Auteur: Jacqueline van Beuningen, Hermine Molnár-in ‘t Veld

Verkeersmobiliteit van 55-plussers, 2018/2019

Hoe verplaatsten 55-plussers zich en hoe waardeerden ze hun mobiliteit?

Over deze publicatie

Ruim 9 van de 10 personen van 55 jaar of ouder gaven hun eigen mobiliteit in het verkeer een rapportcijfer van 6 of hoger. Gemiddeld waardeerden de 55-plussers hun verkeersmobiliteit met een 8,3. Degenen met gezondheidsklachten waren minder vaak tevreden over hun mobiliteit. Van alle 55-plussers gaf ruim 1 op de 7 aan dat zij plekken niet zelfstandig kunnen bereiken terwijl zij er wel heen wilden of moesten. Van de 75-plussers zei ruim 1 op de 3 dit. Met name het ziekenhuis is relatief een lastig te bereiken voorziening voor 55-plussers. Vooral de auto was een populair vervoermiddel onder 55-plussers. De belangrijkste redenen om geen auto te rijden, zijn het ontbreken van een rijbewijs of een gebrekkige gezondheid. Het aandeel 55-plussers dat dagelijks minstens één keer aan het verkeer deelnam is kleiner dan dat van de 35- tot 55-jarigen. Dit blijkt uit onderzoek in 2018 en in 2019.

1. Inleiding

De overheid wil met het programma ‘Langer Thuis’ ouderen stimuleren om langer thuis te blijven wonen (VWS, 2018). Hiermee wordt een sterker beroep gedaan op de zelfredzaamheid van ouderen. Mobiel zijn en kunnen gaan en staan waar je wilt, is een onderdeel van deze zelfredzaamheid (Mollenkopf en Walker, 2007). Dit artikel gaat daarom in op de mobiliteit van 55-plussers. Met name 75-plussers gaan per dag minder vaak de deur uit dan 55- tot 75-jarigen en leggen daarbij gemiddeld ook minder kilometers af (CBS StatLine, 2018). Deze jongere groep wordt in deze studie ook onderzocht, omdat de mobiliteit van deze aankomende generatie ouderen van belang is voor de toekomstige zelfredzaamheid. Het gaat in dit artikel om personen in particuliere huishoudens, personen in instellingen, inrichtingen of tehuizen, zoals verpleegtehuizen, zijn niet meegenomen in dit onderzoek.

Een beperkte mobiliteit kan veroorzaakt worden door gezondheidsproblemen, maar hangt ook af van de sociale en fysieke omgeving. Hebben mensen een partner of familie of vrienden die hen helpen met reizen? Zijn er voldoende voorzieningen in de buurt en goed openbaar vervoer? In dit kader is het concept ‘vervoersarmoede’ relevant. Volgens Kampert et al. (2019) gaat vervoersarmoede over het niet kunnen komen waar je wilt komen, waardoor deelname aan maatschappelijke activiteiten belemmerd wordt. Er zijn in Nederland diverse onderzoeken uitgevoerd die ingaan op de beleving van vervoersarmoede, maar deze zijn vaak zeer kleinschalig en/of gericht op specifieke regio’s (zie Kampert et al. (2019) voor een overzicht). Dit artikel is niet specifiek gericht op het meten van vervoersarmoede, maar stelt wel een groep met een verhoogd risico op vervoersarmoede centraal: 55-plussers. Centraal staan de werkelijke en ervaren verkeersmobiliteit van 55-plussers in Nederland: hoe vaak gebruiken ze bepaalde vervoermiddelen, wat zijn de redenen waarom zij bepaalde vervoermiddelen niet gebruiken en hoe tevreden zijn zij over de eigen mobiliteit? Kunnen mensen bepaalde plekken waar ze heen willen of moeten, bereiken? Hoe denken ze over de eigen (on)mogelijkheden en krijgen ze hulp van anderen?

Er worden meerdere bronnen gebruikt: het mobiliteitsonderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2018 voor gegevens over autobeschikbaarheid, verkeersdeelname, afgelegde afstanden en gebruik van auto, fiets, trein, bus, tram of metro. En het onderzoek Belevingen 2019 voor gebruik van andere vervoermiddelen, fietsbezit, en gegevens over de ervaren mobiliteit. De gegevens van het Belevingen onderzoek zijn verrijkt met registergegevens over de nabijheid van voorzieningen. De gegevens uit ODiN hebben betrekking op 2018 en de gegevens uit Belevingen op 2019. Daarnaast worden registergegevens van de Dienst Wegverkeer (RDW) over het motorvoertuigenpark en het rijbewijzenregister gebruikt. In combinatie met gegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP) worden hiermee het autobezit van huishoudens en het rijbewijsbezit van personen berekend. De gegevens in dit artikel hebben betrekking op de periode vóór de coronacrisis. Inmiddels is duidelijk dat deze crisis gepaard gaat met veranderingen in de verkeersmobiliteit. Zo is er minder met het openbaar vervoer gereisd (CBS, 2020). Op dit moment zijn nog geen actuele gegevens beschikbaar over de verkeersmobiliteit van 55-plussers tijdens de coronacrisis. Dergelijke gegevens komen naar verwachting medio 2021 beschikbaar.

De onderzoeksresultaten zijn beschreven in paragraaf 2 en paragraaf 3 bevat de conclusies. Details over de onderzoeken, de methoden, gebruikte vraagstellingen en analyses staan in de technische toelichting. Gedetailleerde resultaten zijn te vinden in de tabellenbijlage.

2. Resultaten

2.1 Verkeersdeelname 55-plussers in 2018

Niet iedereen neemt dagelijks deel aan het verkeer. Naarmate de leeftijd toeneemt, gaat gemiddeld een kleiner deel van de mensen dagelijks de deur uit. Van de 55-plussers nam in 2018 dagelijks 75 procent deel aan het verkeer, van de 35- tot 55-jarigen deed 86 procent dit. De 35- tot 55-jarigen zijn als referentiegroep gekozen omdat zij er qua leeftijd het dichtst tegenaan zitten. Deze groep wordt ter vergelijking getoond bij de informatie over verkeersdeelname en autobeschikbaarheid.

Binnen de groep 55-plussers zijn er ook duidelijke verschillen in verkeersdeelname: 82 procent van de 55- tot 65-jarigen gaat minimaal één keer per dag de deur uit, van de 65- tot 75-jarigen is dit 75 procent en van de 75-plussers is dit 60 procent. In totaal komt een kwart van de 55-plussers niet dagelijks buiten de deur, van de 75-plussers zijn dit er 4 op de 10. Alleen binnen de groep 75-plussers verschilt de verkeersdeelname naar geslacht: van de 75-plus mannen neemt dagelijks gemiddeld 63 procent deel aan het verkeer, terwijl 57 procent van de 75-plus vrouwen dit doet.

2.2 Autobezit, rijbewijsbezit en autobeschikbaarheid 55-plussers in 2018

Meer dan drie kwart 55-plussers heeft auto in huishouden

Op 1 januari 2018 had 77 procent van de 55-plussers minimaal één auto in het huishouden. Van de mannen had 82 procent een auto in het huishouden, van de vrouwen was dat 72 procent.

Bijna 9 van de 10 mannen van 55 jaar of ouder hebben rijbewijs, tegen bijna 7 van de 10 vrouwen

Uit cijfers gebaseerd op het rijbewijzenregister van de RDW (stand 1 januari 2019) blijkt dat 78 procent van de 55-plussers een rijbewijs heeft. 55-plus vrouwen hebben minder vaak een rijbewijs dan 55-plus mannen: van de mannen in deze leeftijdsgroep heeft 88 procent een rijbewijs tegenover 69 procent van de vrouwen. Onder 75-plussers is dit verschil nog groter, namelijk 75 procent bij de mannen tegen 39 procent bij de vrouwen. Een groter deel van de 70-plus vrouwen heeft nooit een rijbewijs gehad vergeleken met de 70-plus mannen (CBS, 2019). 75-plussers kunnen daarnaast alleen hun rijbewijs verlengen als zij een medische keuring doen en een gezondheidsverklaring van een arts hebben. Hoeveel 75-plussers geen rijbewijs hebben, omdat dit vanwege afkeuring bij de medische keuring is ingenomen, kan niet worden onderzocht wegens het ontbreken van data.

Rijbewijsbezit maakt plaatsnemen achter het stuur wettelijk mogelijk, maar de mate waarin een auto beschikbaar is voor gebruik is mede afhankelijk van het feit of je zelf een auto bezit, een auto deelt met andere gezinsleden of eventueel een auto moet huren of lenen.

Ruim 7 van de 10 mannen van 55 jaar of ouder hebben een auto op eigen naam, tegen ruim 3 van de 10 vrouwen

Uit ODiN 2018 blijkt dat meer dan de helft van de 55-plussers in dat jaar een personenauto op eigen naam had staan. Dit aandeel verschilde nauwelijks van dat van de 35- tot 55-jarigen. Er is wel een verschil tussen 55-plus mannen en vrouwen. Ruim 7 van de 10 mannen van 55 jaar of ouder hebben een auto op eigen naam staan en ruim 1 van de 10 heeft wel een auto beschikbaar in het huishouden maar geen auto op eigen naam staan. Van de 55-plus vrouwen daarentegen heeft 33 procent een auto op eigen naam staan en 32 procent heeft alleen een auto beschikbaar in het huishouden. Bijna 31 procent van de 55-plus vrouwen kan niet zelf achter het stuur gaan zitten omdat ze geen rijbewijs hebben; bij de mannen is dat slechts een achtste deel.

75-plussers hebben minder vaak een rijbewijs en, als zij wel een rijbewijs hebben, minder vaak een auto op eigen naam staan of beschikbaar in het huishouden dan 55- tot 75-jarigen.

