Investeringen in activiteiten ter beperking van klimaatverandering

Resultaten eerste meting 2019-2023

Over deze publicatie

Dit rapport geeft inzicht in investeringen die erop gericht zijn klimaatverandering te beperken. Deze eerste meting geeft het resultaat voor de jaren 2019-2023. De klimaatgerelateerde investeringen zijn ingedeeld in vijf thema’s: 1) hernieuwbare energie, 2) energienetwerken, 3) energie-efficiëntie, 4) CO2-efficiënte mobiliteit, en 5) overige klimaatmitigatie.

Samenvatting

Investeringen spelen een belangrijke rol in de klimaat- en energietransitie. Met behulp van investeringen kunnen bedrijven hun productieproces aanpassen om de uitstoot van broeikasgassen te verlagen of tot nul terug te brengen. Het CBS heeft op basis van internationale richtlijnen gewerkt aan het opstellen van nieuwe statistieken over klimaatgerelateerde investeringen. In deze publicatie worden de eerste voorlopige resultaten gepresenteerd, sommige gegevens missen nog of kunnen niet gepubliceerd worden in verband met herleidbaarheid van de data. Deze cijfers zullen de komende jaren worden doorontwikkeld en verder worden verbeterd.

Klimaatgerelateerde investeringen zijn investeringen die erop gericht zijn de gevolgen van klimaatverandering te beperken door de uitstoot van broeikasgassen naar de atmosfeer te voorkomen of te verminderen, en de opname en vastlegging van broeikasgassen vanuit de atmosfeer te vergroten. De focus ligt op investeringen gericht op klimaatmitigatie, ofwel het tegengaan van klimaatverandering. De klimaatgerelateerde investeringen zijn ingedeeld in vijf thema’s: 1) hernieuwbare energie, 2) energienetwerken, 3) energie-efficiëntie, 4) CO2-efficiënte mobiliteit, en 5) overige klimaatmitigatie.

Nederland investeerde in 2023 ruim 40 miljard euro in activiteiten ter beperking van klimaatverandering. Dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2019, toen voor 23 miljard euro werd geïnvesteerd ten behoeve van het klimaat. De omvang van de investeringen zijn voor alle vijf de thema’s toegenomen ten opzichte van 2019. De investeringen in energienetwerken en CO2-efficiënte mobiliteit stegen het hardst. Voor beiden gaat het om een verdubbeling. Investeringen in energie-efficiëntie van woningen, gebouwen en productieprocessen en overige klimaatinvesteringen bleven relatief stabiel. 

Investeringen die te maken hadden met CO2-efficiënte mobiliteit vormen met 44 procent het belangrijkste deel van de klimaatgerelateerde investeringen. Hieronder vallen investeringen in duurzame alternatieven voor transport, waaronder elektrische auto’s en fietsen, maar ook openbaar vervoer. Bij het goederenvervoer gaat het om vervoer per spoor en binnenvaart, als klimaatvriendelijk alternatief voor vervoer over de weg of door de lucht. De investeringen in CO2-efficiënte mobiliteit stegen van 8,9 miljard euro in 2019 naar 18,0 miljard euro in 2023. Vooral investeringen in volledig elektrische en hybride personenauto’s stegen sterk. In 2023 investeren huishoudens en bedrijven samen 12,2 miljard euro hierin.

Investeringen in de productie van hernieuwbare energie bedroegen ruim 10 miljard euro in 2023, een stijging van 77 procent ten opzichte van 2019. Deze investeringen bestaan met name uit zonnepanelen (4,6 miljard), windparken (2,7 miljard) en warmtepompen (2,1 miljard). Omdat steeds meer elektriciteit wordt opgewekt uit hernieuwbare bronnen, zijn investeringen nodig in het elektriciteitsnetwerk. Hierdoor zijn de totale investeringen in energienetwerken de afgelopen jaren sterk gestegen tot 5,9 miljard euro in 2023. In tegenstelling tot de andere thema’s zijn investeringen gerelateerd aan het verbeteren van de energie-efficiëntie de afgelopen jaren redelijk stabiel gebleven. Onder energie-efficiëntie domineren investeringen in het isoleren van woningen en gebouwen (5,6 miljard). 

Terwijl huishoudens in 2023 verantwoordelijk waren voor minder dan 20 procent van de fossiele CO2-uitstoot in Nederland, deden zij ruim 30 procent van de totale klimaatgerelateerde investeringen. De relatief sterkste groei is ook bij huishoudens te zien, namelijk meer dan een verdubbeling van de totale investeringen tussen 2019 en 2023. Bij huishoudens gaat het vooral om investeringen in volledig elektrische auto’s en hybride personenauto's, zonnepanelen, warmtepompen en het isoleren van de eigen woning. 

In 2023 nemen bedrijven 64 procent van de klimaatgerelateerde investeringen voor hun rekening. Zij investeerden met name in elektrische en hybride voertuigen, het elektriciteitsnetwerk en hernieuwbare energie (windenergie en zonnepanelen). De rol van de overheid als investeerder is beperkt. Alleen binnen de transportinfrastructuur heeft de overheid de rol van eigenaar en investeerder. Wel is er een belangrijke rol voor de overheid bij de financiering van investeringsprojecten. 

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Nationaal en internationaal zijn ambitieuze klimaatdoelen opgesteld om de uitstoot van broeikasgassen door menselijke activiteiten terug te dringen om onomkeerbare klimaatverandering te voorkomen. Om deze doelen te bereiken zal onze manier van produceren en consumeren drastisch moeten veranderen. Met name op het gebied van energie zal een transitie moeten worden gemaakt naar CO2-neutrale productie en consumptie. 

