Hernieuwbare energie in Nederland 2024

7. Warmte en koude uit bodem en buitenlucht

Warmte en koude uit bodem en buitenlucht worden voornamelijk gebruikt voor het verwarmen of koelen van gebouwen. Meestal worden deze bronnen benut met een warmtepomp. In de laatste jaren zijn warmte en koude uit bodem en buitenlucht een van de snelst groeiende vormen van hernieuwbare energie. Samen waren ze in 2024 een tiende van het bruto eindverbruik van hernieuwbare energie.

De statistieken over warmte en koude uit bodem en buitenlucht kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld.

Vanuit de energiestatistieken gezien is koude geen energiedrager, er zijn daarom volgens deze definities hier geen cijfers over. Hetzelfde geldt voor de benutting van warmte uit de bodem zonder warmtepompen. Dit betekent dat voor de energiestatistieken alleen de warmte uit de buitenlucht of de bodem (gezamenlijk ook aangeduid als omgevingsenergie) benut met warmtepompen wordt meegenomen. Onder bodemwarmte wordt ook warmte uit oppervlaktewater of PVT (thermische zonne-energie) gerekend, als deze benut wordt met behulp van een warmtepomp. De cijfers worden nader toegelicht in paragraaf 7.1 (buitenluchtwarmte) en 7.2 (bodemwarmte).

De RED hanteert andere definities: hierin worden zowel omgevingswarmte benut met een warmtepomp als koude meegenomen. De warmte uit bodem en buitenlucht volgens de RED komt dus overeen met die zoals gedefinieerd in de energiestatistieken. Koude is gedefinieerd als de hoeveelheid warmte onttrokken uit een ruimte en moet aan een aantal eisen voldoen om meegeteld te worden in de RED-statistieken. In de praktijk gaat het om comfortkoeling in gebouwen, bijvoorbeeld met behulp van een airco (dus geen proceskoeling, koelhuizen, voertuigen etc.). Of en in welke mate de koude als hernieuwbaar gezien wordt, en dus meetelt voor de RED, hangt af van de efficiëntie van het koelsysteem. Hernieuwbare koude komt aan bod in paragraaf 7.4.

Tot slot bevat paragraaf 7.3, over warmte/koudeopslag, cijfers over bodemwarmte benut zonder warmtepompen. Deze cijfers maken geen deel uit van de internationale energiestatistieken of statistieken over hernieuwbare energie in het kader van de RED. Deze paragraaf bevat ook cijfers over bodemkoude uit warmte/koudeopslag. Bodemkoude wordt in Nederland om methodologische redenen nog niet meegenomen in de RED-statistieken.

7.0.1 Bruto eindverbruik omgevingsenergie en hernieuwbare koude
 Bodemwarmte (TJ)Buitenluchtwarmte (TJ)Hernieuwbare koude (TJ)
04452,072,0
05628,081,0
06840,090,0
071141,0106,0
081488,0195,0
091841,0351,0
102183,0536,0
112538,0737,0
122852,0961,0
133147,01230,0
143404,01592,0
153634,02019,0
163855,02635,0
174081,03529,0
184383,04668,0
194715,06167,0
205097,08012,0
215520,010507,03710,0
225984,014191,05119,0
23**6657,018867,05825,0
24*7094,022502,06344,0
*Voorlopige cijfers **Nader voorlopige cijfers

7.1 Buitenluchtwarmte

Warme uit de buitenlucht kan gebruikt worden om gebouwen te verwarmen met een warmtepomp. Warmtepompen die gebruik maken van buitenluchtwarmte kunnen grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: lucht-luchtwarmtepompen (beter bekend als airco’s) geven de aan de buitenlucht onttrokken warmte af aan lucht. Lucht-waterwarmtepompen geven de warmte af aan een verwarmingssysteem op basis van water. Buitenluchtwarmte is goed voor 23 PJ, dat is ruim 6 procent van het eindverbruik van hernieuwbare energie in 2024.