2.2.1 Autobeschikbaarheid naar leeftijd, 2018
 Rijbewijs, personenauto op eigen naam (%)Rijbewijs, personenauto in huishouden (%)Rijbewijs, geen personenauto in huishouden (%)Geen rijbewijs (%)
35 tot 55 jaar5228614
55 tot 65 jaar5427712
65 tot 75 jaar5324617
75 jaar of ouder4110444
Bron: ODiN, 2018

75-plussers legden dagelijks helft kilometers af in vergelijking met 55- tot 65-jarigen

Naarmate 55-plussers ouder zijn, worden er minder kilometers afgelegd. In 2018 legden 55- tot 65-jarigen dagelijks ruim 35 kilometer af, 65- tot 75-jarigen ruim 30 kilometer en 75-plussers gemiddeld 17 kilometer. Het niet kunnen autorijden, of het in mindere mate kunnen beschikken over een auto heeft ook een relatie met de afstand die mensen afleggen. Binnen elk van de drie leeftijdsgroepen leggen mensen met een rijbewijs en een auto op eigen naam of met een rijbewijs en een auto in het huishouden, een grotere afstand af dan mensen met een rijbewijs zonder auto in het huishouden of mensen zonder rijbewijs. Bij de 55-tot 65-jarigen is er ook nog een verschil in afgelegde afstand tussen personen die wel een rijbewijs hebben maar geen auto en personen zonder rijbewijs. Deze laatsten reizen minder ver op een dag.

2.2.2 Afgelegde afstand naar leeftijd en autobeschikbaarheid, 2018
 55 tot 65 jaar (Afgelegde afstand per persoon per dag (km))65 tot 75 jaar (Afgelegde afstand per persoon per dag (km))75 jaar of ouder (Afgelegde afstand per persoon per dag (km))
Rijbewijs, personenauto op eigen naam43,8635,3724,38
Rijbewijs, personenauto in huishouden40,8732,6723,75
Rijbewijs, geen personenauto in huishouden26,9517,3110,92
Geen rijbewijs20,8817,119,12
Bron: ODiN, 2018

2.3 Fietsbezit 55-plussers in 2019

Twee derde 55-plussers heeft gewone fiets, 4 op de 10 elektrische fiets

Uit het onderzoek Belevingen blijkt dat in 2019 meer 55-plussers een gewone fiets, waarmee een niet-elektrische fiets bedoeld wordt, dan een elektrische fiets hadden. Twee derde geeft aan minstens één gewone fiets in het huishouden te hebben; 4 van de 10 zeggen minimaal één elektrische fiets te hebben. Relatief meer mannen hebben een gewone fiets in het huishouden dan vrouwen, namelijk 73 tegen 62 procent. Het gewone fietsbezit is met 79 procent het hoogst onder 55- tot 65-jarigen. Het elektrische fietsbezit is het hoogst onder 65- tot 75-jarigen: van hen heeft 45 procent minstens één e-bike in het huishouden.

Elektrische fietsbezit 55-plussers op platteland dubbel zo groot als in stad

Het elektrische fietsbezit is hoger in weinig en niet stedelijke buurten dan in stedelijke buurten. Waar minder dan een kwart (23 procent) van de 55-plussers in zeer sterk stedelijke buurten een elektrische fiets in het huishouden heeft, heeft meer dan de helft (52 procent) van de 55-plussers in niet stedelijke buurten een e-bike.
Naarmate een huishouden financieel welvarender is, is er vaker een gewone of elektrische fiets – of een auto – in het huishouden aanwezig.

2.4 Vervoermiddelengebruik 55-plussers en redenen niet-gebruik


Gemiddeld reden autobestuurders van 55 jaar of ouder in 2018 ruim 16 kilometer per dag in de auto. Mannen legden dagelijks ruim twee en een half keer zoveel kilometers af als vrouwen (ruim 24 tegen ruim 9 kilometer).

Ruim een kwart van de 55-plussers reed bijna dagelijks auto

Ruim een kwart van de 55-plussers gaf aan (vrijwel) dagelijks met de auto te reizen als bestuurder (Bron: ODiN, 2018). Van de 35- tot 55-jarigen zat 49 procent bijna iedere dag op de weg als autobestuurder. Het percentage 55-plus mannen dat (vrijwel) dagelijks de auto als bestuurder gebruikt is dubbel zo groot als dat van de vrouwen, namelijk 37 tegen 18 procent. Een man-vrouwverschil bestaat bij alle onderscheiden leeftijdsgroepen 55-plussers. Onder de 75-plussers is het verschil respectievelijk 22 en 8 procent. Ook bij de 35- tot 55-jarigen bestaat een man-vrouwverschil.

Kwart 55-plussers reed zelf vrijwel nooit auto, 4 procent was dagelijks autopassagier

De groep 55-plussers die (vrijwel) nooit achter het stuur zat, is even groot als de groep dagelijkse autobestuurders. Bij beide groepen gaat het om circa een kwart. Vier procent reisde (vrijwel) dagelijks als passagier met de auto; vrouwen zijn vaker passagier dan mannen. Gemiddeld reizen 55-plus mannen bijna 2,5 kilometer per dag als autopassagier, tegen bijna 9 kilometer door de 55-plus vrouwen.

Ontbreken rijbewijs meest genoemde reden 55-plussers om geen auto te rijden

In het onderzoek Belevingen 2019 konden mensen die zeiden nooit als bestuurder auto te rijden aangeven wat de belangrijkste reden hiervoor was. Geen rijbewijs is de meest genoemde reden (50 procent), 18 procent geeft aan niet te rijden vanwege de gezondheid en 10 procent zegt dit niet te durven.

2.4.1 Belangrijkste reden om geen auto te rijden, 2019
reden geen auto (% 55 jaar of ouder dat geen auto rijdt)
Geen rijbewijs50
Vanwege mijn gezondheid18
Durf niet10
Geen auto nodig6
Te duur5
Voorkeur voor ander vervoermiddel3
Slecht voor het milieu1
Anders8
Bron: Belevingen, 2019

1 van de 5 personen van 55 jaar of ouder fietste nooit

Van alle 55-plussers zei in 2019 20 procent nooit te fietsen en 30 procent gaf aan dagelijks te fietsen (Bron: Belevingen, 2019). Het gaat hier zowel om het fietsen met een gewone, niet-elektrische fiets als om het fietsen met een elektrische fiets. Van de 75-plussers fietste 41 procent nooit en 21 procent dagelijks; de rest fietst wel maar niet iedere dag. Onder 55- tot 75-jarigen ligt het aandeel dat nooit fietst lager en het aandeel dat dagelijks fietst hoger. Van de 55- tot 65-jarigen fietste 12 procent nooit en 31 procent dagelijks en van de 65- tot 75-jarigen was dit 16 en 34 procent. Gemiddeld fietsten 55-plussers ruim 3 kilometer op een dag (Bron: ODiN 2018).

E-bike meest gebruikt door 65- tot 75-jarigen

Wanneer de gewone fiets van de elektrische fiets wordt onderscheiden, blijkt ook bij het gebruik van alleen de gewone fiets dat de verschillen tussen de leeftijdsgroepen groot zijn; 14 procent van de 75-plussers fietst dagelijks op een gewone fiets tegen respectievelijk ruim een kwart van de 55- tot 65-jarigen en de 65- tot 75-jarigen (Bron: ODiN, 2018). De elektrische fiets is met name populair onder de 65- tot 75-jarigen: 14 procent van deze leeftijdsgroep gebruikt de e-bike dagelijks. Van de 55- tot 65-jarigen en van de 75-plussers doet 10 procent dit.

E-bike meest genoemde reden om geen gewone fiets te gebruiken, en andersom

Aan mensen die nooit fietsen (ongeacht het type fiets), is gevraagd naar de belangrijkste reden hiervoor (Bron: Belevingen, 2019). De meest genoemde reden dat mensen geen gewone fiets gebruiken is dat ze in plaats daarvan op een e-bike fietsen (39 procent). Een vergelijkbaar beeld tekent zich af als het gaat om het niet gebruiken van een elektrische fiets: 53 procent geeft aan op een gewone fiets te rijden. Een andere relatief vaak genoemde reden om niet te mogen of kunnen fietsen zijn gezondheidsproblemen: 28 procent van de 55-plussers die geen gewone fiets gebruiken, zegt dat ze dit wegens hun gezondheid doen. Van degenen die aangeven geen e-bike te gebruiken geeft 10 procent hun gezondheid als belangrijkste reden hiervoor aan. Van de totale groep 55-plussers gaat het om bijna 1 van de 10 die vanwege de gezondheid niet meer fietst. Dit aandeel loopt van 5 procent onder de 55- tot 75-jarigen tot 21 procent onder de 75-plussers.

Niet durven fietsen wordt door 10 procent van degenen die nooit een gewone fiets gebruiken als belangrijkste reden hiervoor genoemd en door 7 procent van degenen die nooit een elektrische fiets gebruiken. Van alle 55-plussers zegt 5 procent dat ze niet meer durven fietsen, variërend van 2 procent van de 55- tot 75-jarigen tot 13 procent van de 75-plussers. Negen procent van degenen die geen gewone of elektrische fiets gebruiken heeft de voorkeur voor een ander vervoermiddel, zoals de auto. Van alle 55-plussers geeft 4 procent aan een voorkeur voor een ander vervoermiddel te hebben en daarom niet te fietsen. Negen procent zegt niet op een elektrische fiets te fietsen, omdat ze die te duur vinden. Daarnaast zegt 2 procent niet op een gewone fiets te fietsen, omdat zij nooit fietsen geleerd hebben.

2.4.2 Belangrijkste reden om niet te fietsen op een gewone of elektrische fiets 1), 2019
 Gewone fiets (% 55 jaar of ouder dat niet fietst op een gewone of elektrische fiets)Elektrische fiets (% 55 jaar of ouder dat niet fietst op een gewone of elektrische fiets)
Ik rijd op een ander soort fiets (gewoon of elektrisch)3953
Vanwege gebrekkige gezondheid2810
Durf niet107
Voorkeur voor ander vervoermiddel99
Te duur09
Nooit geleerd2
Anders1111
Bron: Belevingen, 2019. 1) De vraag naar de belangrijkste reden om niet elektrisch te fietsen, is niet voorgelegd aan degenen die bij de belangrijkste reden om niet op een gewone fiets te fietsen, aangaven nooit fietsen geleerd te hebben.

Ruim helft 55-plussers gebruikte geen openbaar vervoer (OV)

55-plussers gebruiken de trein, bus, tram of metro minder dan de auto of de fiets. Ruim de helft (54 procent) reisde in 2018 vrijwel nooit met de trein of met bus, tram of metro. Ruim 1 procent gebruikt vrijwel dagelijks de trein; bijna 2 procent de bus, tram of metro (Bron: ODiN, 2018). Het dagelijks gebruik van deze OV-middelen is onder 55- tot 65-jarigen hoger dan onder 65-plussers. Gemiddeld per dag reizen 55-plussers bijna 3 kilometer per trein en 2 kilometer met bus, tram of metro.