Investeringen spelen een belangrijke rol in de klimaat- en energietransitie. Met behulp van investeringen kunnen bedrijven hun productieproces aanpassen om de uitstoot van broeikasgassen te verlagen of tot nul terug te brengen. Voorbeelden zijn windmolens en zonnepanelen voor de productie van elektriciteit, maar ook allerlei aanpassingen in productieprocessen om het verbruik van energie te verminderen. Consumenten kunnen ook direct bijdragen aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, bijvoorbeeld door het isoleren van woningen of de aanschaf van elektrische auto’s. Om de voortgang van de klimaat- en energietransitie goed te monitoren is het van belang om te bepalen hoeveel klimaatinvesteringen er worden gedaan, wat voor soort investeringen dit zijn, en in welke sectoren deze investeringen plaatsvinden.

Het CBS heeft op basis van internationale richtlijnen gewerkt aan het opstellen van nieuwe statistieken over klimaatgerelateerde investeringen. In dit artikel worden de eerste resultaten gepresenteerd. Deze cijfers zullen de komende jaren verder worden doorontwikkeld. Vanaf eind 2025 wordt het voor elke EU-lidstaat verplicht om cijfers over klimaatgerelateerde investeringen samen te stellen en te publiceren. Hierdoor komen voor het eerst ook internationaal vergelijkbare cijfers over dit onderwerp beschikbaar. De achterliggende cijfers van deze publicatie zijn terug te vinden in de bijbehorende maatwerktabel.

1.2 Wat is de scope van klimaatgerelateerde investeringen? 

Wat zijn klimaatgerelateerde investeringen? Van sommige investeringen, zoals windmolens en zonnepanelen, is duidelijk dat zij bijdragen aan het terugdringen van broeikasgasemissies, maar voor andere soorten investeringen is dat niet meteen helder. Recentelijk heeft Eurostat  richtlijnen opgesteld om te bepalen welke categorieën in Europees verband wel en niet tot klimaatgerelateerde investeringen worden gerekend. Deze richtlijnen zijn ook toegepast bij het samenstellen van de cijfers voor Nederland die in deze publicatie worden gepresenteerd. 

Klimaatgerelateerde investeringen zijn investeringen die erop gericht zijn de gevolgen van klimaatverandering te beperken door de uitstoot van broeikasgassen naar de atmosfeer te voorkomen of te verminderen, en de opname en vastlegging van broeikasgassen vanuit de atmosfeer te vergroten. De focus ligt op investeringen gericht op klimaatmitigatie, ofwel het tegengaan van klimaatverandering. Investeringen gericht op klimaatadaptatie, het aanpassen van de omgeving en de maatschappij aan de gevolgen van klimaatverandering, of het herstellen van klimaatschade vallen buiten de scope. 

Investeringen worden vaak om verschillende redenen gedaan en het is niet altijd goed vast te stellen of klimaatmitigatie het primaire doel is. Bijvoorbeeld, een investering in een windmolen wordt in de eerste plaats gedaan om elektriciteit op te wekken en onze samenleving van energie te voorzien, maar heeft als belangrijk secundair doel het CO2-neutraal maken van onze energievoorziening. Voor het bepalen van klimaatgerelateerde investeringen hanteren we een brede scope, dat wil zeggen dat alle investeringen waarvan één van de achterliggende doelen klimaatmitigatie is binnen de scope vallen. Voor het vaststellen van de achterliggende doelen van een investering wordt met name gekeken naar de technische aard van de investering, dat wil zeggen of de investering op basis van technische kenmerken daadwerkelijk leidt of bijdraagt tot een reductie van broeikasgasemissies of opname en vastlegging van CO2.
Binnen de scope vallen zowel alle klimaatinvesteringen die door bedrijven en de overheid worden gedaan, als uitgaven door huishoudens aan bijvoorbeeld zonnepanelen, huisisolatie en elektrische auto’s.

Klimaatgerelateerde investeringen worden in vijf thema’s ingedeeld. De onderstaande tabel geeft weer onder welke thema’s de verschillende categorieën investeringen vallen. In de volgende hoofdstukken worden de verschillende thema’s nader beschreven. In het laatste hoofdstuk wordt het totaal overzicht van de klimaatgerelateerde investeringen gepresenteerd en wordt besproken wie deze investeringen doet.

1.2.1 Klimaatgerelateerde investeringen naar thema en categorie
ThemaCategorie
Investeringen in hernieuwbare energieZonne-energie
Investeringen in hernieuwbare energieWindenergie
Investeringen in hernieuwbare energiewaarvan wind op land
Investeringen in hernieuwbare energiewaarvan wind op zee
Investeringen in hernieuwbare energieWarmtepompen
Investeringen in hernieuwbare energieBiobrandstoffen, groen gas, houtketels/kachels
Investeringen in hernieuwbare energieWaterstof en geothermie
Investeringen in energienetwerkenElektriciteitsnetwerk
Investeringen in energienetwerkenWarmtenetwerk
Investeringen in energienetwerkenWaterstofnetwerk en smart grids & opslag
Investeringen in energie-efficiëntieIsolatie en glas in woningen en gebouwen
Investeringen in energie-efficiëntieEnergiebesparing in productieprocessen
Investeringen in energie-efficiëntieWarmte-efficiëntie
Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteitElektrische en hybride personenauto's
Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteitOverig elektrisch wegvervoer
Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteitLaadpalen
Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteitFietsen en elektrische fietsen
Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteitOpenbaar vervoer
Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteitGoederenvervoer per trein
Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteitInfrastructuur spoor
Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteitGoederenvervoer over binnenwater
Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteitInfrastructuur binnenwater
Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteitHavens en overslag
Overige klimaatmitigatieCCS/CCU, plastic recycling, bosbouw, kernenergie

