussers bijna 3 kilometer per trein en 2 kilometer met bus, tram of metro.

‘Geen behoefte’ meest genoemde reden voor niet gebruiken OV

De meest genoemde reden dat veel 55-plussers (35 procent) niet met de trein of met de bus, tram of metro reizen, is dat zij er geen behoefte aan hebben (Bron: Belevingen, 2019). Ook geeft een vergelijkbaar deel de voorkeur aan een ander vervoermiddel. Verder zegt in totaal 18 procent van de 55-plussers niet met de trein te reizen vanwege problemen als ‘te moeilijk’, ‘te druk’, ‘moeilijk bereikbaar’ of ‘slechte toegankelijkheid’. Voor de bus, tram of metro is dit 13 procent.

2.4.3 Belangrijkste reden om niet met de trein of bus, tram en metro te reizen, 2019
 Trein (% 55 jaar of ouder dat niet met trein of bus, tram en metro reist)Bus, tram, metro (% 55 jaar of ouder dat niet met trein of bus, tram en metro reist)
Geen behoefte aan3535
Voorkeur voor ander vervoermiddel3036
Station/ halte te ver of moeilijk bereikbaar96
Te duur64
Te moeilijk54
Station of halte moeilijk toegankelijk 32
Te druk op het station of de halte11
Bang dat ik geen zitplaats heb00
Anders1111
Bron: Belevingen, 2019

1 van de 7 gebruikte wel eens taxi

In 2019 zei 14 procent van de 55-plussers wel eens een taxi 1) te pakken; 8 procent gebruikt wel eens speciaal vervoer zoals de belbus of regiotaxi en 3 procent gebruikt een scootmobiel (Bron: Belevingen, 2019). De rest van de 55-plussers gebruikte deze vervoermiddelen nooit. 

Het percentage dat wel eens een taxi pakt, is onder mannen hoger dan onder vrouwen. Dit in tegenstelling tot speciaal vervoer waar vrouwen vaker gebruik van maken dan mannen. Bij scootmobielgebruik bestaat er geen verschil naar sekse.

75-plussers maken vaker weleens gebruik van de taxi dan de 55- tot 65-jarigen, maar er is geen verschil tussen hen en de 65- tot 75-jarigen. Het gebruik van speciaal vervoer voor zieken, gehandicapten en ouderen, en het gebruik van de scootmobiel is onder 75-plussers hoger dan onder 55- tot 75-jarigen.

Bijna helft 55-plussers wandelde dagelijks of ging te voet ergens naar toe

Naast het gebruik van vervoermiddelen wandelt een groot deel van de 55-plussers geregeld of gaan zij te voet ergens naartoe; bijna de helft zegt dagelijks te lopen en 36 procent een of enkele keren per week. Zes procent geeft aan nooit te lopen (Bron: Belevingen, 2019). Hierbij moet worden opgemerkt dat het onderzoek Belevingen 2019 is uitgevoerd van februari tot en met juni, een periode met doorgaans mooier weer. In de herfst of winter lopen 55-plussers wellicht wat minder frequent.
Het aandeel dat dagelijks wandelt of ergens te voet naartoe gaat verschilt niet tussen 55-plus mannen en vrouwen. Het deel dat überhaupt weleens wandelt, is onder mannen wel iets hoger dan onder vrouwen, namelijk 95 tegen 93 procent. Hier speelt mee dat vrouwen gemiddeld ouder zijn en vaker gezondheidsproblemen hebben. Onder 75-plussers is het aandeel dat weleens wandelt 87 procent, onder 55- tot 75-jarigen ligt dit op 96 procent.

2.5 Vervoermiddelengebruik 55-plussers in relatie tot nabijheid voorzieningen

Het gebruik van vervoermiddelen door 55-plussers is gerelateerd aan de nabijheid van winkels (Bron: Belevingen, 2019). In gebieden waar winkels met levensmiddelen binnen een straal van 1 km liggen, wandelt een groter deel van de 55-plussers dagelijks dan in gebieden waar deze winkels gemiddeld verder weg liggen. Voor de gewone fiets geldt dat het percentage dat dagelijks fietst hoger is als er winkels binnen 1 of 3 km zijn. Het dagelijks gebruik van de elektrische fiets houdt niet verband met de aanwezigheid van winkels binnen 1 of 3 km. Daarentegen is het percentage dat dagelijks autorijdt lager als er winkels binnen 1 of 3 km van huis zijn. Het voorzieningenniveau in de buurt kan dus van belang zijn voor de keuze tussen wandelen of fietsen (op een gewone fiets) enerzijds en autorijden anderzijds. Er is hierbij geen rekening gehouden met de routes die daadwerkelijk gebruikt worden, en hoogteverschillen, bruggen, viaducten en veerponten en dergelijke die de toegankelijkheid van voorzieningen kunnen beïnvloeden.