‘Geen behoefte’ meest genoemde reden voor niet gebruiken OV

De meest genoemde reden dat veel 55-plussers (35 procent) niet met de trein of met de bus, tram of metro reizen, is dat zij er geen behoefte aan hebben (Bron: Belevingen, 2019). Ook geeft een vergelijkbaar deel de voorkeur aan een ander vervoermiddel. Verder zegt in totaal 18 procent van de 55-plussers niet met de trein te reizen vanwege problemen als ‘te moeilijk’, ‘te druk’, ‘moeilijk bereikbaar’ of ‘slechte toegankelijkheid’. Voor de bus, tram of metro is dit 13 procent.

2.4.3 Belangrijkste reden om niet met de trein of bus, tram en metro te reizen, 2019
 Trein (% 55 jaar of ouder dat niet met trein of bus, tram en metro reist)Bus, tram, metro (% 55 jaar of ouder dat niet met trein of bus, tram en metro reist)
Geen behoefte aan3535
Voorkeur voor ander vervoermiddel3036
Station/ halte te ver of moeilijk bereikbaar96
Te duur64
Te moeilijk54
Station of halte moeilijk toegankelijk 32
Te druk op het station of de halte11
Bang dat ik geen zitplaats heb00
Anders1111
Bron: Belevingen, 2019

1 van de 7 gebruikte wel eens taxi

In 2019 zei 14 procent van de 55-plussers wel eens een taxi 1) te pakken; 8 procent gebruikt wel eens speciaal vervoer zoals de belbus of regiotaxi en 3 procent gebruikt een scootmobiel (Bron: Belevingen, 2019). De rest van de 55-plussers gebruikte deze vervoermiddelen nooit. 

Het percentage dat wel eens een taxi pakt, is onder mannen hoger dan onder vrouwen. Dit in tegenstelling tot speciaal vervoer waar vrouwen vaker gebruik van maken dan mannen. Bij scootmobielgebruik bestaat er geen verschil naar sekse.

75-plussers maken vaker weleens gebruik van de taxi dan de 55- tot 65-jarigen, maar er is geen verschil tussen hen en de 65- tot 75-jarigen. Het gebruik van speciaal vervoer voor zieken, gehandicapten en ouderen, en het gebruik van de scootmobiel is onder 75-plussers hoger dan onder 55- tot 75-jarigen.

Bijna helft 55-plussers wandelde dagelijks of ging te voet ergens naar toe

Naast het gebruik van vervoermiddelen wandelt een groot deel van de 55-plussers geregeld of gaan zij te voet ergens naartoe; bijna de helft zegt dagelijks te lopen en 36 procent een of enkele keren per week. Zes procent geeft aan nooit te lopen (Bron: Belevingen, 2019). Hierbij moet worden opgemerkt dat het onderzoek Belevingen 2019 is uitgevoerd van februari tot en met juni, een periode met doorgaans mooier weer. In de herfst of winter lopen 55-plussers wellicht wat minder frequent.
Het aandeel dat dagelijks wandelt of ergens te voet naartoe gaat verschilt niet tussen 55-plus mannen en vrouwen. Het deel dat überhaupt weleens wandelt, is onder mannen wel iets hoger dan onder vrouwen, namelijk 95 tegen 93 procent. Hier speelt mee dat vrouwen gemiddeld ouder zijn en vaker gezondheidsproblemen hebben. Onder 75-plussers is het aandeel dat weleens wandelt 87 procent, onder 55- tot 75-jarigen ligt dit op 96 procent.

2.5 Vervoermiddelengebruik 55-plussers in relatie tot nabijheid voorzieningen

Het gebruik van vervoermiddelen door 55-plussers is gerelateerd aan de nabijheid van winkels (Bron: Belevingen, 2019). In gebieden waar winkels met levensmiddelen binnen een straal van 1 km liggen, wandelt een groter deel van de 55-plussers dagelijks dan in gebieden waar deze winkels gemiddeld verder weg liggen. Voor de gewone fiets geldt dat het percentage dat dagelijks fietst hoger is als er winkels binnen 1 of 3 km zijn. Het dagelijks gebruik van de elektrische fiets houdt niet verband met de aanwezigheid van winkels binnen 1 of 3 km. Daarentegen is het percentage dat dagelijks autorijdt lager als er winkels binnen 1 of 3 km van huis zijn. Het voorzieningenniveau in de buurt kan dus van belang zijn voor de keuze tussen wandelen of fietsen (op een gewone fiets) enerzijds en autorijden anderzijds. Er is hierbij geen rekening gehouden met de routes die daadwerkelijk gebruikt worden, en hoogteverschillen, bruggen, viaducten en veerponten en dergelijke die de toegankelijkheid van voorzieningen kunnen beïnvloeden.

2.6 Tevredenheid 55-plussers met eigen mobiliteit in 2019

De daadwerkelijke mobiliteit van mensen of de mogelijkheden die mensen hebben om zich te verplaatsen zegt niets over de mate waarin zij tevreden of ontevreden zijn over hun mobiliteit. In het kader van vervoersarmoede is er behoefte aan meer informatie over de ervaren mobiliteit van mensen. In het onderzoek Belevingen is gevraagd hoe tevreden of ontevreden mensen zijn met hun eigen mobiliteit. Daarmee wordt bedoeld de mate waarin zij zichzelf buitenshuis kunnen verplaatsen.

Ruim 9 van de 10 geven eigen mobiliteit een voldoende

Gemiddeld geven 55-plussers hun eigen mobiliteit het rapportcijfer 8,3. 92 procent geeft een voldoende (een 6 of hoger) en 8 procent een onvoldoende (een 5 of lager) (Bron: Belevingen, 2019). Bijna 4 van de 10, 37 procent, geven zelfs een 10. Mannen geven hun mobiliteit iets vaker een voldoende dan vrouwen (94 tegen 90 procent), en 55- tot 75-jarigen geven vaker een voldoende dan 75-plussers (94 tegen 85 procent). Er zijn geen verschillen in tevredenheid met de eigen mobiliteit tussen mensen uit zeer sterk stedelijke en de overige minder stedelijke gebieden.

Gezondheidsbeperkingen hangen samen met tevredenheid mobiliteit

Moeite hebben met lopen of niet kunnen lopen en het ervaren van belemmeringen vanwege de gezondheid zijn sterk gerelateerd aan de tevredenheid met de eigen mobiliteit. Dat geldt ook voor de mogelijkheid om zelfstandig plekken te kunnen bereiken. Waar 97 procent van de 55-plussers die zonder moeite kunnen lopen hun mobiliteit een voldoende geeft, is dit onder 55-plussers die niet kunnen lopen 56 procent en onder 55-plussers die grote moeite hebben met lopen 68 procent. Van de 55-plussers met ernstige gezondheidsbeperkingen geeft 55 procent een 6 of hoger voor hun mobiliteit.

Zelfstandig kunnen bereiken van plekken sterk gerelateerd aan waardering mobiliteit

Het zelfstandig kunnen bereiken van voorzieningen zoals een supermarkt of van familie is ook sterk gerelateerd aan de tevredenheid met de mobiliteit. Zo is 94 procent van de 55-plussers die zelfstandig een supermarkt kunnen bereiken tevreden over hun mobiliteit, tegen 37 procent van degenen die dit niet zelfstandig kunnen. En waar 95 procent van de 55-plussers die zelfstandig familie kunnen bereiken tevreden is over de mobiliteit, is dit onder degenen die dat niet zelfstandig kunnen 57 procent. Zowel het zelfstandig kunnen bereiken van plekken als de tevredenheid met de mobiliteit is sterk gerelateerd aan het al dan niet hebben van gezondheidsbeperkingen. Maar ook als rekening wordt gehouden met verschillen in gezondheidsbeperkingen blijft het verband tussen het zelfstandig kunnen bereiken van plekken en de tevredenheid met de mobiliteit bestaan, zo blijkt uit regressieanalyse.

55-plussers die over een auto kunnen beschikken vaker tevreden over mobiliteit

55-plussers die nooit autorijden geven hun mobiliteit minder vaak een voldoende dan degenen die wel kunnen rijden. Deze groep bestaat niet alleen uit personen zonder rijbewijs (die dus niet de wettelijke bevoegdheid hebben om auto te rijden), maar ook uit personen met rijbewijs die geen auto (meer) rijden. Van degenen die zelf niet autorijden geeft 78 procent een voldoende aan de eigen mobiliteit, tegen 95 procent van de autobestuurders. 55-plussers met een rijbewijs geven hun mobiliteit vaker een voldoende dan 55-plussers zonder rijbewijs, namelijk 94 tegen 80 procent. Dit geldt ook voor 55-plussers met iemand in het huishouden met een rijbewijs ten opzichte van 55-plussers die niemand in het huishouden met een rijbewijs hebben. Het daadwerkelijke gebruik van de auto als bestuurder speelt hierbij slechts deels een rol; het verschil tussen mensen met en zonder rijbewijs blijft bestaan als gecorrigeerd wordt voor het wel of niet autorijden door die groep. Het simpelweg in het bezit zijn van een rijbewijs is gerelateerd aan meer tevredenheid over de mobiliteit.

Redenen voor ontevredenheid mobiliteit

55-plussers die hun eigen mobiliteit met een 5 of lager waardeerden, is gevraagd om een toelichting te geven op hun antwoord. Moeite met lopen of niet kunnen lopen worden het vaakst genoemd als reden om ontevreden te zijn met de eigen mobiliteit. Daarnaast zijn andere gezondheidsklachten, afhankelijk zijn van anderen om ergens naartoe te gaan, niet kunnen fietsen of moeite hebben met fietsen, en niet kunnen autorijden als redenen genoemd.

2.7 Bereikbaarheid van plekken voor 55-plussers in 2019

Het kunnen bereiken van voorzieningen zonder hulp zoals de supermarkt, huisarts, apotheek, of plekken voor vrijetijdsbesteding en sociaal contact zoals sportverenigingen of cafés, en familie of bekenden is van belang voor de zelfstandigheid van mensen. Zoals hierboven gebleken is, hangt het kunnen bereiken van dit soort plekken ook sterk samen met de tevredenheid over de eigen mobiliteit.

In het onderzoek Belevingen is gevraagd naar de bereikbaarheid van de volgende plekken: supermarkt, apotheek, huisarts, pinautomaat, ziekenhuis, treinstation, bus-, tram- of metrohalte, sport- of hobbyvereniging, café of restaurant en familie of vrienden. Hierbij is gevraagd of mensen naar deze plekken willen en kunnen.