2. Hernieuwbare energie

2.1 Wat valt er onder dit thema

Dit hoofdstuk betreft de investeringen in de productie van hernieuwbare energie. De productie van hernieuwbare energie leidt tot energieproductie zonder emissies van broeikasgassen en daarmee wordt klimaatverandering beperkt. Hernieuwbare energie is energie afkomstig van natuurlijke bronnen die constant worden aangevuld. Dit zijn wind, zon, bodem, buitenluchtwarmte, waterkracht en biomassa. Het gaat met name om investeringen in kapitaalgoederen die de productiecapaciteit vergroten voor het produceren van hernieuwbare elektriciteit en/of warmte. Bekende voorbeelden zijn zonnepanelen, windmolens en warmtepompen. Verder zijn investeringen in geothermie, groen gas, houtkachels en biomassaketels, biobrandstoffeninstallaties en groene waterstof meegenomen onder overige hernieuwbare energie. Een deel van de productie van hernieuwbare energie uit biomassa vindt plaats door bij- en meestook van biomassa in bestaande elektriciteitscentrales en afvalverbrandingsinstallaties. Investeringen gerelateerd aan deze activiteiten zijn in deze publicatie vooralsnog buiten beschouwing gelaten. 

2.2 Resultaten investeringen in hernieuwbare energie

In 2023 is ruim 10 miljard euro geïnvesteerd in hernieuwbare energie. In zonne-energie is met 4,6 miljard euro in 2023 het meest geïnvesteerd. Samen met windenergie en warmtepompen vormen zij meer dan 90 procent van de totale investeringen in hernieuwbare energie. Investeringen in hernieuwbare energie kenmerken zich door een sterke groei. In de periode 2019-2023 zijn de investeringen in hernieuwbare energie jaarlijks met gemiddeld 12 procent toegenomen. De toename fluctueert sterk per jaar en per categorie door prijsschommelingen in de investeringskosten en op de energiemarkt. Bij windenergie speelt verder de fasering van een klein aantal grootschalige Wind op Zee projecten een rol. Over de periode 2019-2023 is de grootste groei afkomstig van zonne-energie. Echter, in 2023 vlakt de groei in zonne-energie af. In 2023 is de sterkste groei afkomstig van warmtepompen met een toename van ruim 500 miljoen euro ten opzichte van een jaar eerder.

Figuur 2.2.1 Investeringen in hernieuwbare energie
 Windenergie (mln euro)Zonne-energie (mln euro)Warmtepompen (mln euro)Overige hernieuwbare energie (mln euro)
201919232727560499
202026103785887323
2021211633061004474
2022263745951545593
2023271245752097728

3. Energienetwerken

3.1 Wat valt er onder dit thema

Energienetwerken vormen een belangrijke infrastructuur die bijdragen aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Denk hierbij aan netwerken voor elektriciteit, warmte en waterstof. Elektrificatie van processen en systemen, zoals bij vervoer en verwarming, is een belangrijke manier om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en de klimaatdoelen te halen. Door te switchen van fossiele brandstoffen naar elektriciteit kan de CO2-uitstoot worden beperkt, vooral als de elektriciteit is opgewekt uit hernieuwbare of klimaatneutrale bronnen. De uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnetwerk is een voorwaarde voor de verdere elektrificatie van de samenleving. Dit is nodig om bijvoorbeeld de groei van het aantal laadpalen voor elektrisch vervoer en zonnepanelen te kunnen faciliteren. 

Bij warmtenetwerken wordt gebruikt gemaakt van restwarmte van de industrie en afvalverbranding om bijvoorbeeld woningen te verwarmen. Het benutten van restwarmte zorgt dat de CO2-uitstoot vermindert en draagt daarmee bij aan het tegengaan van klimaatverandering. De warmtebron is vaak nog wel fossiel, bijvoorbeeld warmte afkomstig uit de chemische industrie of staalindustrie. Daarnaast maken warmtenetwerken het benutten van duurzame alternatieven mogelijk, zoals warmte uit geothermie en biomassa.

Voor de industrie is niet alleen elektrificatie belangrijk om de CO2-uitstoot te verminderen, maar ook het gebruik van waterstof als energiedrager. Investeringen in het waterstofnetwerk zijn daarom ook opgenomen in dit thema. Tenslotte vallen ook energieopslag en investeringen in smart grids onder energienetwerken. 

3.2 Resultaten investeringen in energienetwerken

De totale investeringen in energienetwerken zijn tussen 2019 en 2023 toegenomen van 2,8 naar 5,9 miljard euro. Het is daarmee relatief gezien de grootste stijger van alle vijf de thema’s. De grootste stijging vindt plaats bij investeringen in het elektriciteitsnetwerk. Deze lopen op van 2,6 miljard in 2019 tot 5,5 miljard euro in 2023. Het elektriciteitsnetwerk is daarmee ook de belangrijkste pijler binnen dit thema. Investeringen in het warmtenetwerk en waterstofnetwerk worden op dit moment bepaald op basis van informatie uit een aantal subsidieregelingen. Het is mogelijk dat er nog een aantal investeringen ontbreken in de cijfers, zie ook de plannen voor verder onderzoek in hoofdstuk 8. Tegelijkertijd is bekend dat warmtenetwerken nog opkomend zijn. Ook waterstofnetwerken zijn nog relatief nieuw en vol in ontwikkeling. Investeringen in het waterstofnetwerk, warmtenetwerk en energieopslag zijn klein ten opzichte van de investeringen in het elektriciteitsnetwerk. Investeringen in het energienetwerk worden nagenoeg allemaal gedaan door energiebedrijven. 

Figuur 3.2.1 Investeringen in energienetwerken
 Elektriciteitsnetwerk (mln euro)Warmtenetwerk (mln euro)Waterstofnetwerk en smart grids & opslag (mln euro)
2019258416618
2020293717112
202134012242
2022355626495
20235528175203

4. Energie-efficiëntie

4.1 Wat valt er onder dit thema

Investeringen in energie-efficiëntie zorgen ervoor dat er minder energie nodig is voor hetzelfde resultaat. Hier gaat het om investeringen voor het verbeteren van de energie-efficiëntie van woningen, gebouwen en productieprocessen. Investeringen in energie-efficiëntie van vervoer vallen onder het thema CO2-efficiënte mobiliteit (zie hoofdstuk 5).