7.1.1 Buitenluchtwarmte naar afgiftesysteem
 Warmteafgifte aan lucht (TJ)Warmteafgifte aan water (TJ)
201510101009
201612781358
201716041925
201819372731
201924063762
202032394991
202141696338
202251589033
2023**617412694
2024**705315449
**Nader voorlopige cijfers

7.1.2 Buitenluchtwarmte
Bruto eindverbruik (TJ)Vermeden verbruik van fossiele primaire energie (TJ)Vermeden emissie CO2 (kton)
20002330
20058112-1
2010536133-1
20152 019439-39
20208 0123 311184
202110 5073 53599
202214 1914 249103
2023**18 8675 874283
2024**22 5026 978336
Bron: CBS
*Voorlopige cijfers
**Nader voorlopige cijfers

Ontwikkelingen

Het gebruik van buitenluchtwarmte met warmtepompen is de laatste jaren flink toegenomen. In 2024 zijn er 375 duizend installaties geplaatst met een totaal vermogen van 2 252 megawatt. Vergeleken met 2023 nam het bijgeplaatste aantal en vermogen van buitenluchtwarmtepompen met 12 procent af. Hiermee laat 2024 voor het eerst sinds 2013 een daling zien in de bijgeplaatste buitenluchtwarmtepompen ten opzichte van een jaar eerder.

Waar tussen 2015 en 2020 met name de afzet van lucht-luchtwarmtepompen flink toegenomen is, is tussen 2021 en 2023 de grootste stijging juist te zien bij de lucht-waterwarmtepompen. In 2024 laten beide types een daling zien; de afzet van lucht-luchtwarmtepompen daalde met 3 procent, die van lucht-waterwarmtepompen met 29 procent.

7.1.3 Bijgeplaatst vermogen buitenluchtwarmtepompen
 Buitenluchtwarmte, lucht (MW)Buitenluchtwarmte, water (MW)
201529460
2016373101
2017449162
2018472228
2019698289
20201332341
20211493384
20221483761
2023**15201046
2024**1464788
**Nader voorlopige cijfers

7.1.4 Buitenluchtwarmtepompen, aantal bijgeplaatste installaties
Afgifte aan luchtAfgifte aan water
201543 5415 635
201658 61811 179
201770 87621 594
201876 93829 335
2019120 76133 494
2020258 97943 312
2021296 58449 458
2022276 479103 863
2023**276 915151 031
2024**268 152107 178
Bron: CBS
*Voorlopige cijfers
**Nader voorlopige cijfers

Voorheen werden buitenlucht-waterwarmtepompen vooral bij nieuwbouw geplaatst, maar in de laatste paar jaren is juist bij bestaande gebouwen een sterke groei te zien. Dat blijkt onder andere uit een analyse van gegevens van RVO over toekenningen van ISDE-subsidie. Deze subsidie is niet (meer) van toepassing op de nieuwbouw. In 2024 werd er voor 430 megawatt aan gesubsidieerde buitenlucht-waterwarmtepompen geplaatst, een stuk minder dan in 2023 (501 megawatt) maar wel aanzienlijk meer dan in 2022 (244 megawatt). Voor uitgebreidere statistieken over verkoopcijfers en ISDE, zie Verkoopcijfers warmtepompen, 2022-2024 | CBS

Ook de opkomst van de hybride warmtepomp speelt een belangrijke rol. Een hybride warmtepomp is een warmtepomp die samenwerkt met een aardgasketel, waarbij de aardgasketel actief wordt als de warmtevraag te groot wordt voor de warmtepomp. Met een hybride warmtepomp kunnen ook minder goed geïsoleerde gebouwen verwarmd worden, waardoor de investeringskosten lager zijn dan bij het volledig aardgasvrij maken van de woning. Sinds 2022 houdt het CBS ook de afzet van hybride warmtepompen bij. In 2024 was 42 procent van de verkochte buitenlucht-waterwarmtepompen hybride, ongeveer een gelijk aandeel als in 2023.

