Loonverschil tussen flexibele en vaste werknemers

Technische toelichting

Koppeling EBB en SSB

De koppeling van de loongegevens vindt plaats op persoonsniveau, in de veronderstelling dat de baan die de respondent op het peilmoment opgeeft overeenkomt met de baan die in dezelfde maand in het SSB is geregistreerd. Een klein deel van de respondenten heeft op het peilmoment echter meerdere banen als werknemer. Voor deze respondenten wordt aangenomen dat de eerste werkkring uit de EBB (de werkkring waarin de persoon het grootste aantal uren werkt) gelijk is aan de hoofdbaan in het SSB (de baan waarin gedurende het volledige jaar het hoogste loon is verdiend).

Bij 8,3 procent van de respondenten kon geen loon worden gekoppeld. Dit varieert sterk tussen de verschillende soorten dienstverband. Bij werknemers met een vast dienstverband is het percentage aan wie geen loon kan worden gekoppeld het laagst (5,7 procent) en bij respondenten met een tijdelijk dienstverband zonder vaste uren het hoogst (30,9 procent). Miskoppelingen kunnen ontstaan doordat de werkgever voor de betreffende baan nog geen aangifte heeft gedaan, als er geen sprake is van een baan als werknemer maar een baan als freelancer, of als er sprake is van zwart werk. Aangezien informatie over het loon het vaakst ontbreekt bij de groep flexibele werknemers met de laagste lonen, wordt het ongecorrigeerde loonverschil voor de totale groep flexibele werknemers ten opzichte van vaste werknemers mogelijk wat onderschat. Op het gecorrigeerde loonverschil heeft dit waarschijnlijk minder invloed omdat dit ook de groep is waarvoor het loonverschil na correctie voor achtergrondkenmerken het kleinst is.
T1. Werknemers van wie het loon niet bekend is, 2016
Type arbeidsrelatie (% respondenten)
Totaal8,3
Vast dienstverband5,7
Uitzicht op vast6,6
Tijdelijk >= 1 jaar7,4
Tijdelijk < 1 jaar17,7
Uitzendkracht8,5
Oproep- of invalkracht17,8
Vast dienstverband, variabele uren24
Tijdelijk, variabele uren30,9

Oaxaca-Blinder decompositie

Met de Oaxaca-Blinder decompositie is het mogelijk loonverschillen tussen de verschillende types arbeidsrelaties uit te splitsen in een deel dat kan worden toegerekend aan de in het model opgenomen persoons- en baankenmerken en een resterend deel. Per typearbeidsrelatie die in het onderzoek wordt onderscheiden is door middel van een kleinste kwadraten-regressie (OLS) een model geschat waarin de (natuurlijke) logaritme van het uurloon (yi) wordt verklaard uit persoons- en baankenmerken.

waar Xi een matrix met de persoons- en baankenmerken van groep i.

Het verschil in (de logaritme van) het uurloon tussen vaste en flexibele werknemers kan dan worden gesplitst in twee componenten:

De eerste component van het loonverschil geeft het deel dat toe te rekenen is aan verschillen in achtergrondkenmerken (Jann, 2008). Dat is het ‘verklaarde’ deel. De tweede component is het ‘onverklaarde’ oftewel resterende deel. Deze component laat zien in welke mate bepaalde kenmerken voor flexwerkers tot een andere beloning leiden dan voor vaste werknemers. Deze aanpak maakt het mogelijk om de invloed van afzonderlijke achtergrondkenmerken, zoals leeftijd, geslacht, beroep in kaart te brengen. Omdat de analyse is gebaseerd op het logaritme van het uurloon wordt voor elk achtergrondkenmerk j steeds de exponent van het ‘verklaarde’ en het ‘onverklaarde’ deel gepresenteerd,(1) en (2) . Deze termen geven bij benadering de ratio tussen een schatting van het uurloon van flexibele werknemers op basis van kenmerk j en het feitelijke gemiddelde uurloon van flexibele werknemers. Bij de eerste term gaat het om een schatting waarbij flexibele werknemers voor wat betreft achtergrondkenmerk j gelijk zijn aan vaste werknemers (figuur 3.2.2). Bij de tweede term gaat het om een schatting waarbij de relatie tussen achtergrondkenmerk j en het uurloon voor flexibele werknemersgelijk is aan dat van vaste werknemers (figuur 3.3.1). Ter illustratie: voor het kenmerkleeftijd is de eerste component voor de totale groep flexibele werknemers gelijk aan 1,31 en de tweede component gelijk aan 0,86 (zie tabel B2). Aangezien betekent dat, dat bij een gelijke leeftijdsverdeling van vaste en flexibele werknemers het geschatte uurloon van flexibele werknemers bij benadering 31 procent hoger zou komen te liggen. Als een extra levensjaar voor flexibele werknemers tot eenzelfde toename van het loon zou leiden als voor vaste werknemers,dan zou het geschatte loon van flexibele werknemers 14 procent lager uitkomen. De analyse is uitgevoerd voor zowel de totale groep flexibele werknemers als voor ieder type flexibele werknemers afzonderlijk.