In dit hoofdstuk worden drie categorieën onderscheiden. Onder ‘isolatie en glas’ vallen alle isolatiemaatregelen voor het verbeteren van de energieprestatie van woningen en gebouwen. Het betreft de materiaal- en installatiekosten voor het aanbrengen van isolatiemateriaal en/of het plaatsen van HR-glas. Het grootste deel van de investeringen in isolatie en glas vindt plaats bij het renoveren in de bestaande bouw. Tevens zijn de investeringen in isolatiemaatregelen bij nieuwbouw apart meegenomen. Bij investeringen in woningen worden de investeringen in koopwoningen door huishoudens (woningeigenaren) uitgevoerd. Investeringen in isolatiemaatregelen van huurwoningen worden uitgevoerd door bedrijven (corporaties of vastgoedbedrijven).

Bij energiebesparing gaat het om investeringen in allerlei technische voorzieningen voor het verbeteren van de energie-efficiëntie van het productieproces van bedrijven. Dit kan bijvoorbeeld gaan om automatische meet- en regelapparatuur, energiezuinigere apparatuur of het aanbrengen van LED-verlichting. Ook technische oplossingen die energieverspilling tegengaan in het productieproces van bedrijven vallen hieronder, bijvoorbeeld het verminderen van warmte- of koellast mogelijk maken van of warmtehergebruik. 

Bij warmte-efficiëntie gaat het om specifieke investeringen van bedrijven in het energiezuiniger maken van het koelen of verwarmen van binnenlucht. Het gaat voornamelijk om koude- of warmteterugwinningssystemen uit ventilatielucht. Daarnaast vallen bijvoorbeeld energie-efficiënte koelsystemen hieronder, zoals koel- en/of vriesinstallaties met uitsluitend CO2 als koudemiddel. 

4.2 Resultaten investeringen in energie-efficiëntie

In 2023 bedroeg de investering in energie-efficiëntie 6,5 miljard euro. Investeringen in energie-efficiëntie zijn redelijk stabiel over de tijd in vergelijking met de andere thema’s. De gemiddelde jaarlijkse groei van investeringen in energie-efficiëntie bedraagt 2 procent in de periode 2019-2023. De meeste investeringen betreffen investeringen in isolatie en HR-glas. In totaal gaat het in 2023 om 5,6 miljard euro, waarvan 60 procent geïnvesteerd is in eigen woningen van huishoudens. De investeringen in isolatie en glas piekten in 2021 als gevolg van de coronacrisis, toen mensen meer tijd thuis doorbrachten en vaker gingen thuiswerken. Over de tijd zijn de investeringen in energiebesparing van bedrijven sterk toegenomen tot 0,8 miljard euro in 2023, onder andere als gevolg van de sterk gestegen energieprijzen vanaf 2022. Investeringen in warmte-efficiëntie bedragen 0,2 miljard euro in 2023 en hebben een stabiel verloop over de tijd.

Figuur 4.2.1 Investeringen in energie-efficiëntie
 Isolatie en glas in woningen en gebouwen (mln euro)Energiebesparing in productieprocessen (mln euro)Warmte-efficiëntie (mln euro)
20195272446182
20205724520200
20215953753200
202257011045184
20235617754155

5. CO2-efficiënte mobiliteit

5.1 Wat valt er onder dit thema

CO2-efficiënte mobiliteit is een belangrijk thema binnen het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Van alle vijf de thema’s vormen klimaatgerelateerde investeringen in mobiliteit jaarlijks de grootste component (zie hoofdstuk 7). Binnen dit thema vallen verschillende categorieën investeringen die gericht zijn om mobiliteit CO2-neutraal of CO2-efficiënter te maken. In de eerste plaats zijn dit investeringen gericht op de overstap van fossiele brandstoffen naar duurzame alternatieven. Bij vervoer gaat het hier om de omslag van traditionele benzine- of dieselvoertuigen naar volledig elektrische of hybride voertuigen. Ook investeringen in de benodigde laadpaalinfrastructuur worden meegenomen. 

Daarnaast zijn ook andere vormen van transport belangrijk als het gaat om het verminderen van de uitstoot. Zo stoten openbaar vervoer en goederenvervoer per spoor en water minder emissies uit per passagier of ton-kilometer dan traditioneel vervoer over de weg. In de Europese richtlijnen wordt openbaar vervoer en goederenvervoer over spoor en water expliciet benoemd om mee te nemen onder klimaatgerelateerde investeringen. Hierbij worden zowel investeringen in voertuigen (bussen, treinen, binnenvaartschepen etc.) als infrastructuur meegenomen (railinfrastructuur, havens, vaarwegen). Tot slot is de aanschaf van fietsen meegenomen binnen CO2-efficiënte mobiliteit, inclusief elektrische fietsen. 

5.2 Resultaten investeringen in CO2-efficiënte mobiliteit

Elektrisch vervoer

Bij de investeringen in elektrische voertuigen wordt op dit moment alleen gekeken naar de aanschaf van nieuwe elektrische voertuigen. De verkoop van tweedehands elektrische voertuigen (een desinvestering) beïnvloedt enkel de verdeling van investeringen over verschillende sectoren, maar heeft geen effect op de totale investeringen zoals weergegeven in onderstaand figuur. Er wordt onderscheid gemaakt tussen personenauto’s en overig wegvervoer. Onder overig wegvervoer vallen de volgende voertuigen: bestelauto’s, bussen, vrachtauto’s, motorfietsen en bromfietsen. Voertuigen worden als elektrisch geclassificeerd als deze onder één van de volgende aandrijvingen vallen: FEV (Full Electric Vehicle), PHEV (Plug-in Hybrid Electric Vehicle) of HEV (Hybrid Electric Vehicle). Als er vanaf nu gesproken wordt over elektrische personenauto's of elektrisch overig wegvervoer, vallen daar zowel FEV, PHEV en HEV onder.