7.1.5 Gemiddeld bijgeplaatste vermogen buitenluchtwarmtepompen
PeriodenBuitenlucht-lucht warmtepompen (kW)Buitenlucht-water warmtepompen (kW)
20147,26049229710,22449433
20156,75225649410,64773736
20166,3632331379,034797388
20176,3350076197,502083912
20186,1348098477,772285666
20195,7800117598,628411059
20205,1432741657,87310676
20215,0339869997,764163533
20225,3638793547,326959552
2023**5,4890489866,925730479
2024**5,4595900837,352255127
*Voorlopige cijfers **Nader voorlopige cijfers

Buitenlucht-luchtwarmtepompen worden van oudsher vooral in kantoorgebouwen gebruikt. Het gaat dan doorgaans om omkeerbare warmtepompen. Dat zijn warmtepompen die in de zomer kunnen worden gebruikt als airco om te koelen, en in de winter om te verwarmen. De laatste jaren zijn er ook veel omkeerbare airco’s bij woningen geplaatst. Over de wijze van functioneren van deze systemen is weinig bekend, maar het zou kunnen dat deze apparaten primair voor koeling zijn aangeschaft en heel weinig voor verwarming worden gebruikt. Anderzijds kan bij hoge aardgasprijzen verwarmen met een lucht-luchtwarmtepomp een goedkoper alternatief zijn voor verwarmen met een cv-ketel. Begin 2023 gaf 40 procent van de ondervraagde huishoudens met een airco aan dat ze hun airco ook als verwarming gebruiken (CBS, 2023b). Bij een ander onderzoek een jaar later was dit 62 procent, waarvan een derde zei de airco als hoofdverwarming te gebruiken en twee derde als bijverwarming (Ipsos I&O, 2024). Daarbij moet worden aangetekend dat van dit tweede onderzoek de steekproef een stuk kleiner was. Over de mate waarin lucht-luchtwarmtepompen voor verwarming gebruikt worden, is dus nog veel onduidelijk.

Opvallend is dat de vermeden emissies van CO2 voor warmtepompen op buitenlucht tot en met 2017 vaak negatief zijn, maar dat het vermeden verbruik van fossiele primaire energie positief is. De verklaring hiervoor is dat de besparing van deze warmtepompen afhangt van het verschil tussen het uitgespaarde aardgasverbruik en de daaraan gerelateerde emissies enerzijds (aardgasketel) en het extra verbruik van elektriciteit en de daaraan gerelateerde primaire energie en emissies anderzijds (warmtepomp). Elektriciteitsopwekking heeft volgens de huidige referenties een hogere CO2-emissie per eenheid verbruikte energie dan warmteopwekking in een aardgasketel. De laatste jaren neemt de bijdrage van steenkool aan de elektriciteitsproductie in Nederland af, daardoor wordt de referentie elektriciteitsproductie minder CO2-intensief en neemt de berekende CO2-besparing van de warmtepompen met gebruik van buitenluchtwarmte steeds verder toe.

Overigens is het belangrijk om te weten dat zowel het vermeden verbruik van primaire energie als de vermeden emissies van CO2 sterk afhangen van de energieprestatiefactor van de warmtepompen. Deze waarde voor deze factor is overgenomen van een richtsnoer van de Europese Commissie (RVO en CBS, 2022), maar feitelijk is nog erg weinig bekend over de prestaties van warmtepompen op buitenlucht in de praktijk.

Methode

Zie voor een gedetailleerde omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden 4.4.2 Buitenluchtwarmte uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, RVO en CBS

Via gegevens over de afzet van warmtepompen en een aanname over de levensduur wordt het opgesteld vermogen bepaald. Daaruit worden vervolgens de relevante energiestromen bepaald op basis van kengetallen. Verkoopgegevens van de warmtepompen zijn verzameld in samenwerking met de branchevereniging. De Vereniging Warmtepompen heeft de verkoopgegevens van de leden geleverd. Het CBS heeft zelf de leveranciers geënquêteerd die geen lid zijn van de branchevereniging.

Tot en met 2021 zijn ook er gegevens beschikbaar over de verdeling naar sectoren (woningen of utiliteitsgebouwen/landbouw). Vanaf 2022 zijn deze gegevens slechts beperkt beschikbaar en wordt de sectoruitsplitsing niet meer per installatiejaar gepubliceerd. Voor het berekenen van het totaal aan opgesteld warmtepompen (aantallen en vermogens) wordt de sectorverdeling geschat op basis van dat deel van de data waarvoor wel informatie beschikbaar is.