2.6 Tevredenheid 55-plussers met eigen mobiliteit in 2019

De daadwerkelijke mobiliteit van mensen of de mogelijkheden die mensen hebben om zich te verplaatsen zegt niets over de mate waarin zij tevreden of ontevreden zijn over hun mobiliteit. In het kader van vervoersarmoede is er behoefte aan meer informatie over de ervaren mobiliteit van mensen. In het onderzoek Belevingen is gevraagd hoe tevreden of ontevreden mensen zijn met hun eigen mobiliteit. Daarmee wordt bedoeld de mate waarin zij zichzelf buitenshuis kunnen verplaatsen.

Ruim 9 van de 10 geven eigen mobiliteit een voldoende

Gemiddeld geven 55-plussers hun eigen mobiliteit het rapportcijfer 8,3. 92 procent geeft een voldoende (een 6 of hoger) en 8 procent een onvoldoende (een 5 of lager) (Bron: Belevingen, 2019). Bijna 4 van de 10, 37 procent, geven zelfs een 10. Mannen geven hun mobiliteit iets vaker een voldoende dan vrouwen (94 tegen 90 procent), en 55- tot 75-jarigen geven vaker een voldoende dan 75-plussers (94 tegen 85 procent). Er zijn geen verschillen in tevredenheid met de eigen mobiliteit tussen mensen uit zeer sterk stedelijke en de overige minder stedelijke gebieden.

Gezondheidsbeperkingen hangen samen met tevredenheid mobiliteit

Moeite hebben met lopen of niet kunnen lopen en het ervaren van belemmeringen vanwege de gezondheid zijn sterk gerelateerd aan de tevredenheid met de eigen mobiliteit. Dat geldt ook voor de mogelijkheid om zelfstandig plekken te kunnen bereiken. Waar 97 procent van de 55-plussers die zonder moeite kunnen lopen hun mobiliteit een voldoende geeft, is dit onder 55-plussers die niet kunnen lopen 56 procent en onder 55-plussers die grote moeite hebben met lopen 68 procent. Van de 55-plussers met ernstige gezondheidsbeperkingen geeft 55 procent een 6 of hoger voor hun mobiliteit.

Zelfstandig kunnen bereiken van plekken sterk gerelateerd aan waardering mobiliteit

Het zelfstandig kunnen bereiken van voorzieningen zoals een supermarkt of van familie is ook sterk gerelateerd aan de tevredenheid met de mobiliteit. Zo is 94 procent van de 55-plussers die zelfstandig een supermarkt kunnen bereiken tevreden over hun mobiliteit, tegen 37 procent van degenen die dit niet zelfstandig kunnen. En waar 95 procent van de 55-plussers die zelfstandig familie kunnen bereiken tevreden is over de mobiliteit, is dit onder degenen die dat niet zelfstandig kunnen 57 procent. Zowel het zelfstandig kunnen bereiken van plekken als de tevredenheid met de mobiliteit is sterk gerelateerd aan het al dan niet hebben van gezondheidsbeperkingen. Maar ook als rekening wordt gehouden met verschillen in gezondheidsbeperkingen blijft het verband tussen het zelfstandig kunnen bereiken van plekken en de tevredenheid met de mobiliteit bestaan, zo blijkt uit regressieanalyse.

55-plussers die over een auto kunnen beschikken vaker tevreden over mobiliteit

55-plussers die nooit autorijden geven hun mobiliteit minder vaak een voldoende dan degenen die wel kunnen rijden. Deze groep bestaat niet alleen uit personen zonder rijbewijs (die dus niet de wettelijke bevoegdheid hebben om auto te rijden), maar ook uit personen met rijbewijs die geen auto (meer) rijden. Van degenen die zelf niet autorijden geeft 78 procent een voldoende aan de eigen mobiliteit, tegen 95 procent van de autobestuurders. 55-plussers met een rijbewijs geven hun mobiliteit vaker een voldoende dan 55-plussers zonder rijbewijs, namelijk 94 tegen 80 procent. Dit geldt ook voor 55-plussers met iemand in het huishouden met een rijbewijs ten opzichte van 55-plussers die niemand in het huishouden met een rijbewijs hebben. Het daadwerkelijke gebruik van de auto als bestuurder speelt hierbij slechts deels een rol; het verschil tussen mensen met en zonder rijbewijs blijft bestaan als gecorrigeerd wordt voor het wel of niet autorijden door die groep. Het simpelweg in het bezit zijn van een rijbewijs is gerelateerd aan meer tevredenheid over de mobiliteit.