De investeringen in elektrische personenauto’s vormen het grootste deel van de totale investeringen in elektrische voertuigen. De jaarlijkse totale investeringen in elektrische laadpalen zijn vooral tussen 2022 en 2023 sterk gestegen. Deze investeringen zijn in dat jaar ongeveer verdubbeld ten opzichte van het jaar ervoor. 

Figuur 5.2.1 Investeringen in elektrisch vervoer en laadpalen
JaarElektrische & hybride personenauto's (mld euro)Overig elektrisch wegvervoer (mld euro)Laadpalen (mld euro)
20194,80,50,2
20205,80,70,2
20217,70,50,4
20228,80,60,4
202312,21,30,7

De categorieën voor CO2-efficiënte mobiliteit kunnen verder worden uitgesplitst naar investeringen door bedrijven en investeringen door huishoudens. Het grootste aandeel van de investeringen in zowel elektrische personenauto’s als overig elektrisch wegvervoer bestaat uit investeringen door bedrijven. Voor overig wegvervoer is dit aandeel gemiddeld 95 procent per jaar. In deze categorie zitten een aantal bedrijfsvoertuigen zoals bestelbussen en vrachtauto’s. Van de totale investeringen in elektrische personenauto’s ligt het aandeel dat geïnvesteerd wordt door bedrijven op 85 procent in 2019, dit daalt elk jaar enigszins en is gelijk aan 70 procent in 2023. Dit zijn voor een groot deel auto’s die worden aangeschaft door autoleasebedrijven. In geval van operational lease van de auto blijft de leasemaatschappij eigenaar van de auto en wordt daarmee de investering aan de leasemaatschappij toegerekend. Bij financial lease is de gebruiker van de auto wel de eigenaar.

De sterkste procentuele groei in de aanschaf van elektrische personenauto’s is te zien bij huishoudens. Huishoudens zijn tussen 2019 en 2023 meer elektrische personenauto’s gaan aanschaffen, het gaat hierbij om een groei van maar liefst 430 procent (van 0,7 naar 3,7 miljard euro). In diezelfde periode namen de investeringen door bedrijven toe met 109 procent (van 4,1 naar 8,5 miljard euro). De investeringen in elektrische auto’s door huishoudens groeiden het sterkst tussen 2019 en 2020. In 2023 namen de investeringen door huishoudens toe met 23 procent ten opzichte van 2022. Een deel van de investeringen door bedrijven behoort mogelijk tot de overheidssector, maar dat is op basis van de huidige data niet goed vast te stellen.

Binnen de categorie personenauto's vallen zowel volledig elektrische (FEV), als hybride (PHEV en HEV) personenauto's. Bedrijven investeren over het algemeen voornamelijk in FEV’s; 4,3 miljard euro. In 2023 zijn de absolute investeringen door huishoudens in FEV’s en HEV’s het hoogst, beide 1,4 miljard euro. Hierbij zijn investeringen in FEV flink gegroeid tussen 2019 en 2023 en zijn investeringen in HEV’s juist afgenomen. 

De investeringen in elektrische laadpalen kunnen eveneens worden uitgesplitst naar bedrijven en huishoudens. Thuislaadpalen worden hierbij gezien als een investering van huishoudens, terwijl snellaadpalen, regulier (semi-)publieke laadpalen en werklaadpalen onder de bedrijfsinvesteringen vallen. Een deel van de sterke investeringsgroei in 2023 is te verklaren doordat werklaadpalen vanaf dat jaar voor het eerst zijn opgenomen in de data. Ook de investeringen in thuislaadpunten ondergaan in 2023 een forse groei, namelijk een toename van 160 procent ten opzichte van 2022.

Fietsen, openbaar vervoer, goederenvervoer en infrastructuur

Bij CO2-efficiënt transport worden zowel vervoer van personen als van goederen meegenomen. Met betrekking tot personen gaat het hier om investeringen in fietsen, regulier en elektrisch, en om investeringen in het openbaar vervoer. 

Figuur 5.2.2 Investeringen in fietsen, openbaar vervoer, goederenvervoer en infrastructuur
 Fietsen (inclusief elektrisch) (mln euro)Openbaar vervoer (mln euro)Goederenvervoer per trein (mln euro)Infrastructuur spoor (mln euro)Goederenvervoer over binnenwater (mln euro)Infrastructuur binnenvaart (mln euro)Havens en overslag (mln euro)
201912614930114012126296
202015596400117611616494
20211447781092515826297
20221429582096624325080
2023136369501151213184100

Investeringen in fietsen worden gedaan door huishoudens. Dit gaat om ruim 1 miljard euro per jaar, met een duidelijke piek in 2020 van 1,6 miljard euro. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de hogere aanschaf van fietsen tijdens het eerste coronajaar. Openbaar vervoer omvat busvervoer, treinvervoer, tramvervoer en vervoer per veerpont of ferry. Tussen 2019 en 2023 groeiden deze investeringen van 0,5 tot 0,7 miljard euro. Dit ligt daarmee lager dan de totale investeringen in fietsen.

Voor het goederenvervoer brengen we zowel investeringen in transport over het spoor als via het binnenwater (binnenvaart) in kaart. De investeringen in het goederenvervoer per spoor zijn minder dan 0,5 miljoen euro per jaar. Voor binnenvaart geldt dat deze investeringen een stuk hoger zijn, deze lopen op van 0,1 tot 0,2 miljard euro per jaar. 