Volgens de RED mogen warmtepompen alleen meetellen als de energieprestatie (warmteproductie gedeeld door elektriciteitsverbruik) groter is dan een bepaalde norm. Vooral bij (oude) warmtepompen op buitenlucht is het onzeker of ze voldoen aan deze norm. In de Richtsnoer voor de rekenmethodiek voor warmtepompen (Europese Commissie, 2013) is vervolgens bepaald dat lidstaten zelf een expertschatting mogen maken voor het deel van de warmtepompen dat voldoet aan deze norm. Deze expertschatting hebben Segers en Busker (2015) verdisconteerd in de rekenfactor voor de omrekening van het vermogen naar de warmteproductie.

Het onderzoek van Segers en Busker (2015) omvat data over schattingen van installateurs over in 2014 geplaatste systemen. Over de oude en nieuwere systemen is weinig bekend. Daarnaast zijn er geen goede representatieve data over de energieprestatie van de warmtepompen in de praktijk, waardoor het onduidelijk is welk deel van de buitenluchtwarmtepompen voldoet aan de ondergrens voor de energieprestatie uit de EU-Richtlijn Hernieuwbare Energie. Daarom blijft het eindverbruik van de buitenluchtwarmtepompen onzeker.

Het CBS schat de onnauwkeurigheid voor de hernieuwbare energie uit buitenluchtwarmte op 40 procent.

Cijfers over het aantal via de ISDE gesubsidieerde warmtepompen zijn berekend op basis van data die het CBS van RVO heeft ontvangen. RVO stelt de installatiedatum vast op basis van gegevens die door de aanvrager worden ingevuld en die op de ingediende factuur zijn terug te vinden. De installatiedatum is de datum waarop de warmtepomp bij de klant wordt geïnstalleerd. De verkoopcijfers van leveranciers, die de basis vormen voor de energiestatistieken, gaan uit van het moment van verkoop door de producent of importeur aan een groothandelaar of installateur. Door voorraadeffecten kan de tijd tussen het moment van verkoop door de leverancier en de installatie bij de eindgebruiker variëren. Daarom zijn de ISDE-cijfers op jaarbasis niet direct vergelijkbaar met de verkoopcijfers van de leveranciers.

7.2 Bodemwarmte met warmtepompen

Bodemenergie is omgevingsenergie die in de bovenste laag van de bodem (tot 500 meter diep) is opgeslagen. Om warmte uit de bodem te onttrekken wordt grondwater opgepompt. In de zomer wordt dit grondwater, dat een temperatuur heeft van 5 tot 10 graden, gebruikt om een gebouw te koelen. Na het koelen is dit water opgewarmd tot tussen 10 en 15 graden, en wordt het op een andere plek weer teruggepompt in de grond op een vergelijkbare diepte. In de winter wordt dit opgewarmde water weer opgepompt en gebruikt om het gebouw te verwarmen, waarna het afgekoelde water weer terug de bodem in gaat en de cirkel rond is. Water van 10 à 15 graden is niet zonder meer geschikt om een gebouw in de winter op een aangename temperatuur te krijgen. Daarom wordt meestal een warmtepomp gebruikt om de energie naar een hoger temperatuurniveau te brengen. Het principe is hetzelfde als bij buitenluchtwarmtepompen. Een belangrijk verschil is dat gedurende het stookseizoen de bodem gemiddeld een hogere temperatuur heeft dan de buitenlucht, waardoor het verschil tussen de temperatuur van de warmtebron en de afgiftetemperatuur kleiner is bij een bodemwarmtepomp dan bij een buitenluchtwarmtepomp. Bij kleinere temperatuurverschillen functioneert een warmtepomp efficiënter en dus heeft een bodemwarmtepomp gemiddeld minder elektriciteit (of gas) nodig dan een bodemwarmtepomp. Daar staat tegenover dat de installatie van een bodemwarmtepomp duurder en ingrijpender is.

Het gebruik van bodemenergie met behulp van warmtepompen neemt gestaag toe en bedroeg in 2024 7,1 PJ. Dit is 2 procent van het totale eindverbruik van hernieuwbare energie.

Een beperkte hoeveelheid bodemwarmte wordt benut zonder warmtepompen, zie hiervoor onderdeel 7.3. Bodemwarmte benut zonder warmtepompen telt volgens de RED II echter niet mee voor het aandeel hernieuwbare energie en is daarom geen onderdeel van bovenstaande cijfers.

