5. CO2-efficiënte mobiliteit
5.1 Wat valt er onder dit thema
CO2-efficiënte mobiliteit is een belangrijk thema binnen het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Van alle vijf de thema’s vormen klimaatgerelateerde investeringen in mobiliteit jaarlijks de grootste component (zie hoofdstuk 7). Binnen dit thema vallen verschillende categorieën investeringen die gericht zijn om mobiliteit CO2-neutraal of CO2-efficiënter te maken. In de eerste plaats zijn dit investeringen gericht op de overstap van fossiele brandstoffen naar duurzame alternatieven. Bij vervoer gaat het hier om de omslag van traditionele benzine- of dieselvoertuigen naar volledig elektrische of hybride voertuigen. Ook investeringen in de benodigde laadpaalinfrastructuur worden meegenomen.
Daarnaast zijn ook andere vormen van transport belangrijk als het gaat om het verminderen van de uitstoot. Zo stoten openbaar vervoer en goederenvervoer per spoor en water minder emissies uit per passagier of ton-kilometer dan traditioneel vervoer over de weg. In de Europese richtlijnen wordt openbaar vervoer en goederenvervoer over spoor en water expliciet benoemd om mee te nemen onder klimaatgerelateerde investeringen. Hierbij worden zowel investeringen in voertuigen (bussen, treinen, binnenvaartschepen etc.) als infrastructuur meegenomen (railinfrastructuur, havens, vaarwegen). Tot slot is de aanschaf van fietsen meegenomen binnen CO2-efficiënte mobiliteit, inclusief elektrische fietsen.
5.2 Resultaten investeringen in CO2-efficiënte mobiliteit
Elektrisch vervoer
Bij de investeringen in elektrische voertuigen wordt op dit moment alleen gekeken naar de aanschaf van nieuwe elektrische voertuigen. De verkoop van tweedehands elektrische voertuigen (een desinvestering) beïnvloedt enkel de verdeling van investeringen over verschillende sectoren, maar heeft geen effect op de totale investeringen zoals weergegeven in onderstaand figuur. Er wordt onderscheid gemaakt tussen personenauto’s en overig wegvervoer. Onder overig wegvervoer vallen de volgende voertuigen: bestelauto’s, bussen, vrachtauto’s, motorfietsen en bromfietsen. Voertuigen worden als elektrisch geclassificeerd als deze onder één van de volgende aandrijvingen vallen: FEV (Full Electric Vehicle), PHEV (Plug-in Hybrid Electric Vehicle) of HEV (Hybrid Electric Vehicle). Als er vanaf nu gesproken wordt over elektrische personenauto's of elektrisch overig wegvervoer, vallen daar zowel FEV, PHEV en HEV onder.
De investeringen in elektrische personenauto’s vormen het grootste deel van de totale investeringen in elektrische voertuigen. De jaarlijkse totale investeringen in elektrische laadpalen zijn vooral tussen 2022 en 2023 sterk gestegen. Deze investeringen zijn in dat jaar ongeveer verdubbeld ten opzichte van het jaar ervoor.
| Jaar | Elektrische & hybride personenauto's (mld euro) | Overig elektrisch wegvervoer (mld euro) | Laadpalen (mld euro) |
|---|---|---|---|
| 2019 | 4,8 | 0,5 | 0,2 |
| 2020 | 5,8 | 0,7 | 0,2 |
| 2021 | 7,7 | 0,5 | 0,4 |
| 2022 | 8,8 | 0,6 | 0,4 |
| 2023 | 12,2 | 1,3 | 0,7 |
De categorieën voor CO2-efficiënte mobiliteit kunnen verder worden uitgesplitst naar investeringen door bedrijven en investeringen door huishoudens. Het grootste aandeel van de investeringen in zowel elektrische personenauto’s als overig elektrisch wegvervoer bestaat uit investeringen door bedrijven. Voor overig wegvervoer is dit aandeel gemiddeld 95 procent per jaar. In deze categorie zitten een aantal bedrijfsvoertuigen zoals bestelbussen en vrachtauto’s. Van de totale investeringen in elektrische personenauto’s ligt het aandeel dat geïnvesteerd wordt door bedrijven op 85 procent in 2019, dit daalt elk jaar enigszins en is gelijk aan 70 procent in 2023. Dit zijn voor een groot deel auto’s die worden aangeschaft door autoleasebedrijven. In geval van operational lease van de auto blijft de leasemaatschappij eigenaar van de auto en wordt daarmee de investering aan de leasemaatschappij toegerekend. Bij financial lease is de gebruiker van de auto wel de eigenaar.