Voor dit goederentransport (per trein en binnenvaart) en het openbaar vervoer is ook infrastructuur nodig. Zowel de investeringen in het spoor als in het vaarwegennetwerk tellen hierin mee. Investeringen in het spoor dienen zowel het openbaar vervoer als het goederentransport per trein. Deze vallen beiden onder de noemer ‘Infrastructuur spoor’. Andere investeringen in infrastructuur voor het openbaar vervoer worden niet meegenomen. Investeringen in de infrastructuur (spoor en vaarwegennetwerk) worden gedaan door de overheid. Voor het spoor gaat dit om ongeveer 1 miljard euro per jaar, voor het binnenwater ligt dit op 0,2 miljard. Investeringen in binnenwater omvatten investeringen in uitbreiding van kanalen, kadeversterking, sluizen en lig-/overnachtingsplekken. Investeringen in zeevaartroutes (denk aan sluizen of de zeetoegang) tellen voor een klein deel mee, ter ondersteuning van de binnenvaart. Ook investeringen in havens en overslag worden meegerekend. Dit gaat om 0,1 miljard euro per jaar. De vier Nederlandse zeehavens tellen hierin voor een klein deel mee, als aanlegplaats voor de binnenvaart. De afgelopen jaren zijn deze investeringen redelijk constant gebleven.

6. Overige klimaatmitigatie

6.1 Wat valt er onder dit thema

Naast de vier hier boven beschreven thema’s, zijn er nog andere investeringen die ook onder de scope van klimaatgerelateerde investeringen vallen. Deze worden hier samengevat onder het thema overige klimaatmitigatie. Dit zijn verschillende soorten investeringen die ook bijdragen aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, of de opslag of opname van broeikasgassen. Te denken valt daarbij aan investeringen gerelateerd aan kernenergie, plastic recycling, bosbouw (inclusief R&D) en CCS/CCU. Carbon Capture and Storage (CCS) is een technologie die CO2 afvangt bij de bron, transporteert en ondergronds opslaat, Carbon Capture and Utilisation (CCU) richt zich op het hergebruik van de afgevangen CO2. De bosbouwsector draagt bij door het beheer van bossen die CO2 kunnen afvangen en opslaan. 

6.2 Resultaten investeringen in overige klimaatmitigatie

Investeringen gerelateerd aan kernenergie, plastic recycling, bosbouw en CCS/CCU zijn over het algemeen nog relatief kleine investeringen, en worden hier niet verder uitgesplitst. Kernenergie speelt in Nederland op dit moment een beperkte rol. Datzelfde geldt voor CCS/CCU. Voor beiden kan dit in de (nabije) toekomst veranderen. 

Figuur 6.2.1 Investeringen in overige klimaatmitigatie
  (mln euro)
201962
202066
202178
2022133
202396

7. Totaalbeeld klimaatgerelateerde investeringen

In dit hoofdstuk ligt de focus op de ontwikkeling van de totale klimaatgerelateerde investeringen tussen 2019 en 2023. Daarnaast kijken we naar de onderlinge verhouding tussen de thema’s in 2023 en wie de investeringen doet: bedrijven, huishoudens of de overheid. 

7.1 Overzicht van alle thema’s

Nederland investeerde in 2023 ruim 40 miljard euro voor het beperken van klimaatverandering. Dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2019, toen voor 23 miljard euro werd geïnvesteerd ten behoeve van het klimaat.

Figuur 7.1.1 Klimaatgerelateerde investeringen
 Hernieuwbare energie (mld euro)Energienetwerken (mld euro)Energie-efficiëntie (mld euro)CO₂-efficiënte mobiliteit (mld euro)Overige klimaatmitigatie (mld euro)
20195,72,85,98,90,1
20207,63,16,410,40,1
20216,93,66,912,30,1
20229,43,96,913,30,1
202310,15,96,5180,1

De investeringen in CO2-efficiënte mobiliteit vormen veruit de grootste component binnen de klimaatgerelateerde investeringen (44 procent). In 2023 gaat dit om bijna 18 miljard van de in totaal ruim 40 miljard aan gedane investeringen. Hierbinnen is elektrisch vervoer de grootste bijdrager, met ruim 12 miljard euro aan investeringen in volledig elektrische en hybride personenauto’s. Investeringen in hernieuwbare energie vormen 25 procent van de klimaatgerelateerde investeringen, gevolgd door investeringen in energie-efficiënte (16 procent) en energienetwerken (15 procent).

Investeringen in CO2-efficiënte mobiliteit en energienetwerken zijn het sterkst gestegen tussen 2019 en 2023, beiden met meer dan 100 procent. Investeringen in energie-efficiënte zijn het minst gestegen, namelijk met 11 procent.

Figuur 7.1.2 Klimaatgerelateerde investeringen in 2023 per thema
  (mld euro)
Hernieuwbare energie10,1
Energienetwerken5,9
Energie-efficiëntie 6,5
CO₂-efficiënte mobiliteit 18,0
Overige klimaatmitigatie0,1

7.2 Door wie worden deze klimaatgerelateerde investeringen gedaan?

Naast de omvang van de investeringen is het ook interessant om te kijken wie deze investeringen doet. Daarvoor wordt de indeling bedrijven, huishoudens en de overheid gehanteerd. 

Figuur 7.2.1 Klimaatgerelateerde investeringen naar type investeerder
 Bedrijven (mld euro)Huishoudens (mld euro)Overheid (mld euro)
201915,46,41,5
202017,19,01,5
202118,510,01,3
202219,812,51,4
202325,913,21,5

Het bedrijfsleven doet de meeste klimaatgerelateerde investeringen. In 2023 investeert het bedrijfsleven 25,9 miljard euro in het tegengaan van klimaatverandering. Voor huishoudens is dit 13,2 miljard en voor de overheid is dit 1,5 miljard euro. 