Energie uit oppervlaktewater komt nog niet veel voor in Nederland en loopt in de cijfers mee met bodemenergie, omdat de betreffende warmtepompen vaak hetzelfde zijn. Hetzelfde geldt voor warmtepompen die gebruikmaken van thermische zonne-energie (Hoofdstuk 5.3 PVT).

7.2.1 Bodemwarmte benut met warmtepomp
 Bodemwarmte benut met warmtepompen (TJ)
20143404
20153634
20163855
20174081
20184383
20194715
20205098
20215520
20225984
2023**6657
2024*7094
*Voorlopige cijfers **Nader voorlopige cijfers

7.2.2 Bodemwarmte benut met warmtepomp
Onttrekking van warmte met warmtepomp (TJ)Vermeden verbruik van fossiele primaire energie (TJ)Vermeden emissie CO2
1990
2000156913
20102 1831 31255
20153 6342 13857
20205 0983 590201
20215 5203 658178
20225 9843 865187
2023**6 6574 346236
2024**7 0944 629251
Bron: CBS
**Nader voorlopige cijfers

Ontwikkelingen

In 2024 is de afzet van warmtepompen die gebruik maken van bodemwarmte met 35 procent afgenomen ten opzichte van 2023. Het totale vermogen van alle opgestelde bodemwarmtepompen steeg desondanks van 2 247 megawatt naar 2 395 megawatt, een toename van 7 procent. Dit komt doordat er meer warmtepompen zijn bijgeplaatst dan er uit gebruik zijn genomen. Warmtepompen die gebruik maken van bodemenergie worden vaak toegepast in nieuwe gebouwen.

7.2.3 Bijgeplaatst vermogen bodemwarmtepompen
 Bodemwarmtepompen (MW)
201591
201686
201795
2018125
2019160
2020191
2021215
2022260
2023**346
2024**268
**Nader voorlopige cijfers

7.2.4 Bodemwarmtepompen,
aantal bijgeplaatste installaties
Bodemwarmtepompen
20152 086
20164 065
20174 830
20186 504
201911 755
202019 356
202121 792
202222 693
2023**27 255
2024**17 803
Bron: CBS
**Nader voorlopige cijfers

7.2.5 Gemiddeld bijgeplaatste vermogen bodemwarmtepompen
PeriodenBodemwarmtepompen (kW)
201438,24701195
201543,62416107
201621,15621156
201719,66873706
201819,21894219
201913,61122926
20209,867741269
20219,866005874
202211,45727757
2023**12,69491836
2024**15,05364264
*Voorlopige cijfers **Nader voorlopige cijfers

Voorheen werden bodemwarmtepompen voornamelijk geplaatst bij grotere gebouwen. De laatste jaren worden er ook steeds meer bodemwarmtepompen bij kleinere gebouwen en woningen geplaatst. Dat komt met name doordat nieuwbouwwoningen niet meer op het aardgasnet worden aangesloten. In gegevens over ISDE-subsidietoekenningen is terug te zien dat bodemwarmtepompen voornamelijk in nieuwe gebouwen geplaatst worden. Sinds de ISDE-regeling niet meer van toepassing is op de nieuwbouw, is de hoeveelheid vanuit de ISDE gesubsidieerde bodemwarmtepompen flink afgenomen: van 75 megawatt in 2020 tot ongeveer 35 megawatt in 2024. Voor uitgebreidere cijfers over verkoopcijfers en ISDE, zie Verkoopcijfers warmtepompen, 2022-2024 | CBS

Methode

Zie voor een gedetailleerde omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden 4.4.1 Bodemenergie uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, RVO en CBS

Voor de berekening van de bodemenergie is gebruik gemaakt van de verkoopgegevens van de leveranciers van warmtepompen. Bij het verzamelen van de verkoopgegevens van warmtepompen is samengewerkt met de Vereniging Warmtepompen. Het CBS heeft zelf de leveranciers geënquêteerd die geen lid zijn van de branchevereniging. Op basis van deze verkoopcijfers en een aanname over de levensduur wordt het opgesteld vermogen bepaald. Daaruit worden vervolgens de relevante energiestromen bepaald op basis van kengetallen. Het CBS schat de onnauwkeurigheid in de cijfers over de hernieuwbare energie uit bodemenergie op ongeveer 25 procent.