Ruim 1 van de 7 personen van 55 jaar of ouder en ruim 1 van de 3 personen van 75 jaar of ouder kan voorzieningen niet zelfstandig bereiken

Voor de groep 55-plussers die naar een bepaalde voorziening wil of moet is nagegaan in hoeverre zij hier zelfstandig kunnen komen. De groep die aangeeft niet naar een van deze voorzieningen te hoeven of willen, varieert van 1 procent in het geval van de supermarkt tot ruim 40 procent in het geval van een hobby- of sportvereniging. Binnen deze groep zullen er ook mensen zijn die deze voorzieningen niet zelfstandig kunnen bereiken, maar voor hen zal dit geen probleem zijn omdat ze er niet naartoe hoeven. Van alle 55-plussers geeft 15 procent aan dat zij een of meerdere voorzieningen niet zelfstandig kunnen bereiken maar er wel naartoe moeten of willen. Van de 75-plussers zegt 34 procent dit.

2.7.1 Kunnen bereiken van voorzieningen1), 2019
 Ja, zelfstandig (% 55 jaar of ouder)Nee, niet zelfstandig (% 55 jaar of ouder)Niet van toepassing, ik hoef of wil er niet naartoe (% 55 jaar of ouder)
Supermarkt9541
Apotheek9343
Huisarts9352
Pinautomaat9244
Ziekenhuis87103
Café, restaurant80614
Bus-, tram-, of metrohalte67528
Treinstation66728
Sportvereniging53542
Hobbyvereniging49546
Bron: Belevingen, 2019. 1) De groep die niet naar een bepaalde plek hoeft, is in deze figuur meegenomen bij ‘Niet van toepassing’. Daarom wijken de cijfers in de figuur af van de cijfers in de tabellen 8a, 8b en 8c van de tabellenbijlage waar deze groep buiten beschouwing is gelaten.

Het aandeel 55-plussers dat een specifieke voorziening niet zelfstandig kan bereiken, terwijl ze er wel naartoe moeten of willen, varieert van 4 tot en met 10 procent (Bron: Belevingen, 2019) (zie 8a, 8b en 8c van de tabellenbijlage). Hierbij is het aandeel dat niet zelfstandig een specifieke voorziening kan bereiken, bepaald voor de groep die naar de betreffende voorziening wil of moet. Het ziekenhuis is de plek die relatief de grootste groep 55-plussers niet zelfstandig kan bereiken. Het bereiken van supermarkt, apotheek en pinautomaat levert voor een relatief kleine groep problemen op.
Er zijn 55-plussers die niet naar een bepaalde voorziening gaan, maar toch hebben aangegeven er zelfstandig te kunnen komen. Zo zijn er mensen die aangeven nooit met de trein te reizen, maar wel rapporteren dat ze zelfstandig het treinstation kunnen bereiken. Hetzelfde geldt voor de bus-, tram- of metrohalte. Voor de andere voorzieningen kon dit niet worden nagegaan, maar daar zou dit ook kunnen spelen. Het deel dat een voorziening niet zelfstandig kan bereiken, wordt hierdoor waarschijnlijk onderschat, omdat er bij de groep die er wel kan komen mensen tussen zitten die er nooit naartoe hoeven.

Leeuwendeel 55-plussers die voorzieningen niet zelfstandig kunnen bereiken, kreeg hulp

Van de 55-plussers die een of meerdere voorzieningen niet zelfstandig kunnen bereiken, krijgt 78 procent hulp van bekenden om op de plaats van bestemming te komen; hiervan krijgt 37 procent deze hulp soms en 41 procent vaak. Ruim 1 van de 5 (22 procent) krijgt deze hulp niet. Van de 75-plussers krijgt 82 procent hulp van anderen, 39 procent soms en 43 procent vaak. Van de totale groep 55-plussers krijgt 3 procent geen hulp om bij voorzieningen te komen als ze er niet zelf kunnen komen. Van de groep 75-plussers is dit 6 procent.

Bijna 1 van de 10 kan familie of vrienden niet zelfstandig bereiken

9 procent van de 55-plussers geeft aan familie of vrienden niet zelfstandig te kunnen bereiken als ze daarheen moeten of willen. Ook hier krijgt het overgrote deel van deze groep (78 procent) hulp van bekenden. Bijna een kwart van de 75-plussers geeft aan familie of vrienden niet zelfstandig te kunnen bereiken; van hen krijgt ook 78 procent hierbij hulp.

Ruim 1 van de 7 vrouwen van 55 jaar of ouder  kan ziekenhuis niet zelfstandig bereiken

Vrouwen zeggen vaker dan mannen dat ze plekken waar ze naartoe moeten of willen niet zelfstandig kunnen bereiken. Dit geldt voor alle onderzochte voorzieningen waarbij verschillen in leeftijd, gezondheid of welvaart niet van belang zijn. Het grootste verschil tussen mannen en vrouwen bestaat bij de bereikbaarheid van het ziekenhuis: waar 5 procent van de mannen deze voorziening niet zelfstandig kan bereiken, is dat bij vrouwen 15 procent. Hierbij moet worden opgemerkt dat het aandeel dat aangeeft niet naar het ziekenhuis te hoeven niet verschilt tussen mannen en vrouwen. Voor de overige voorzieningen ligt het verschil tussen het percentage mannen en vrouwen die deze niet zelfstandig kunnen bereiken, maar er wel naartoe moeten of willen, tussen de 4 en 8 procent.

Ruim kwart 75-plussers kan niet zelfstandig naar ziekenhuis

75-plussers kunnen minder vaak zelfstandig voorzieningen bereiken dan 55- tot 75-jarigen. Dit geldt voor alle onderzochte voorzieningen, waarbij kenmerken als gezondheid, moeite met lopen, rijbewijs-, of autobezit in het huishouden geen doorslaggevende rol spelen. Het aandeel 75-plussers dat een plek waar zij naartoe moeten of willen niet zelfstandig kan bereiken, varieert van 12 in het geval van de supermarkt tot 26 procent in het geval van het ziekenhuis. Bij 55- tot 65-jarigen is dit 1 tot 4 procent en bij 65- tot 75-jarigen 2 tot 8 procent.

Gezondheid sterk gerelateerd aan zelfstandig kunnen bereiken voorzieningen

55-plussers met een (zeer) slechte gezondheid kunnen vaker plekken niet zelfstandig bereiken dan mensen met een redelijke of (zeer) goede gezondheid. Tussen deze groepen zijn de verschillen in bereikbaarheid van voorzieningen het grootst. Iets meer dan een vijfde van degenen met een (zeer) slechte gezondheid kan bijvoorbeeld niet zelfstandig de supermarkt bereiken; van degenen met een goede gezondheid is dat 1 procent. Een kwart van degenen met een slechte gezondheid kan de huisarts niet zelfstandig bereiken en ruim een derde kan niet zelf naar het ziekenhuis.
De nabijheid van voorzieningen speelt minder een rol. 55-plussers met voorzieningen die liggen tussen 1 en 5 kilometer van de woning kunnen deze even vaak zelfstandig bereiken als 55-plussers met voorzieningen binnen 1 kilometer van de woning.
1) Het gaat hier om de gewone taxi en niet om de regiotaxi.

3. Conclusies

Van de 55-plussers nam in 2018 dagelijks 75 procent deel aan het verkeer. Ter vergelijking: van de 35- tot 55-jarigen deed 86 procent dit. Binnen de groep 55-plussers waren er ook duidelijke verschillen in verkeersdeelname: van de 55- tot 65-jarigen ging ruim 80 procent minimaal één keer per dag de deur uit, van de 65- tot 75-jarigen deed 75 procent dit en van de 75-plussers 60 procent.
De auto was populair onder 55-plussers. Ruim 7 van de 10 hadden een auto op eigen naam of in het huishouden ter beschikking en hadden een rijbewijs. Ruim een kwart van de 55-plussers maakte (vrijwel) dagelijks gebruik van de auto. Het niet hebben van een rijbewijs of een gebrekkige gezondheid zijn de belangrijkste redenen om geen auto te rijden.
Ook de fiets was een populair vervoermiddel onder 55-plussers. Ongeveer 3 van de 10 fietsten dagelijks. 75-plussers maakten relatief vaak gebruik van een elektrische fiets. Vooral gezondheidsproblemen zorgden ervoor dat mensen helemaal niet meer kunnen fietsen.
Het gebruik van de trein, tram, bus of metro door 55-plussers was veel lager dan dat van de auto of de fiets. Slechts 1 à 2 procent maakte dagelijks gebruik van deze vormen van openbaar vervoer en meer dan de helft gebruikte ze nooit. De belangrijkste reden die genoemd werd voor het niet gebruiken van het openbaar vervoer is dat ze er geen behoefte aan hebben. Er is niet gevraagd waarom mensen geen behoefte hebben aan OV.

Het leeuwendeel van de 55-plussers was tevreden over de eigen mobiliteit. Minder dan 1 van de 10 gaf de eigen mobiliteit een onvoldoende (een 5 of lager). Redenen hiervoor zijn moeite hebben met lopen of niet kunnen lopen, gevolgd door andere gezondheidsklachten, afhankelijk zijn van anderen om ergens naartoe te gaan, niet kunnen fietsen of moeite hebben met fietsen en niet kunnen autorijden. 75-plussers waren minder vaak tevreden over de mobiliteit dan 55- tot 75-jarigen. Van de 75-plussers gaf 1 op de 7 de eigen mobiliteit een onvoldoende. 75-plussers reden minder vaak auto en fietsten minder dan 55- tot 75-jarigen, wat hun mobiliteit beperkte.