Redenen voor ontevredenheid mobiliteit

55-plussers die hun eigen mobiliteit met een 5 of lager waardeerden, is gevraagd om een toelichting te geven op hun antwoord. Moeite met lopen of niet kunnen lopen worden het vaakst genoemd als reden om ontevreden te zijn met de eigen mobiliteit. Daarnaast zijn andere gezondheidsklachten, afhankelijk zijn van anderen om ergens naartoe te gaan, niet kunnen fietsen of moeite hebben met fietsen, en niet kunnen autorijden als redenen genoemd.

2.7 Bereikbaarheid van plekken voor 55-plussers in 2019

Het kunnen bereiken van voorzieningen zonder hulp zoals de supermarkt, huisarts, apotheek, of plekken voor vrijetijdsbesteding en sociaal contact zoals sportverenigingen of cafés, en familie of bekenden is van belang voor de zelfstandigheid van mensen. Zoals hierboven gebleken is, hangt het kunnen bereiken van dit soort plekken ook sterk samen met de tevredenheid over de eigen mobiliteit.

In het onderzoek Belevingen is gevraagd naar de bereikbaarheid van de volgende plekken: supermarkt, apotheek, huisarts, pinautomaat, ziekenhuis, treinstation, bus-, tram- of metrohalte, sport- of hobbyvereniging, café of restaurant en familie of vrienden. Hierbij is gevraagd of mensen naar deze plekken willen en kunnen.

Ruim 1 van de 7 personen van 55 jaar of ouder en ruim 1 van de 3 personen van 75 jaar of ouder kan voorzieningen niet zelfstandig bereiken

Voor de groep 55-plussers die naar een bepaalde voorziening wil of moet is nagegaan in hoeverre zij hier zelfstandig kunnen komen. De groep die aangeeft niet naar een van deze voorzieningen te hoeven of willen, varieert van 1 procent in het geval van de supermarkt tot ruim 40 procent in het geval van een hobby- of sportvereniging. Binnen deze groep zullen er ook mensen zijn die deze voorzieningen niet zelfstandig kunnen bereiken, maar voor hen zal dit geen probleem zijn omdat ze er niet naartoe hoeven. Van alle 55-plussers geeft 15 procent aan dat zij een of meerdere voorzieningen niet zelfstandig kunnen bereiken maar er wel naartoe moeten of willen. Van de 75-plussers zegt 34 procent dit.

2.7.1 Kunnen bereiken van voorzieningen1), 2019
 Ja, zelfstandig (% 55 jaar of ouder)Nee, niet zelfstandig (% 55 jaar of ouder)Niet van toepassing, ik hoef of wil er niet naartoe (% 55 jaar of ouder)
Supermarkt9541
Apotheek9343
Huisarts9352
Pinautomaat9244
Ziekenhuis87103
Café, restaurant80614
Bus-, tram-, of metrohalte67528
Treinstation66728
Sportvereniging53542
Hobbyvereniging49546
Bron: Belevingen, 2019. 1) De groep die niet naar een bepaalde plek hoeft, is in deze figuur meegenomen bij ‘Niet van toepassing’. Daarom wijken de cijfers in de figuur af van de cijfers in de tabellen 8a, 8b en 8c van de tabellenbijlage waar deze groep buiten beschouwing is gelaten.

Het aandeel 55-plussers dat een specifieke voorziening niet zelfstandig kan bereiken, terwijl ze er wel naartoe moeten of willen, varieert van 4 tot en met 10 procent (Bron: Belevingen, 2019) (zie 8a, 8b en 8c van de tabellenbijlage). Hierbij is het aandeel dat niet zelfstandig een specifieke voorziening kan bereiken, bepaald voor de groep die naar de betreffende voorziening wil of moet. Het ziekenhuis is de plek die relatief de grootste groep 55-plussers niet zelfstandig kan bereiken. Het bereiken van supermarkt, apotheek en pinautomaat levert voor een relatief kleine groep problemen op.
Er zijn 55-plussers die niet naar een bepaalde voorziening gaan, maar toch hebben aangegeven er zelfstandig te kunnen komen. Zo zijn er mensen die aangeven nooit met de trein te reizen, maar wel rapporteren dat ze zelfstandig het treinstation kunnen bereiken. Hetzelfde geldt voor de bus-, tram- of metrohalte. Voor de andere voorzieningen kon dit niet worden nagegaan, maar daar zou dit ook kunnen spelen. Het deel dat een voorziening niet zelfstandig kan bereiken, wordt hierdoor waarschijnlijk onderschat, omdat er bij de groep die er wel kan komen mensen tussen zitten die er nooit naartoe hoeven.