Tot en met 2021 zijn ook er gegevens beschikbaar over de verdeling naar sectoren (woningen of utiliteitsgebouwen/landbouw). Vanaf 2022 zijn deze gegevens slechts beperkt beschikbaar en wordt de sectoruitsplitsing niet meer per installatiejaar gepubliceerd. Voor het berekenen van het totaal aan opgesteld warmtepompen (aantallen en vermogens) wordt de sectorverdeling geschat op basis van dat deel van de data waarvoor wel informatie beschikbaar is.

Cijfers over het aantal via de ISDE gesubsidieerde warmtepompen zijn berekend op basis van data die het CBS van RVO heeft ontvangen. RVO stelt de installatiedatum vast op basis van gegevens die door de aanvrager worden ingevuld en die op de ingediende factuur zijn terug te vinden. De installatiedatum is de datum waarop de warmtepomp bij de klant wordt geïnstalleerd. De verkoopcijfers van leveranciers, die de basis vormen voor de energiestatistieken, gaan uit van het moment van verkoop door de producent of importeur aan een groothandelaar of installateur. Door voorraadeffecten kan de tijd tussen het moment van verkoop door de leverancier en de installatie bij de eindgebruiker variëren. Daarom zijn de ISDE-cijfers op jaarbasis niet direct vergelijkbaar met de verkoopcijfers van de leveranciers.

7.3 Warmte/koudeopslag (open bodemenergiesystemen)

Binnen de bodemenergie kan nog onderscheid gemaakt worden tussen open systemen en gesloten systemen. Open bodemenergiesystemen worden ook wel warmte/koudeopslag genoemd.

In gesloten systemen wordt een gesloten buis of slang de grond ingebracht tot een diepte van 50 tot 100 meter. In deze buis stroomt een vloeistof voor warmtetransport en deze wordt verwarmd of gekoeld via de wand van de buis. In open systemen wordt grondwater onttrokken waarna boven de grond de uitwisseling van warmte plaatsvindt voor koeling en verwarming. Daarna wordt het grondwater weer teruggepompt. Door de stroming van het grondwater is bij open systemen een groter deel van de bodem betrokken bij de opslag van warmte en koude. De gemiddelde capaciteit van deze systemen is dus groter. Open systemen worden vooral toegepast bij grote kantoren, kassen of woonwijken. Vooral in grote, nieuwe kantoren is het relatief snel rendabel, omdat in deze gebouwen naast een warmtevraag er vaak ook een behoorlijke koelvraag is en omdat bij nieuwbouw het verwarmings- en koelsysteem direct bij aanleg al aangepast kan worden aan het gebruik van bodemenergie. Ook in de glastuinbouw worden grote systemen voor bodemenergie in gebruik genomen.

De uit de bodem onttrokken warmte wordt meestal benut met behulp van een warmtepomp. De warmtepompen die gebruikt worden voor open en gesloten systemen zijn vaak hetzelfde en daarom wordt hier in de energiestatistieken geen onderscheid tussen gemaakt. Wel zijn er gegevens beschikbaar over de hoeveelheid onttrokken grondwater in open systemen. Die cijfers komen in deze paragraaf aan bod.

De hoeveelheid bodemwarmte benut zonder warmtepompen wordt afgeleid uit de hoeveelheid onttrokken grondwater voor deze systemen. Bodemwarmte zonder warmtepomp loopt niet mee in de energiestatistieken. Hetzelfde geldt voor bodemkoude.