Mensen gaven relatief vaak aan dat hierbij gezondheidsproblemen een rol spelen. Verder gaf een vrij groot deel aan niet meer te durven fietsen.
Ruim 1 op de 7 personen van 55 jaar of ouder gaf aan dat zij een of meerdere plekken niet zelfstandig kunnen bereiken, maar daar wel wilde of moest zijn. Sommige mensen gaven daarnaast aan een bepaalde voorziening zelfstandig te kunnen bereiken, maar rapporteerden tevens er niet naartoe te gaan. Dit bleek in het geval van het treinstation en de bus-, metro- en tramhalte. Zo waren er mensen die zeggen nooit met de trein te reizen, maar vervolgens wel dat ze zelfstandig het treinstation konden bereiken. Voor de overige voorzieningen kon dit niet worden vastgesteld. Dit kan ervoor zorgen dat het percentage dat een of meerdere plekken niet zelfstandig kan bereiken, wordt onderschat.
Deze kanttekening geldt ook voor de verschillen tussen bevolkingsgroepen. Het ziekenhuis is de voorziening die relatief de grootste groep 55-plussers niet zelfstandig kon bereiken. De meeste mensen kregen hulp als zij plekken niet zelf konden bereiken. Van de 55-plussers die een of meerdere plekken niet zelfstandig konden bereiken, kregen bijna 8 van de 10 hulp om op de plaats van bestemming te komen. Ook voor familie- of vriendenbezoek kreeg een even groot deel hulp van bekenden.
Het niet kunnen bereiken van plekken hangt sterk samen met de leeftijd: het is vooral een probleem bij 75-plussers; 1 van de 3 gaf dit aan. Een goede gezondheid maakte een groot verschil bij het zelfstandig kunnen bereiken van plekken. Maar ook als rekening wordt gehouden met verschillen in gezondheid en in moeite met lopen, en ook met andere factoren zoals autobeschikbaarheid en met kenmerken als geslacht, onderwijsniveau en inkomen, bleef het negatieve verband tussen leeftijd en het zelfstandig bereiken van voorzieningen bestaan, zo blijkt uit regressieanalyse. Vervolgonderzoek waarbij de tevredenheid met de eigen mobiliteit en het zelfstandig kunnen bereiken van voorzieningen vergeleken wordt met het risico op vervoersarmoede zou waardevol zijn om meer inzicht te krijgen in het verband tussen deze concepten.

4. Referenties

Brakel, M. van den, en K. Gidding (2019). Hoe is de financiële welvaart verdeeld? CBS, Statistische trends. 

CBS (2019). 80 procent volwassenen heeft rijbewijs. CBS, nieuwsbericht. 

CBS (2020). Mobiliteit. CBS, nieuwsbericht.  

Kampert, A., J. Nijenhuis, H. Nijland, G. Uitbeijerse, en M. Verhoeven (2019). Indicator risico op vervoersarmoede. Inzicht op buurtniveau. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Heerlen/ Den Haag. 

Mollenkopf, H., en A. Walker (Eds., 2007). Quality of life in old age. International and multi-disciplinary perspectives. Social indicators research series, Springer, Dordrecht.

VWS (2018). Programma Langer Thuis. Samen aan de slag. Plan van aanpak 2018-2021. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag. 

CBS StatLine

CBS StatLine (2018). Mobiliteit van personen; persoonskenmerken en reismotieven, regio’s.

CBS Statline (2019). Nabijheid voorzieningen; afstand locatie, regionale cijfers

Technische toelichting

In dit artikel is gebruik gemaakt van een drietal bronnen: (1) het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2018, (2) het onderzoek Belevingen 2019, en (3) registergegevens. Deze worden hieronder toegelicht. Van de beide onderzoeken worden de opzet, de gebruikte vraagstellingen c.q. variabelen, en de gemaakte analyses beschreven.

1. Onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2018

Onderzoeksopzet ODiN

Het onderzoek Onderweg in Nederland (ODiN) 2018 is de opvolger van het onderzoek Verplaatsingen in Nederland (OViN; 2010-2017). In ODiN worden jaarlijks gegevens over het verplaatsingsgedrag van de Nederlandse bevolking van 6 jaar of ouder in particuliere huishoudens verzameld, dus exclusief bewoners van instellingen, inrichtingen en tehuizen. De dagelijkse mobiliteit van de Nederlandse bevolking wordt beschreven naar plaats van herkomst, bestemming, tijdstip waarop het vervoer plaatsvindt, gebruikte vervoermiddelen en de reismotieven voor de verplaatsingen. Dit resulteert in onder andere het gemiddelde aantal verplaatsingen, de afgelegde afstand en de reisduur per persoon, per dag en per jaar.
Aan de respondenten wordt gevraagd om voor één bepaalde dag van het jaar op te geven waar ze die dag naartoe zijn gegaan, met welk doel, met welk vervoermiddel en hoe lang het duurde om er te komen. Daarnaast volgen enkele vragen naar zaken zoals (elektrische) fietsbezit, gemiddeld gebruik van vervoermiddelen en vragen over onderwijs en maatschappelijke positie. Het responspercentage bedroeg in 2018 31 procent; uiteindelijk zijn 57.260 respondenten van 6 jaar of ouder opgenomen in het databestand. Het onderzoek is een continu onderzoek en is uitgevoerd door middel van een internetvragenlijst (CAWI).
De gegevens in dit artikel over de autobeschikbaarheid, verkeersdeelname, afgelegde afstand en de gebruiksfrequentie van vervoermiddelen (m.u.v. taxi, speciaal vervoer en scootmobiel uit onderzoek Belevingen) komen uit ODiN.

Vraagstellingen en variabelen ODiN

Vervoermiddelengebruik
Voor de volgende zeven vervoermiddelen is gevraagd hoe vaak men daar normaal gesproken gebruik van maakt: fiets (niet-elektrisch), fiets (elektrisch (ook speedpedelec)), bus, tram en/of metro, trein, auto (als bestuurder), auto (als passagier) en bromfiets of snorfiets. De vraagstelling luidde als volgt:
Kunt u hieronder per vervoermiddel aangeven hoe vaak u daar normaal gesproken gebruik van maakt? De antwoordcategorieën zijn: 1) dagelijks of vrijwel dagelijks, 2) enkele keren per week, 3) enkele keren per maand, 4) enkele keren per jaar, en 5) nooit of bijna nooit.

Afstand
Dit betreft het gemiddelde aantal kilometers dat een persoon op een dag aflegt. De afstand naar vervoerwijze is op basis van de ritvervoerwijze zodat ook voor- en natransport apart gemeten zijn. Bijvoorbeeld bij een verplaatsing van huis naar het werk met achtereenvolgens de fiets naar het station, de trein en te voet naar kantoor worden de kilometers voor de drie vervoerwijzen apart geteld.

Verkeersdeelname
Het aandeel personen dat zich op een dag begeeft op de openbare weg, als voetganger of als gebruiker (bestuurder of passagier) van een vervoermiddel. De verkeersdeelname is afgeleid uit het aandeel personen dat op de dag van enquêtering minimaal één verplaatsing heeft gemaakt.

Vervoermiddelen
De uit dit onderzoek gerapporteerde vervoermiddelen worden in ODiN als volgt gedefinieerd:
- Personenauto (bestuurder): bestuurders van een personenauto (ook: personenauto van werk of de zaak, dienstauto, leaseauto (zakelijk of privé), leen- of huurauto, leenauto, personenauto hulpverleningsvoertuig, maar uitgezonderd taxichauffeurs. Bestuurders van een bestelauto vallen onder 'overige' vervoerwijzen.
- Personenauto (passagier): Iemand die meerijdt in een personenauto (met uitzondering van inzittende taxi).
- Bus: hier onder vallen alleen (lijn)bussen ten behoeve van het openbaar vervoer zoals: stadsbus, lijnbus, interliner, belbus, trolleybus, touringcar ingezet voor (vervanging) openbaar vervoer, transferiumbus.
- Tram: omvat ook lightrail, sneltram, Randstadrail.
- Metro: ondergrondse.
- Trein: omvat o.a.: sneltrein, stoptrein, sprinter, hogesnelheidstrein.
- Fiets: hieronder vallen: zowel een niet-elektrische als elektrische fiets alsook de speedpedelec. Een speedpedelec is officieel een bromfiets maar vanwege het feit dat er moet worden getrapt en omdat het gebruik ervan ook op dat van de fiets lijkt, is de speedpedelec in dit onderzoek opgenomen bij de categorie ‘Fiets’. Ook een fietspassagier die achter- of voorop op een fiets plaatsneemt wordt gerekend tot de categorie fiets.

Analyses ODiN

Op basis van het 95-procent betrouwbaarheidsinterval is bepaald of verschillen tussen groepen significant zijn. Het betrouwbaarheidsinterval geeft aan dat met 95 procent zekerheid verwacht wordt dat de werkelijke waarde erbinnen ligt.

2. Onderzoek Belevingen 2019

Onderzoeksopzet Belevingen

Het onderzoek Belevingen is van half februari tot en met juni 2019 uitgevoerd door het CBS. Doel van dit onderzoek is om aan de hand van opvattingen, percepties en meningen van inwoners van Nederland een beter beeld te krijgen van gevoelens en standpunten in de samenleving. De inhoud van Belevingen verandert jaarlijks. In 2019 was het onderzoek gericht op 55-plussers, waarbij thema’s als langer thuis wonen, het ontvangen van mantelzorg, mobiliteit en welzijn aan bod kwamen.

Het onderzoek Belevingen heeft een mixed-mode design. Steekproefpersonen zijn eerst gevraagd om de vragenlijst via internet (CAWI) in te vullen. Een deel van de personen die niet via CAWI hebben gerespondeerd, is vervolgens door interviewers telefonisch (CATI) of aan huis (CAPI) benaderd met het verzoek alsnog deel te nemen. Hierbij zijn de modes CATI en CAPI doelgroepgericht ingezet: CAWI-nonrespondenten in groepen met relatief goede deelname via CAWI zijn minder of niet voor CATI of CAPI benaderd, en CAWI-nonrespondenten in groepen met minder deelname via CAWI zijn juist vaker door een interviewer benaderd. Daardoor is de ongewogen respons al een betere weerspiegeling van de doelpopulatie, en hoeft de weging minder te corrigeren.
In totaal namen 3 885 personen van 55 jaar en ouder deel aan Belevingen 2019. Deze personen behoorden niet tot de institutionele bevolking, dat wil zeggen zij zaten niet in verpleeg- en verzorgingstehuizen, gevangenissen en instellingen voor geestelijk gezondheidszorg. De respons bedroeg 55 procent.

Vraagstellingen Belevingen

Vervoermiddelenbezit in het huishouden
Er is gevraagd naar het bezit van gewone fiets of elektrische fiets in het huishouden met twee ja/nee vragen.

Verplaatsingsgedrag in het onderzoek Belevingen
Het verplaatsingsgedrag van respondenten is vastgesteld middels de volgende vragen:
- Hoe vaak gaat u buiten wandelen of te voet ergens naar toe, zoals naar de supermarkt, familieleden of het treinstation?
- Hoe vaak gebruikt u als bestuurder de volgende vervoermiddelen? Het kan ook gaan om een geleend of gehuurd vervoermiddel. In het artikel worden alleen de gewone fiets, elektrische fiets (samengenomen onder fietsen) en de scootmobiel besproken.
- Hoe vaak gebruikt u de volgende vervoermiddelen? Hierbij gaat het in dit artikel om: speciaal vervoer voor zieken, gehandicapten, of ouderen en de taxi.