Figuur 7.2.2 Wie investeert in 2023 in het beperken van klimaatverandering?
 Bedrijven (%)Huishoudens (%)Overheid (%)
Hernieuwbare energie55,744,30
Energienetwerken99,700,3
Energie-efficiëntie 48,751,30
CO₂-efficiënte mobiliteit 6229,98,1
Overige klimaatmitigatie89,6010,4
Totaal63,832,53,7

Terwijl huishoudens in 2023 verantwoordelijk waren voor minder dan 20 procent van de fossiele CO2-uitstoot, realiseerden ze ruim 30 procent van de totale klimaatgerelateerde investeringen. De relatief sterkste groei is ook bij huishoudens te zien, namelijk meer dan een verdubbeling in vijf jaar tijd. De totale uitgaven van huishoudens aan klimaatgerelateerde investeringen namen met 108 procent toe; van 6,4 miljard euro in 2019 naar 13,2 miljard euro in 2023. 

De verdeling tussen de sectoren wisselt jaarlijks, voor het bedrijfsleven tussen de 59 procent en 66 procent, voor huishoudens tussen de 27 procent en 37 procent en voor de overheid tussen de 4 en 7 procent. De overheid is de enige sector die daarin een consistente ontwikkeling laat zien, waarbij de bijdrage daalt van 7 procent in 2019 naar 4 procent in 2023.

In 2023 zien we dat in bijna alle vijf de thema’s bedrijven de grootste investeerders zijn, behalve in het thema energie-efficiëntie. Hier is de rol van huishoudens groter (51 procent) door met name de investeringen in het isoleren van woonhuizen. Ook binnen hernieuwbare energie is de rol van huishoudens belangrijk (44 procent), aangezien zij grootschalig investeren in warmtepompen (1,4 miljard euro) en zonne-energie (2,9 miljard euro). Bedrijven investeren in 2023 0,7 miljard in warmtepompen en 1,6 miljard in zonne-energie. 

De investeringen in energienetwerken worden nagenoeg alleen door bedrijven gedaan. Binnen dit thema wordt een klein deel door de overheid geïnvesteerd, dit gaat met name om het warmtenetwerk. 

Zoals eerder al aangegeven is de rol van de overheid op de totale klimaatgerelateerde investeringen beperkt. In 2023 is dit 4 procent van het totaal. Er zijn echter twee thema’s waarbinnen de overheid investeert. Binnen CO2-efficiënte mobiliteit heeft de overheid zowel een rol als investeerder in het openbaar vervoer als in de infrastructuur van spoor en binnenwater. Binnen overige klimaatmitigatie is er een rol voor de overheid als investeerder in de bosbouw. 

De overheid speelt wel een belangrijke rol bij de financiering van investeringsprojecten. Zo zijn er verschillende subsidieregelingen voor bedrijven en huishoudens voor het stimuleren van investeringen in klimaatmitigatie. Door een deel van de investeringskosten te financieren, wordt het aantrekkelijker voor bedrijven of huishoudens om te investeren in verduurzaming. Zo is er de ISDE regeling voor huishoudens om hun huis te verduurzamen. Voor bedrijven zijn er verschillende regelingen om te investeren in verduurzaming, zoals de SDE+ voor hernieuwbare energie en de EIA en ISDE voor investeringen in energie-efficiëntie. 

8. Plannen voor verder onderzoek

Deze publicatie laat de eerste resultaten zien van de monitoring van klimaatgerelateerde investeringen in Nederland tussen 2019 en 2023. Deze cijfers zullen de komende jaren verder worden doorontwikkeld. Enkele categorieën die wel in de scope van klimaatgerelateerde investeringen vallen, zijn nog niet meegenomen in deze meting. Ook zijn er categorieën waar verdere verbeteringen of verbijzonderingen aangebracht kunnen worden. 

Enkele voorbeelden van categorieën die nog niet of waarschijnlijk onvoldoende zijn meegenomen in de cijfers van deze publicatie: fietspaden, elektrolysers, de aanschaf van thuisbatterijen door huishoudens, investeringen in activiteiten gericht op de vermindering van uitstoot van andere broeikasgassen dan CO2 (denk aan methaan), investeringen in research en development (voor andere thema’s dan bosbouw) en energiezuinige warmtesystemen voor woningen en gebouwen. Voor een deel van de bovenstaande categorieën geldt dat dit opkomende technologieën zijn. Dat maakt dat er nog relatief weinig data over beschikbaar zijn.

Daarnaast speelt ook de vraag of nieuwbouw (als geheel) meetelt als een klimaatgerelateerde investering. Eurostat gaat ervan uit dat alle nieuwbouw meegenomen moet worden die voldoet aan de BENG-norm, oftewel de Bijna Energieneutrale Gebouwen-norm. Vanaf 1 januari 2021 gelden de BENG-eisen voor alle nieuwbouw. Dat zou betekenen dat nagenoeg alle nieuwbouw in Nederland als klimaatgerelateerde investering gekenmerkt zou moeten worden. Nu nemen we alleen de specifieke energiezuinige maatregelen mee bij nieuwbouw, zoals isolatie, HR-glas, zonnepanelen en warmtepompen. 