Leeuwendeel 55-plussers die voorzieningen niet zelfstandig kunnen bereiken, kreeg hulp

Van de 55-plussers die een of meerdere voorzieningen niet zelfstandig kunnen bereiken, krijgt 78 procent hulp van bekenden om op de plaats van bestemming te komen; hiervan krijgt 37 procent deze hulp soms en 41 procent vaak. Ruim 1 van de 5 (22 procent) krijgt deze hulp niet. Van de 75-plussers krijgt 82 procent hulp van anderen, 39 procent soms en 43 procent vaak. Van de totale groep 55-plussers krijgt 3 procent geen hulp om bij voorzieningen te komen als ze er niet zelf kunnen komen. Van de groep 75-plussers is dit 6 procent.

Bijna 1 van de 10 kan familie of vrienden niet zelfstandig bereiken

9 procent van de 55-plussers geeft aan familie of vrienden niet zelfstandig te kunnen bereiken als ze daarheen moeten of willen. Ook hier krijgt het overgrote deel van deze groep (78 procent) hulp van bekenden. Bijna een kwart van de 75-plussers geeft aan familie of vrienden niet zelfstandig te kunnen bereiken; van hen krijgt ook 78 procent hierbij hulp.

Ruim 1 van de 7 vrouwen van 55 jaar of ouder  kan ziekenhuis niet zelfstandig bereiken

Vrouwen zeggen vaker dan mannen dat ze plekken waar ze naartoe moeten of willen niet zelfstandig kunnen bereiken. Dit geldt voor alle onderzochte voorzieningen waarbij verschillen in leeftijd, gezondheid of welvaart niet van belang zijn. Het grootste verschil tussen mannen en vrouwen bestaat bij de bereikbaarheid van het ziekenhuis: waar 5 procent van de mannen deze voorziening niet zelfstandig kan bereiken, is dat bij vrouwen 15 procent. Hierbij moet worden opgemerkt dat het aandeel dat aangeeft niet naar het ziekenhuis te hoeven niet verschilt tussen mannen en vrouwen. Voor de overige voorzieningen ligt het verschil tussen het percentage mannen en vrouwen die deze niet zelfstandig kunnen bereiken, maar er wel naartoe moeten of willen, tussen de 4 en 8 procent.

Ruim kwart 75-plussers kan niet zelfstandig naar ziekenhuis

75-plussers kunnen minder vaak zelfstandig voorzieningen bereiken dan 55- tot 75-jarigen. Dit geldt voor alle onderzochte voorzieningen, waarbij kenmerken als gezondheid, moeite met lopen, rijbewijs-, of autobezit in het huishouden geen doorslaggevende rol spelen. Het aandeel 75-plussers dat een plek waar zij naartoe moeten of willen niet zelfstandig kan bereiken, varieert van 12 in het geval van de supermarkt tot 26 procent in het geval van het ziekenhuis. Bij 55- tot 65-jarigen is dit 1 tot 4 procent en bij 65- tot 75-jarigen 2 tot 8 procent.

Gezondheid sterk gerelateerd aan zelfstandig kunnen bereiken voorzieningen

55-plussers met een (zeer) slechte gezondheid kunnen vaker plekken niet zelfstandig bereiken dan mensen met een redelijke of (zeer) goede gezondheid. Tussen deze groepen zijn de verschillen in bereikbaarheid van voorzieningen het grootst. Iets meer dan een vijfde van degenen met een (zeer) slechte gezondheid kan bijvoorbeeld niet zelfstandig de supermarkt bereiken; van degenen met een goede gezondheid is dat 1 procent. Een kwart van degenen met een slechte gezondheid kan de huisarts niet zelfstandig bereiken en ruim een derde kan niet zelf naar het ziekenhuis.
De nabijheid van voorzieningen speelt minder een rol. 55-plussers met voorzieningen die liggen tussen 1 en 5 kilometer van de woning kunnen deze even vaak zelfstandig bereiken als 55-plussers met voorzieningen binnen 1 kilometer van de woning.
1) Het gaat hier om de gewone taxi en niet om de regiotaxi.