De bijbehorende antwoordcategorieën zijn 1) dagelijks, 2) één of enkele keren per week, 3) één of enkele keren per maand, 4) minder dan één keer per maand of 5) nooit.

Redenen om geen gebruik van een vervoermiddel te maken
Als mensen aangaven nooit gebruik te maken van een auto als bestuurder, een gewone fiets, een elektrische fiets, de trein of de bus, tram of metro is gevraagd naar de belangrijkste reden hiervoor. Bij ieder vervoermiddel werden verschillende redenen getoond. Hieronder volgt een overzicht van deze redenen.
Auto als bestuurder:
1. Ik heb geen rijbewijs
2. Ik vind het te duur
3. Ik vind het slecht voor het milieu
4. Ik kan/mag dit niet meer vanwege mijn gezondheid
5. Ik durf het niet
6. Ik heb geen auto nodig
7. Ik neem liever een ander vervoermiddel
8. Andere reden

Een gewone fiets:
1. Ik heb nooit geleerd om te fietsen
2. Ik rijd op een elektrische fiets
3. Een gewone fiets is te duur
4. Ik kan/mag dit niet meer vanwege mijn gezondheid
5. Ik durf het niet
6. Ik neem liever een ander vervoermiddel
7. Andere reden

Een elektrische fiets:
1. Ik rijd op een gewone fiets
2. Een elektrische fiets is te duur
3. Ik kan/mag dit niet meer vanwege mijn gezondheid
4. Ik durf het niet
5. Ik neem liever een ander vervoermiddel
6. Andere reden
De vraag naar de belangrijkste reden om niet op een elektrische fiets te fietsen, wordt niet aangeboden als de respondent bij de gewone fiets als belangrijkste reden aangeeft dat hij of zij nooit geleerd heeft om te fietsen.

Trein/ bus, tram of metro:
1. Ik vind het te duur
2. Ik vind het te moeilijk
3. Ik ben bang dat ik geen zitplaats heb
4. Ik vind het te druk op het treinstation/ bij de halte of het station
5. Het treinstation/ de halte of het station is voor mij te ver of moeilijk bereikbaar
6. Het treinstation/ de halte of het station is voor mij moeilijk toegankelijk vanwege trappen en drempels
7. Ik neem liever een ander vervoermiddel
8. Ik heb hier geen behoefte aan
9. Andere reden

Tevredenheid met de mobiliteit
De vraag naar de tevredenheid met de eigen mobiliteit is als volgt: Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven hoe tevreden of ontevreden u bent over uw eigen mobiliteit? Daarmee bedoelen we de mate waarin u zichzelf buitenshuis kunt verplaatsen. Een 1 betekent ‘heel erg ontevreden’ en een 10 betekent ‘heel erg tevreden’. Aan degenen die ontevreden zijn over hun eigen mobiliteit en een cijfer van 1 tot en met 5 geven, wordt om een toelichting gevraagd.

Bereikbaarheid van plekken
Kunt u voor de volgende plekken aangeven of u deze zelfstandig, dus zonder hulp van anderen, kunt bereiken? Als u een plek nooit wilt of hoeft te bezoeken, kunt u dit aangeven met ‘niet van toepassing’: 1) supermarkt, 2) apotheek, 3) huisarts, 4) ziekenhuis, 5) treinstation, 6) bus, tram of metrohalte, 7) pinautomaat, 8) sportvereniging, 9) hobbyvereniging, 10) café of restaurant. Respondenten konden hierbij met ‘ja’, ‘nee’ of ‘niet van toepassing’ antwoorden. Daarnaast is gevraagd of mensen bij de meeste familieleden en vrienden zelfstandig zonder hulp van anderen op bezoek kunnen gaan.
Vervolgens is gevraagd of mensen weleens hulp krijgen van bekenden om naar de plek of plekken te gaan die zij niet zelfstandig kunnen bereiken. De antwoordcategorieën zijn: ‘ja, vaak’, ‘ja, soms’, en ‘nee, nooit’.

Gezondheidsbeperkingen
In welke mate bent u vanwege problemen met uw gezondheid beperkt in activiteiten die mensen gewoonlijk doen? De antwoordcategorieën luiden als volgt: 1) Ernstig beperkt, 2) Wel beperkt, maar niet ernstig, en 3) Helemaal niet beperkt.

Analyses Belevingen

Door middel van bivariate analyses is nagegaan of geslacht en leeftijd van belang zijn als het gaat om de mobiliteit en meningen over dit onderwerp. Daarnaast is gekeken of de financiële welvaart van het huishouden en de stedelijkheid van de buurt van belang zijn. De financiële welvaart van een huishouden is vastgesteld als de som van het cumulatieve aandeel in het totale inkomen van alle huishoudens en het cumulatieve aandeel in het totale vermogen (Van den Brakel en Gidding, 2019). Het gaat hierbij om de relatieve inkomens- en vermogenspositie van huishoudens.
Bij tevredenheid met de mobiliteit worden moeite met lopen en het hebben van gezondheidsbeperkingen nog extra meegenomen in de uitsplitsingen. Alleen significante relaties (p <0,05) worden in dit artikel besproken. Met meervoudige regressieanalyses is getoetst of de bivariate verbanden blijven bestaan als gecorrigeerd wordt voor de hierboven genoemde achtergrondkenmerken, hoogst behaald onderwijsniveau, migratieachtergrond en de ervaren gezondheid. Moeite met lopen is hierbij niet meegenomen, omdat dit kenmerk overlapt met zowel ervaren gezondheid als het hebben van gezondheidsbeperkingen.

3. Registergegevens

Daarnaast zijn bij het CBS beschikbare registergegevens gebruikt voor de beschrijving van het auto- en rijbewijsbezit van alle 55-plussers in Nederland. Het autobezit in het huishouden heeft betrekking op 1 januari 2018. Het rijbewijsbezit is op basis van gegevens van 1 januari 2019.

Tabellenbijlage

Tabel 1. Beschikbaarheid van personenauto's1) naar geslacht en leeftijd, 2018
Rijbewijs, auto op eigen naamRijbewijs, auto in huishouden Rijbewijs, geen auto in huishoudenGeen rijbewijs
Totaal (% 55-plus)50,821,85,821,6
Man (% 55-plus)70,611,36,211,8
Vrouw (% 55-plus)32,531,65,430,6
35- tot 55-jarigen (%)52,427,86,113,7
55- tot 65-jarigen (%)54,126,86,812,3
65- tot 75-jarigen (%)53,223,55,917,3
75-jarigen of ouder (%)41,310,44,044,3
Bron: ODiN, 2018.
1) Autobeschikbaarheid is een combinatie van autobezit op naam van een persoon of autobezit in het huishouden en rijbewijsbezit van de persoon. 

Tabel 2. Verkeersdeelname 1) naar geslacht en leeftijd, 2018
Verkeersdeelname
Totaal (% 55-plus)74,5
Man (% 55-plus)75,1
Vrouw (% 55-plus)73,9
35- tot 55-jarigen (%)86,3
55- tot 65-jarigen (%)82,4
65- tot 75-jarigen (%)74,9
75-jarigen of ouder (%)59,8
Bron: ODiN, 2018.
1) Verkeersdeelname: Het percentage personen dat minimaal 1 maal per dag aan het verkeer deelneemt.

Tabel 3. Frequentie van voertuiggebruik door 55-plussers naar geslacht, 2018
Totaal (% 55-plus)man (% 55-plus)vrouw (% 55-plus)
Autobestuurder Totaal100100100
Autobestuurder(Bijna) Nooit 26,814,538,2
AutobestuurderEnkele keren per jaar2,72,23,2
AutobestuurderEnkele keren per maand9,48,89,9
AutobestuurderEnkele keren per week33,737,430,4
Autobestuurder(Vrijwel) Dagelijks27,337,118,3
AutopassagierTotaal100100100
Autopassagier(Bijna) Nooit 23,433,514,1
AutopassagierEnkele keren per jaar21,427,815,6
AutopassagierEnkele keren per maand26,323,828,6
AutopassagierEnkele keren per week25,312,836,9
Autopassagier(Vrijwel) Dagelijks3,52,14,8
Gewone fiets Totaal100100100
Gewone fiets(Bijna) Nooit 42,336,148,2
Gewone fietsEnkele keren per jaar6,78,05,6
Gewone fietsEnkele keren per maand8,710,86,6
Gewone fietsEnkele keren per week18,921,416,5
Gewone fiets(Vrijwel) Dagelijks23,423,723,1
Elektrische fietsTotaal100100100
Elektrische fiets(Bijna) Nooit 66,366,466,1
Elektrische fietsEnkele keren per jaar3,13,32,9
Elektrische fietsEnkele keren per maand6,36,85,8
Elektrische fietsEnkele keren per week12,913,012,7
Elektrische fiets(Vrijwel) Dagelijks11,510,412,5
Snor- en bromfietsTotaal100100100
Snor- en bromfiets(Bijna) Nooit 95,293,197,2
Snor- en bromfietsEnkele keren per jaar1,31,90,7
Snor- en bromfietsEnkele keren per maand1,32,10,6
Snor- en bromfietsEnkele keren per week1,31,80,8
Snor- en bromfiets(Vrijwel) Dagelijks0,91,10,7
TreinTotaal100100100
Trein(Bijna) Nooit 54,255,752,8
TreinEnkele keren per jaar33,331,435,1
TreinEnkele keren per maand8,58,09,0
TreinEnkele keren per week2,63,02,3
Trein(Vrijwel) Dagelijks1,31,90,8
Bus, tram of metroTotaal100100100
Bus, tram of metro(Bijna) Nooit 54,556,652,5
Bus, tram of metroEnkele keren per jaar25,324,925,6
Bus, tram of metroEnkele keren per maand12,711,413,9
Bus, tram of metroEnkele keren per week5,65,26,1
Bus, tram of metro(Vrijwel) Dagelijks1,91,91,9
Bron: ODiN, 2018.