Enkele voorbeelden van categorieën waar nog gekeken kan worden naar verbeteringen of aanvullingen:

  • De klimaatgerelateerde investeringen van de overheid kunnen nog beter in kaart worden gebracht. Dit geldt bijvoorbeeld voor de categorie elektrisch vervoer en laadpalen, maar ook voor energie-efficiëntie maatregelen in overheidsgebouwen. 
  • Sommige categorieën worden op dit moment alleen nog via subsidieaanvragen geraamd. Bijvoorbeeld investeringen in het warmtenetwerk, het waterstofnetwerk en CCS/CCU. Voor nu is gekeken naar investeringen van bedrijven die gebruik maken van de SDE+-regeling en/of de EIA-regeling. Hier komen in de toekomst mogelijk ook andere databronnen voor beschikbaar, als deze activiteiten steeds meer van de grond komen. Daarnaast zijn er andere subisidieregelingen voor klimaatgerelateerde investeringen, zoals de VEKI, MIA/VAMIL (gedeeltelijk gericht op broeikasgasemissiereductie), en de OWE (waterstofproductie middels elektrolyse) die nader geanalyseerd kunnen worden. Ook zijn er investeringsprojecten die gefinancierd worden vanuit Europese subsidies. 
  • Voor elektrisch vervoer is een verbeterslag mogelijk door geïmporteerde voertuigen mee te nemen als nieuwe investering in het jaar dat het voertuig geïmporteerd wordt. Op dit moment worden geïmporteerde voertuigen alleen meegenomen als het jaar van importeren overeenkomt met het bouwjaar. Ook wordt gekeken of de export van elektrisch vervoer inbegrepen kan worden.
  • Het in kaart brengen van investeringen in isolatie- en glaswerkzaamheden van utiliteit gebouwen (bouwwerken die geen woonbestemming hebben) kan worden verbeterd. 

Technische toelichting

Het gaat in deze publicatie om het in kaart brengen van alle gerealiseerde investeringen in het beperken van klimaatverandering in Nederland tussen 2019-2023. In dit hoofdstuk beschrijven we kort welke definities hiervoor worden gehanteerd en welke bronnen hiervoor geraadpleegd zijn. Daarnaast verwijzen we naar de internationale Richtlijnen van Eurostat voor het bepalen van de klimaatgeralateerde investeringen.

Voor het meten van de klimaatgerelateerde investeringen is zo goed mogelijk aangesloten bij definities zoals deze gehanteerd worden bij de nationale rekeningen. Het gaat om investeringen in bruto vaste activa, dat zijn uitgaven aan productiemiddelen die langer dan een jaar worden gebruikt in het productieproces, zoals gebouwen, machines en apparatuur, en vervoermiddelen. Hier vallen ook uitgaven aan groot onderhoud onder, maar investeringen in grond en tweedehands artikelen worden niet meegenomen. Ook is bij het toerekenen van investeringen naar eigenaar (nagenoeg) dezelfde sectorindeling gehanteerd als in de nationale rekeningen. Waar wijken we in deze meting af van de gebruikelijke definities van de nationale rekeningen? 

  • Binnen de nationale rekeningen kunnen huishoudens (exclusief zelfstandigen) alleen investeringen doen in woningen. De aanschaf van duurzame consumptiegoederen, zoals bijvoorbeeld een personenauto, valt onder de ‘consumptieve bestedingen’. Echter in de context van klimaatgerelateerde investeringen is in de Europese richtlijnen expliciet opgenomen dat huishoudens een belangrijke rol spelen in het tegengaan van klimaatverandering. De aanschaf van een elektrische personenauto of een warmtepomp wordt daarom wel meegenomen in de meting van klimaatgerelateerde investeringen.
  • Investeringen in software zijn niet meegenomen, omdat die niet goed geraamd konden worden in de ontwikkelde methodologie van de klimaatgerelateerde investeringen.
  • Normaliter worden zelfstandigen geschaard onder de sector huishoudens. In deze statistiek zijn zij geschaard onder bedrijven.

De belangrijkste databronnen die gebruikt zijn in het meten van de klimaatgerelateerde investeringen zijn:

  • Investeringsstatistiek: voor de meeste categorieën is deze statistiek leidend. In deze statistiek zijn de jaarlijkse investeringen van bedrijven in vaste activa opgenomen, met een onderscheid tussen nieuw en tweedehands. Ook geeft deze statistiek inzicht in investeringen in onderhanden werk.
  • Energiestatistieken: investeringsdata voor hernieuwbare energie worden geraamd op basis van fysieke gegevens (bijgeplaatst vermogen) uit de energiestatistieken voor zonne-energie, windenergie, warmtepompen, houtkachels en biomassaketels van bedrijven.
  • Vervoersstatistieken: aantallen nieuw aangeschafte elektrische voertuigen en informatie over de gemiddelde prijs zijn gebruikt voor het bepalen van investeringen in elektrisch vervoer over de weg. Gebruikmakend van de vervoersstatistieken is een verdeelsleutel opgesteld tussen elektrische en niet elektrische nieuw geregistreerde voertuigen.
  • Overheidsstatistieken: voor investeringen van de overheid in infrastructurele projecten is gebruik gemaakt van financiële informatie van de centrale overheid.
  • Subsidieregelingen m.b.t. hernieuwbare energie en energie-efficiëntie: voor investeringsbedragen van bedrijven in hernieuwbare energie (groen gas, geothermie), en energiebesparing (o.a. energie-efficiëntie, warmtenetwerken, waterstof, smart grids, en biobrandstoffen) is gebruik gemaakt van informatie van verschillende subsidieregelingen afkomstig van RvO (SDE+, EIA).
  • Prijsinformatie m.b.t. investeringskosten in hernieuwbare energie: per investeringscategorie in hernieuwbare energie zijn op basis van de jaarlijkse PBL-rapportage ‘Eindadvies basisbedragen SDE+’ de investeringskosten van bedrijven vastgesteld. De investeringskosten van huishoudens voor zonnepanelen en warmtepompen zijn gebaseerd op informatie van Milieucentraal.
  • Marktinformatie bouwinstallatiebranche: gedetailleerde marktinformatie over de materiaal- en installatiekosten en de toepassing van isolatiemateriaal en dubbel glas door de bouwinstallatiebranche uit verschillende bronnen (ECN, Builtsight).