Ontwikkelingen

7.3.1 Bodemkoude en bodemwarmte benut zonder warmtepomp
 Bodemwarmte benut zonder warmtepomp (TJ)Bodemkoude (TJ)
20141691850
20151621793
20161801998
20171762163
20181852275
20191712026
20201932374
20211942403
20221982491
2023**1982507
**Nader voorlopige cijfers

7.3.2 Bodemenergie benut zonder warmtepompen
Onttrekking van warmte zonder warmtepomp (TJ) Onttrekking van koude (TJ) Vermeden verbruik van fossiele primaire energie (TJ) Vermeden emissie CO2
Bodemwarmte 1990
Bodemwarmte 2000 44 42 2
Bodemwarmte 2010 202 194 11
Bodemwarmte 2015 162 155 9
Bodemwarmte 2020 193 185 10
Bodemwarmte 2021 194 187 11
Bodemwarmte 2022 198 190 11
Bodemwarmte 2023** 198 190 11
Bodemkoude 1990 8 4 0
Bodemkoude 2000 292 153 11
Bodemkoude 2010 1 660 876 59
Bodemkoude 2015 1 793 949 70
Bodemkoude 2020 2 374 1 238 70
Bodemkoude 2021 2 403 1 265 80
Bodemkoude 2022 2 491 1 310 83
Bodemkoude 2023** 2 507 1 319 84
Bron: CBS
**Nader voorlopige cijfers

Bodemwarmte benut zonder warmtepompen is al een aantal jaren vrij constant net onder de 0,2 PJ. Ter vergelijking is er in 2024 ruim 7 PJ aan bodemwarmte met een warmtepomp benut. Bodemkoude is in de afgelopen jaren licht toegenomen, in 2023 is er ongeveer 2,5 PJ aan bodemkoude gebruikt. Cijfers over 2024 zijn nog niet beschikbaar.

Voor warmte/koudeopslag is in 2023 in totaal 355 miljoen kubieke meter water rondgepompt. De meeste systemen staan in de provincies Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant. Deze verdeling reflecteert in grote lijnen de aanwezigheid van grote gebouwen, die zich goed lenen voor toepassing van warmte/koudeopslag.

7.3.1 Onttrokken grondwater in open systemen voor warmte/koudeopslag, 2023 (mln m3)
Groningen 9
Friesland 8
Drenthe 5
Overijssel 14
Gelderland 26
Flevoland 7
Utrecht 36
Noord-Holland 87
Zuid-Holland 85
Zeeland 3
Noord-Brabant 63
Limburg 12
Totaal 355
Bron: CBS

7.3.4 Onttrokken grondwater open systemen voor warmte/koudeopslag naar sector, 2023
SectorOnttrokken grondwater
Utiliteitsbouw278
Woningbouw48
Glastuinbouw20
Overige landbouw4
Industrie5

Methode

Zie voor een gedetailleerde omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden 4.4.1 Bodemenergie uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, RVO en CBS

De hernieuwbare energie uit bodemkoude en de benutting van warmte zonder warmtepompen is afgeleid uit gegevens over het grondwaterdebiet van de provincies en kengetallen uit het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie. Lastig daarbij is dat uit de informatie van de provincies niet altijd duidelijk is of een project al in gebruik is. Ook is de informatie over de debieten niet compleet. Het CBS maakt schattingen voor ontbrekende informatie, maar daardoor worden de cijfers wel minder nauwkeurig. Vanwege deze grote onzekerheid en de benodigde analysetijd worden deze cijfers met een jaar vertraging gepubliceerd.

7.4 Hernieuwbare koude

Hoewel koude geen energiedrager is in reguliere internationale energiestatistieken, telt hernieuwbare koude volgens de RED II wel mee voor het aandeel hernieuwbare energie vanaf verslagjaar 2021 (RVO en CBS, 2022). Volgens deze definitie kan koude met verschillende installaties benut worden, wel moeten deze installaties aan minimale efficiency-eisen voldoen. De hoeveelheid hernieuwbare koude die meetelt volgens de RED is afhankelijk van hoe efficiënt deze installaties zijn. Hoe efficiënter het systeem, des te groter is het deel van de koude dat als hernieuwbaar beschouwd wordt.

Ook bij koude kan onderscheid gemaakt worden tussen buitenlucht- en bodemsystemen. Om methodologische redenen (zie ‘Methode’) telt bodemkoude nog niet mee voor de statistiek over hernieuwbare koude. Om dezelfde reden tellen alle koelsystemen met een vermogen groter dan 1,5 megawatt op dit moment nog niet mee. De cijfers hieronder hebben dus uitsluitend betrekking op buitenluchtsystemen kleiner dan 1,5 megawatt.