Tabel 4. Frequentie van voertuiggebruik naar leeftijd, 2018
35-tot 55 jarigen (%)55- tot 65-jarigen (%)65- tot 75-jarigen (%)75-jarigen of ouder (%)
Autobestuurder Totaal100100100100
Autobestuurder(Bijna) Nooit 14,217,723,647,6
AutobestuurderEnkele keren per jaar2,73,22,81,9
AutobestuurderEnkele keren per maand8,59,311,17,1
AutobestuurderEnkele keren per week25,231,039,829,7
Autobestuurder(Vrijwel) Dagelijks49,438,722,713,8
AutopassagierTotaal100100100100
Autopassagier(Bijna) Nooit 13,519,625,726,9
AutopassagierEnkele keren per jaar20,921,920,721,7
AutopassagierEnkele keren per maand34,429,823,424,4
AutopassagierEnkele keren per week27,325,426,223,8
Autopassagier(Vrijwel) Dagelijks3,83,24,03,2
Gewone fiets Totaal100100100100
Gewone fiets(Bijna) Nooit 19,231,740,564,1
Gewone fietsEnkele keren per jaar10,08,96,23,7
Gewone fietsEnkele keren per maand15,611,97,44,7
Gewone fietsEnkele keren per week26,121,819,313,0
Gewone fiets(Vrijwel) Dagelijks29,125,826,614,5
Elektrische fietsTotaal100100100100
Elektrische fiets(Bijna) Nooit 84,070,259,968,4
Elektrische fietsEnkele keren per jaar2,63,23,42,6
Elektrische fietsEnkele keren per maand3,26,36,85,5
Elektrische fietsEnkele keren per week5,410,415,613,2
Elektrische fiets(Vrijwel) Dagelijks4,89,914,210,3
Snor- en bromfietsTotaal100100100100
Snor- en bromfiets(Bijna) Nooit 91,393,595,897,6
Snor- en bromfietsEnkele keren per jaar3,11,91,10,5
Snor- en bromfietsEnkele keren per maand2,01,91,00,7
Snor- en bromfietsEnkele keren per week1,71,51,40,7
Snor- en bromfiets(Vrijwel) Dagelijks1,91,20,80,5
TreinTotaal100100100100
Trein(Bijna) Nooit 45,848,851,068,4
TreinEnkele keren per jaar38,137,235,523,3
TreinEnkele keren per maand9,08,010,95,8
TreinEnkele keren per week3,83,52,11,9
Trein(Vrijwel) Dagelijks3,32,40,50,6
Bus, tram of metroTotaal100100100100
Bus, tram of metro(Bijna) Nooit 48,952,552,161,6
Bus, tram of metroEnkele keren per jaar29,828,625,418,9
Bus, tram of metroEnkele keren per maand12,311,414,911,7
Bus, tram of metroEnkele keren per week5,75,06,06,3
Bus, tram of metro(Vrijwel) Dagelijks3,32,51,51,5
Bron: ODiN, 2018.

Tabel 5a. Frequentie voertuiggebruik (overige vervoermiddelen) naar geslacht en leeftijd, 2019
Totaal ManVrouw55- tot 65-jarigen65- tot 75-jarigen75-jarigen of ouder
(% 55-plus)(% 55-plus)(% 55-plus) (%) (%) (%)
Te voetTotaal100100100100100100
Te voetNooit6,25,47,03,84,413,1
Te voetMinder dan een keer per maand3,43,23,63,23,04,3
Te voetEen of enkele keren per maand5,75,95,56,74,85,2
Te voetEen of enkele keren per week35,735,236,235,333,639,2
Te voetDagelijks49,050,447,750,954,138,2
MotorTotaal100100100100100100
MotorNooit95,992,699,092,697,899,2
MotorMinder dan een keer per maand1,42,40,52,30,90,5
MotorEen of enkele keren per maand1,83,40,43,41,00,2
MotorEen of enkele keren per week0,71,30,11,30,30,1
MotorDagelijks0,20,30,00,30,10,0
ScootmobielTotaal100100100100100100
ScootmobielNooit97,297,896,798,297,695,0
ScootmobielMinder dan een keer per maand0,30,30,30,10,20,7
ScootmobielEen of enkele keren per maand0,30,20,40,10,20,8
ScootmobielEen of enkele keren per week1,30,81,80,71,22,5
ScootmobielDagelijks0,90,90,90,80,81,1
Speciaal vervoer 1)Totaal100100100100100100
Speciaal vervoer 1)Nooit92,295,988,996,994,980,0
Speciaal vervoer 1)Minder dan een keer per maand3,31,94,51,12,18,8
Speciaal vervoer 1)Een of enkele keren per maand3,11,54,61,52,07,7
Speciaal vervoer 1)Een of enkele keren per week1,40,72,00,51,03,5
Speciaal vervoer 1)Dagelijks0,00,00,00,00,10,0
TaxiTotaal100100100100100100
TaxiNooit86,184,088,082,987,889,4
TaxiMinder dan een keer per maand12,113,810,515,111,08,3
TaxiEen of enkele keren per maand1,41,61,21,50,92,0
TaxiEen of enkele keren per week0,40,40,30,50,20,3
TaxiDagelijks0,00,00,00,00,10,0
Bron: Belevingen, 2019.
1) Speciaal vervoer voor zieken, gehandicapten en ouderen.

Tabel 5b. Frequentie voertuiggebruik (overige vervoermiddelen) naar ervaren gezondheid, 2019
(zeer) Slecht Redelijk Goed Zeer goed
(% 55-plus)(% 55-plus)(% 55-plus)(% 55-plus)
Te voetTotaal 100100100100
Te voetNooit21,38,83,22,7
Te voetMinder dan een keer per maand7,14,92,31,9
Te voetEen of enkele keren per maand6,47,84,73,9
Te voetEen of enkele keren per week37,937,834,931,7
Te voetDagelijks27,340,754,959,8
MotorTotaal 100100100100
MotorNooit97,796,695,893,4
MotorMinder dan een keer per maand1,11,71,31,3
MotorEen of enkele keren per maand0,61,41,93,7
MotorEen of enkele keren per week0,60,20,81,3
MotorDagelijks0,00,10,20,2
ScootmobielTotaal 100100100100
ScootmobielNooit82,396,699,399,7
ScootmobielMinder dan een keer per maand2,70,20,10,0
ScootmobielEen of enkele keren per maand0,30,60,20,0
ScootmobielEen of enkele keren per week7,91,90,20,3
ScootmobielDagelijks6,80,70,30,0
Speciaal vervoer 1)Totaal 100100100100
Speciaal vervoer 1)Nooit79,986,896,098,4
Speciaal vervoer 1)Minder dan een keer per maand8,65,02,00,6
Speciaal vervoer 1)Een of enkele keren per maand6,45,61,61,0
Speciaal vervoer 1)Een of enkele keren per week5,12,60,40,0
Speciaal vervoer 1)Dagelijks0,00,10,00,0
TaxiTotaal 100100100100
TaxiNooit82,587,586,384,0
TaxiMinder dan een keer per maand14,010,012,415,0
TaxiEen of enkele keren per maand2,11,91,10,8
TaxiEen of enkele keren per week1,40,50,20,2
TaxiDagelijks0,00,10,00,0

Bron: Belevingen, 2019.
1) Speciaal vervoer voor zieken, gehandicapten en ouderen.


Tabel 6a. Frequentie voertuiggebruik (overige vervoermiddelen) naar welvaart huishouden, 2019
1e kwartiel 1)2e kwartiel 3e kwartiel 4e kwartiel 1)
(% 55-plus)(% 55-plus)(% 55-plus) (% 55-plus)
Te voetTotaal 100100100100
Te voetNooit9,69,46,32,6
Te voetMinder dan een keer per maand3,83,53,23,2
Te voetEen of enkele keren per maand4,35,45,86,5
Te voetEen of enkele keren per week39,634,934,935,1
Te voetDagelijks42,746,849,852,7
MotorTotaal 100100100100
MotorNooit98,497,495,694,0
MotorMinder dan een keer per maand1,01,11,22,0
MotorEen of enkele keren per maand0,40,71,93,1
MotorEen of enkele keren per week0,20,51,10,7
MotorDagelijks0,00,20,20,1
ScootmobielTotaal 100100100100
ScootmobielNooit93,495,398,199,7
ScootmobielMinder dan een keer per maand0,30,60,20,1
ScootmobielEen of enkele keren per maand0,50,50,30,1
ScootmobielEen of enkele keren per week3,61,91,10,0
ScootmobielDagelijks2,31,70,30,1
Speciaal vervoer2)Totaal 100100100100
Speciaal vervoer2))Nooit79,689,895,897,3
Speciaal vervoer2)Minder dan een keer per maand5,74,82,21,8
Speciaal vervoer2)Een of enkele keren per maand9,24,11,60,7
Speciaal vervoer2)Een of enkele keren per week5,51,20,30,2
Speciaal vervoer2)Dagelijks0,00,00,10,0
TaxiTotaal 100100100100
TaxiNooit88,291,789,579,3
TaxiMinder dan een keer per maand8,66,49,619,0
TaxiEen of enkele keren per maand2,11,40,71,5
TaxiEen of enkele keren per week1,00,40,10,2
TaxiDagelijks0,00,00,10,0
Bron: Belevingen, 2019.
1) Welvaart huishouden is de combinatie van gestandaardiseerd huishoudensinkomen en vermogen. Het 1e kwartiel is de laagste inkomensgroep, het 4e kwartiel is de hoogste inkomensgroep.
2) Speciaal vervoer voor zieken, gehandicapten en ouderen.

Tabel 6b. Frequentie van voertuiggebruik (overige vervoermiddelen) naar stedelijkheid buurt, 2019
Zeer sterk stedelijkZeer stedelijk Matig stedelijkWeinig stedelijkNiet stedelijk
(% 55-plus) (% 55-plus) (% 55-plus) (% 55-plus) (% 55-plus)
Te voetTotaal100100100100100
Te voetNooit5,06,45,05,99,0
Te voetMinder dan een keer per maand2,63,33,83,24,3
Te voetEen of enkele keren per maand4,05,76,76,55,5
Te voetEen of enkele keren per week31,736,337,435,936,9
Te voetDagelijks56,848,447,148,544,3
MotorTotaal100100100100100
MotorNooit97,397,396,795,192,3
MotorMinder dan een keer per maand0,91,10,81,82,7
MotorEen of enkele keren per maand1,31,31,42,33,4
MotorEen of enkele keren per week0,30,40,70,81,4
MotorDagelijks0,20,00,40,00,3
ScootmobielTotaal100100100100100
ScootmobielNooit96,897,596,697,797,6
ScootmobielMinder dan een keer per maand0,50,10,40,20,4
ScootmobielEen of enkele keren per maand0,30,10,50,50,2
ScootmobielEen of enkele keren per week1,81,70,90,81,1
ScootmobielDagelijks0,70,61,60,90,8
Speciaal vervoer1)Totaal100100100100100
Speciaal vervoer1)Nooit87,792,092,694,795,0
Speciaal vervoer1)Minder dan een keer per maand4,82,83,82,52,3
Speciaal vervoer1)Een of enkele keren per maand5,03,72,32,02,0
Speciaal vervoer1)Een of enkele keren per week2,51,51,30,70,7
Speciaal vervoer1)Dagelijks0,00,00,00,10,0
TaxiTotaal100100100100100
TaxiNooit78,686,187,090,888,6
TaxiMinder dan een keer per maand17,512,411,58,510,1
TaxiEen of enkele keren per maand3,01,31,00,61,0
TaxiEen of enkele keren per week0,90,20,50,00,3
TaxiDagelijks0,00,00,00,10,0

Bron: Belevingen, 2019.
1) Welvaart huishouden is de combinatie van gestandaardiseerd huishoudensinkomen en vermogen. Het 1kwartiel is de laagste inkomensgroep, het 4e kwartiel is de hoogste inkomensgroep.
2) Speciaal vervoer voor zieken, gehandicapten en ouderen.