De sterkste procentuele groei in de aanschaf van elektrische personenauto’s is te zien bij huishoudens. Huishoudens zijn tussen 2019 en 2023 meer elektrische personenauto’s gaan aanschaffen, het gaat hierbij om een groei van maar liefst 430 procent (van 0,7 naar 3,7 miljard euro). In diezelfde periode namen de investeringen door bedrijven toe met 109 procent (van 4,1 naar 8,5 miljard euro). De investeringen in elektrische auto’s door huishoudens groeiden het sterkst tussen 2019 en 2020. In 2023 namen de investeringen door huishoudens toe met 23 procent ten opzichte van 2022. Een deel van de investeringen door bedrijven behoort mogelijk tot de overheidssector, maar dat is op basis van de huidige data niet goed vast te stellen.
Binnen de categorie personenauto's vallen zowel volledig elektrische (FEV), als hybride (PHEV en HEV) personenauto's. Bedrijven investeren over het algemeen voornamelijk in FEV’s; 4,3 miljard euro. In 2023 zijn de absolute investeringen door huishoudens in FEV’s en HEV’s het hoogst, beide 1,4 miljard euro. Hierbij zijn investeringen in FEV flink gegroeid tussen 2019 en 2023 en zijn investeringen in HEV’s juist afgenomen.
De investeringen in elektrische laadpalen kunnen eveneens worden uitgesplitst naar bedrijven en huishoudens. Thuislaadpalen worden hierbij gezien als een investering van huishoudens, terwijl snellaadpalen, regulier (semi-)publieke laadpalen en werklaadpalen onder de bedrijfsinvesteringen vallen. Een deel van de sterke investeringsgroei in 2023 is te verklaren doordat werklaadpalen vanaf dat jaar voor het eerst zijn opgenomen in de data. Ook de investeringen in thuislaadpunten ondergaan in 2023 een forse groei, namelijk een toename van 160 procent ten opzichte van 2022.
Fietsen, openbaar vervoer, goederenvervoer en infrastructuur
Bij CO2-efficiënt transport worden zowel vervoer van personen als van goederen meegenomen. Met betrekking tot personen gaat het hier om investeringen in fietsen, regulier en elektrisch, en om investeringen in het openbaar vervoer.
| Fietsen (inclusief elektrisch) (mln euro) | Openbaar vervoer (mln euro) | Goederenvervoer per trein (mln euro) | Infrastructuur spoor (mln euro) | Goederenvervoer over binnenwater (mln euro) | Infrastructuur binnenvaart (mln euro) | Havens en overslag (mln euro) | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2019 | 1261 | 493 | 0 | 1140 | 121 | 262 | 96 |
| 2020 | 1559 | 640 | 0 | 1176 | 116 | 164 | 94 |
| 2021 | 1447 | 781 | 0 | 925 | 158 | 262 | 97 |
| 2022 | 1429 | 582 | 0 | 966 | 243 | 250 | 80 |
| 2023 | 1363 | 695 | 0 | 1151 | 213 | 184 | 100 |
Investeringen in fietsen worden gedaan door huishoudens. Dit gaat om ruim 1 miljard euro per jaar, met een duidelijke piek in 2020 van 1,6 miljard euro. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de hogere aanschaf van fietsen tijdens het eerste coronajaar. Openbaar vervoer omvat busvervoer, treinvervoer, tramvervoer en vervoer per veerpont of ferry. Tussen 2019 en 2023 groeiden deze investeringen van 0,5 tot 0,7 miljard euro. Dit ligt daarmee lager dan de totale investeringen in fietsen.
Voor het goederenvervoer brengen we zowel investeringen in transport over het spoor als via het binnenwater (binnenvaart) in kaart. De investeringen in het goederenvervoer per spoor zijn minder dan 0,5 miljoen euro per jaar. Voor binnenvaart geldt dat deze investeringen een stuk hoger zijn, deze lopen op van 0,1 tot 0,2 miljard euro per jaar.
Voor dit goederentransport (per trein en binnenvaart) en het openbaar vervoer is ook infrastructuur nodig. Zowel de investeringen in het spoor als in het vaarwegennetwerk tellen hierin mee. Investeringen in het spoor dienen zowel het openbaar vervoer als het goederentransport per trein. Deze vallen beiden onder de noemer ‘Infrastructuur spoor’. Andere investeringen in infrastructuur voor het openbaar vervoer worden niet meegenomen. Investeringen in de infrastructuur (spoor en vaarwegennetwerk) worden gedaan door de overheid. Voor het spoor gaat dit om ongeveer 1 miljard euro per jaar, voor het binnenwater ligt dit op 0,2 miljard. Investeringen in binnenwater omvatten investeringen in uitbreiding van kanalen, kadeversterking, sluizen en lig-/overnachtingsplekken. Investeringen in zeevaartroutes (denk aan sluizen of de zeetoegang) tellen voor een klein deel mee, ter ondersteuning van de binnenvaart. Ook investeringen in havens en overslag worden meegerekend. Dit gaat om 0,1 miljard euro per jaar. De vier Nederlandse zeehavens tellen hierin voor een klein deel mee, als aanlegplaats voor de binnenvaart. De afgelopen jaren zijn deze investeringen redelijk constant gebleven.