Ontwikkelingen

Omdat hernieuwbare koude pas vanaf 2021 meetelt voor de berekening van het bruto eindverbruik van hernieuwbare energie is de tijdreeks hierover nog beperkt. In 2024 is er 6,3 PJ aan hernieuwbare koude benut, wat 9 procent meer was dan het jaar ervoor. Deze stijging is zowel bij woningen (+6%) als bij de utiliteitsgebouwen (+10%) te zien.

7.4.1 Hernieuwbare koude benut bij woningen en utiliteitsgebouwen
 Woningen (TJ)Utiliteitsgebouwen (TJ)
20216733038
202212823838
2023**14764349
2024**15624784
**Nader voorlopige cijfers

Hernieuwbare koude kan met behulp van verschillende typen installaties worden benut. Eind 2024 waren de meeste van deze installaties single split airconditioners, deze systemen staat voornamelijk bij woningen. Ook chillers leveren een grote bijdrage in termen van vermogen, deze apparaten zijn voornamelijk te vinden bij utiliteitsgebouwen.

7.4.2 Opgesteld koelvermogen in megawatt, 2024
KoelsysteemKoelvermogen
Single split7570
Multisplit2992
VRF1831
Rooftop431
Chillers4429

Methode

Zie voor een gedetailleerde omschrijving van de methode inclusief rekenvoorbeelden 4.8 Hernieuwbare koude uit Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie, RVO en CBS en de aanvullende informatie beschikbaar in Hernieuwbare koude volgens Europese Richtlijn Hernieuwbare Energie | CBS

De rekenmethode voor hernieuwbare koude is vastgelegd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/759 van de Europese Commissie. Er worden twee methoden onderscheiden: een op basis van standaardwaarden en een op basis van meetwaarden. De methode met gebruik van standaardwaarden mag alleen gebruikt worden voor (compressie)koelsystemen met een koelvermogen van minder dan 1,5 megawatt waarvoor standaard efficiëntiewaarden beschikbaar zijn. Voor systemen groter dan 1,5 megawatt, stadskoelingssystemen en systemen voor vrije koeling, zoals warmte-koude opslag (WKO) of bodemenergiesystemen, moet volgens de Gedelegeerde Verordening gebruikgemaakt worden van meetwaarden per verslagjaar.

De benodigde meetwaarden zijn de hoeveelheid onttrokken warmte, het energieverbruik van het koelsysteem inclusief hulpsystemen en, in het geval van distributienetten, het energieverbruik van het distributiesysteem en de distributieverliezen. CBS heeft contact gehad met diverse exploitanten van WKO-systemen en daaruit blijkt dat die gegevens over het algemeen niet in voldoende detail gemeten worden en dus niet beschikbaar zijn. In het door het CBS berekende cijfer over hernieuwbare koude zijn daarom alleen de systemen meegenomen waarvoor standaardwaarden gebruikt mogen worden. Dat zijn airconditioners (single split, multisplit, VRF, rooftop) en chillers, met een koelvermogen onder de 1,5 megawatt.

Voor de rekenmethode op basis van standaardwaarden zijn de belangrijkste gegevens de totale koelcapaciteit en de gemiddelde efficiëntie (SPFp) van alle opgestelde koelsystemen, uitgesplitst naar sector (woningen of utiliteitsbouw). De gemiddelde efficiëntie bepaalt welk percentage van de geleverde koude als hernieuwbaar telt. Het CBS heeft historische verkoopcijfers (2010-2023) voor de Nederlandse markt in termen van aantallen, vermogens en efficiëntie verkregen via BSRIA Market Intelligence. Voor overige jaren is een schatting gemaakt op basis van de ontwikkeling in de verkoopcijfers van lucht-luchtwarmtepompen (zie 7.1). Voor het berekenen van het totaal opgesteld koelvermogen en de gemiddelde efficiëntie is een gemiddelde levensduur van 15 jaar aangenomen. Voor de verdeling over sectoren is gebruikgemaakt van informatie van BSRIA over de verdeling naar sectoren voor verschillende typen koelsystemen in verkoopjaar 2023. Omdat er geen nadere informatie beschikbaar was, is die verdeling toegepast op alle verkoopjaren.