 


Tabel 7. Tevredenheid met eigen mobiliteit van 55-plussers naar achtergrondkenmerken, 2019
Rapportcijfer (gemiddeld) % Voldoende (6 t/m 10)
Totaal8,391,7
Man8,593,8
Vrouw8,189,7
55- tot 65-jarigen8,793,8
65- tot 75-jarigen8,493,7
75-jarigen of ouder7,484,9
Ervaren gezondheid: (zeer) Slecht5,758,1
Ervaren gezondheid: Redelijk7,688,4
Ervaren gezondheid: Goed8,896,9
Ervaren gezondheid: Zeer goed9,699,2
Welvaart huishouden1): 1e Kwartiel7,586,2
Welvaart huishouden1): 2e Kwartiel8,088,5
Welvaart huishouden1): 3e Kwartiel8,493,0
Welvaart huishouden1): 4e Kwartiel8,895,3
Stedelijkheid buurt: Zeer sterk 8,089,6
Stedelijkheid buurt: Sterk8,391,8
Stedelijkheid buurt: Matig 8,391,3
Stedelijkheid buurt: Weinig 8,493,0
Stedelijkheid buurt: Niet 8,593,2
Bron: Belevingen, 2019.
1) Welvaart huishouden is de combinatie van gestandaardiseerd huishoudensinkomen en vermogen. Het 1kwartiel is de laagste inkomensgroep, het 4e kwartiel is de hoogste inkomensgroep

Tabel 8a. Zelfstandig kunnen bereiken1) van de supermarkt, apotheek, huisarts, ziekenhuis en pinautomaat naar achtergrondkenmerken, 2019
Supermarkt (% 55-plus)Apotheek (% 55-plus)Huisarts (% 55-plus)Ziekenhuis (% 55-plus)Pinautomaat (% 55-plus)
Totaal96,095,595,189,695,4
Man98,198,398,095,497,8
Vrouw94,192,992,584,293,2
55- tot 65-jarigen98,898,998,495,899,0
65- tot 75-jarigen98,097,297,492,897,1
75-jarigen of ouder88,186,885,873,686,2
Ervaren gezondheid: (zeer) Slecht79,177,975,365,279,0
Ervaren gezondheid: Redelijk94,593,192,784,493,3
Ervaren gezondheid: Goed98,798,798,795,098,2
Ervaren gezondheid: Zeer goed99,599,899,496,498,8
Welvaart huishouden 2): 1e Kwartiel91,190,089,277,889,0
Welvaart huishouden 2): 2e Kwartiel94,093,292,684,393,0
Welvaart huishouden2): 3e Kwartiel97,397,196,692,397,3
Welvaart huishouden2): 4e Kwartiel98,898,598,596,498,5
Stedelijkheid buurt: Zeer sterk 95,894,593,289,094,6
Stedelijkheid buurt: Sterk 96,195,995,489,895,2
Stedelijkheid buurt: Matig 96,395,395,689,195,8
Stedelijkheid buurt: Weinig 95,795,695,489,795,7
Stedelijkheid buurt: Niet 96,796,896,590,796,5
Bron: Belevingen, 2019.
1) Het gaat hier om een selectie van personen die naar de betreffende plek wil of moet. Degenen die ergens niet naartoe hoeven, zijn buiten beschouwing gelaten bij deze percentering.
2) Welvaart huishouden is de combinatie van gestandaardiseerd huishoudensinkomen en vermogen. Het 1kwartiel is de laagste inkomensgroep, het 4e kwartiel is de hoogste inkomensgroep.

Tabel 8b. Zelfstandig kunnen bereiken1) van het treinstation en de bus-, tram- of metrohalte naar achtergrondkenmerken, 2019
Treinstation (% 55-plus)Bus-, tram- of metrohalte (% 55-plus)
Totaal91,092,9
Man95,296,4
Vrouw87,189,7
55- tot 65-jarigen96,497,8
65- tot 75-jarigen93,394,5
75-jarigen of ouder74,179,1
Ervaren gezondheid: (zeer) Slecht57,566,8
Ervaren gezondheid: Redelijk85,988,4
Ervaren gezondheid: Goed96,097,4
Ervaren gezondheid: Zeer goed98,098,6
Welvaart huishouden 2): 1e Kwartiel78,482,5
Welvaart huishouden 2): 2e Kwartiel85,889,5
Welvaart huishouden 2): 3e Kwartiel93,594,1
Welvaart huishouden 2): 4e Kwartiel96,497,9
Stedelijkheid buurt: Zeer sterk 92,993,9
Stedelijkheid buurt: Sterk 90,293,0
Stedelijkheid buurt: Matig 91,092,3
Stedelijkheid buurt: Weinig 90,592,2
Stedelijkheid buurt: Niet 91,293,6
Bron: Belevingen, 2019.
1) Het gaat hier om een selectie van personen die naar de betreffende plek wil of moet. Degenen die ergens niet naartoe hoeven, zijn buiten beschouwing gelaten bij deze percentering. 
2) Welvaart huishouden is de combinatie van gestandaardiseerd huishoudensinkomen en vermogen. Het 1kwartiel is de laagste inkomensgroep, het 4e kwartiel is de hoogste inkomensgroep.

Tabel 8c. Zelfstandig kunnen bereiken 1) van sport- en hobbyverenigingen, cafés of restaurants, familie of vrienden naar achtergrondkenmerken, 2019
Sportvereniging (% 55-plus)Hobbyvereniging (% 55-plus)Café of restaurant (% 55-plus)Familie en vrienden (% 55-plus)
Totaal91,990,793,591,0
Man94,794,296,095,9
Vrouw89,187,491,186,5
55- tot 65-jarigen96,896,597,896,9
65- tot 75-jarigen94,092,494,994,0
75-jarigen of ouder73,574,882,076,0
Ervaren gezondheid: (zeer) Slecht59,958,471,561,3
Ervaren gezondheid: Redelijk86,084,088,487,2
Ervaren gezondheid: Goed96,095,997,695,9
Ervaren gezondheid: Zeer goed98,497,198,698,2
Welvaart huishouden2): 1e Kwartiel77,776,183,581,2
Welvaart huishouden2): 2e Kwartiel85,883,788,786,9
Welvaart huishouden2): 3e Kwartiel94,893,795,893,2
Welvaart huishouden2): 4e Kwartiel96,896,898,096,5
Stedelijkheid buurt: Zeer sterk 92,389,293,289,6
Stedelijkheid buurt: Sterk 91,689,494,489,5
Stedelijkheid buurt: Matig 90,890,492,591,9
Stedelijkheid buurt: Weinig 91,191,593,591,7
Stedelijkheid buurt: Niet 94,393,994,293,6
Bron: Belevingen, 2019.
1) Het gaat hier om een selectie van personen die naar de betreffende plek wil of moet. Degenen die ergens niet naartoe hoeven, zijn buiten beschouwing gelaten bij deze percentering. 
2) Welvaart huishouden is de combinatie van gestandaardiseerd huishoudensinkomen en vermogen. Het 1kwartiel is de laagste inkomensgroep, het 4e kwartiel is de hoogste inkomensgroep.

Tabel 9. Hoe vaak ontvangen 55-plussers die zelf niet naar voorzieningen of familie of vrienden kunnen hulp van bekenden om hier naartoe te gaan naar achtergrondkenmerken, 2019 1)
Bereiken voorzieningenBereiken voorzieningenBereiken voorzieningenBezoek familie of vriendenBezoek familie of vriendenBezoek familie of vrienden
nooit (% 55-plus) 3)soms (% 55-plus)vaak (% 55-plus)nooit (% 55-plus)soms (% 55-plus)vaak (% 55-plus)
Totaal21,936,841,322,538,938,6
Man37,131,131,8---
Vrouw16,438,844,719,938,841,3
55- tot 65-jarigen30,529,939,6---
65- tot 75-jarigen22,937,639,6---
75-jarigen of ouder18,438,942,722,141,336,6
Ervaren gezondheid: (zeer) Slecht20,435,743,930,644,025,4
Ervaren gezondheid: Redelijk18,238,942,917,641,341,1
Ervaren gezondheid: Goed27,833,438,8---
Ervaren gezondheid: Zeer goed------
Welvaart huishouden 2): 1e Kwartiel21,033,545,531,140,328,6
Welvaart huishouden 2): 2e Kwartiel23,636,240,224,334,641,1
Welvaart huishouden 2): 3e Kwartiel18,943,237,9---
Welvaart huishouden 2): 4e Kwartiel------
Stedelijkheid buurt: Zeer sterk 20,235,844,0---
Stedelijkheid buurt: Sterk21,837,340,928,937,533,6
Stedelijkheid buurt: Matig19,644,036,4---
Stedelijkheid buurt: Weinig ------
Stedelijkheid buurt: Niet------

Bron: Belevingen, 2019.
1) Als er minder dan 100 waarnemingen zijn, worden de cijfers niet gerapporteerd en staat er '.'.
2)
Welvaart huishouden is de combinatie van gestandaardiseerd huishoudensinkomen en vermogen. Het 1e kwartiel is de laagste inkomensgroep, het 4e kwartiel is de hoogste inkomensgroep.
3) Van de groep die aangeeft nooit hulp te ontvangen van bekenden om naar voorzieningen te gaan, is niet bekend hoe en of zij voorzieningen bereiken als zij er naartoe moeten.