5. Technische toelichting op verwachte sterfte
Het CBS ontwikkelde in 2020 speciaal voor de pandemie de COVID-19-sterftemonitor. Men spreekt van oversterfte wanneer het waargenomen aantal overledenen hoger is dan het verwachte aantal overledenen in dezelfde periode. De verwachte weeksterfte werd aan het begin van de pandemie iets anders berekend toen bleek dat de sterfte in meerdere golven hoog bleef.
5.1.1 Methode 1: kortetermijnverwachting tot 2 oktober 2020
De eerste methode was geënt op het werk van Kunst en collega’s (Kunst, Looman en Mackenbach, 1993) en gericht op kortetermijnschattingen van de oversterfte door bijvoorbeeld griep of hitte. Met deze methode werd het verwachte aantal overledenen wanneer er geen coronapandemie was geweest, geschat op basis van het aantal overledenen in de voorafgaande weken, gecorrigeerd voor seizoensgebonden factoren. Vanaf week 11 werd aangenomen dat het te verwachten aantal sterfgevallen per week gelijk was aan dat in week 3 tot en met 10. Bij de seizoensgebonden factoren werd gecorrigeerd voor de gemiddelde weektemperatuur. De aanname was dat elke graad Celsius dat deze temperatuur hoger is dan de gemiddelde temperatuur in de week 3 tot en met 10 leidt tot 1 procent minder sterfte. Wanneer de temperatuur boven de 16,5 graad stijgt, neemt de sterfte weer toe met 2 procent per graad. Voor week 11 tot en met 14 was de correctie zeer gering vanwege weinig verschil in temperatuur ten opzichte van week 3 tot en met 10. Vanaf week 15 was het warmer en bedroegen de correcties enkele procentpunten. Sinds week 25 lag de temperatuur (met uitzondering van week 28) boven de 16,5 graden. Vanaf week 35 lag de temperatuur weer onder de 16,5 graden.
Op basis van deze methode werden de eerste statistieken gepubliceerd en in mei 2020 werd samen met Kunst een uitgebreidere analyse van sociaal-demografische en geografische verschillen in de oversterfte tijdens de eerste coronagolf gepubliceerd (Kunst et al, 2020). Het verwachte aantal overledenen volgens de 'methode Kunst' leunde op de waarneming van de sterfte in week 3 tot en met 10 van 2020 en is voor afwijkingen van de gemiddelde weeksterfte gedurende langere perioden minder goed bruikbaar.
5.1.2 Methode 2: seizoentrends 2015-2019 en bevolkingsprognose
Voor de sterfte in de eerste golf van de coronapandemie voldeed methode 1. De pandemie hield echter lang aan, en voor het bepalen van de oversterfte over een langere periode was de methode niet robuust genoeg. Daarom gebruikt het CBS vanaf 2 oktober 2020 een langjarig gemiddelde als basis voor het verwachte aantal overledenen. Daarbij wordt ook aangegeven binnen welke marges de sterfte in een week gewoonlijk ligt, geschat op basis van de spreiding in eerdere jaren. Op basis van deze verbeterde methode is de verwachte sterfte teruggelegd naar week 1 van 2020.
Het verwacht aantal overledenen wanneer er geen coronapandemie was geweest is voor alle weken van 2020 tot en met 2023 geschat op basis van (1) de waargenomen sterfte in de jaren 2015 tot en met 2019 en (2) herschaald naar de jaarsterfteprognose. De jaarsterfteprognose is als onderdeel van de Bevolkingsprognose van het CBS (Stoeldraijer et al, 2019, 2020, 2021, 2022) gebruikt om het verwachte jaartotaal te schatten, dat verdeeld is over de perioden in het jaar volgens het sterftepatroon in de jaren 2015-2019. Dit heeft tot doel te schatten wat de hoogte van de sterfte zou zijn zonder statistisch significante afwijkingen van de normale sterftepatronen.
Met ingang van het tweede jaar (2021) was de sterfte veroorzaakt door de coronapandemie niet meer volledig onverwacht, desalniettemin is het model voor de verwachte sterfte aangehouden om te kunnen vergelijken met de daadwerkelijke sterfte inclusief COVID-19 (en eventuele andere additionele oorzaken). Zo kon op basis van het patroon in de jaren 2015-2019 verwacht worden dat er meer mensen overlijden in de wintermaanden dan in de zomermaanden.
In de jaren 2020-2022 is gebleken dat dit gangbare jaarpatroon is verstoord. De 5 jaar voor de COVID-19 pandemie liggen inmiddels te ver terug om de weekpatronen op te baseren. En de jaren 2020-2022 vormen geen solide basis voor een statistisch verantwoorde schatting van de weeksterfte vanaf 2024 (CBS, 2023c). De Sterftemonitor van het RIVM (en EuroMOMO) is en blijft juist wel goed geschikt om mogelijke incidentele stijgingen van de sterfte te detecteren.
Week Overledenen Verwacht (methode 1) Verwacht (methode 2) 95%-betrouwbaarheidsinterval (methode 2) 1 3103 3277 2908 - 3645 2 3364 3311 2930 - 3692 3 3157 3344 2945 - 3742 4 3046 3392 3008 - 3776 5 3164 3407 3027 - 3788 6 3196 3401 2979 - 3823 7 3198 3408 2916 - 3901 8 2959 3387 2851 - 3922 9 3098 3352 2805 - 3898 10 3107 3315 2785 - 3845 11 3218 3050 3253 2756 - 3751 12 3614 3091 3174 2711 - 3637 13 4458 3112 3104 2703 - 3505 14 5085 3112 3024 2712 - 3337 15 4982 2906 2957 2719 - 3195 16 4308 3007 2915 2711 - 3120 17 3910 2923 2869 2677 - 3060 18 3383 2976 2841 2650 - 3032 19 2989 2930 2821 2633 - 3009 20 2777 3047 2794 2626 - 2962 21 2770 2808 2770 2620 - 2920 22 2732 2820 2753 2608 - 2898 23 2682 2858 2735 2591 - 2880 24 2689 2804 2737 2600 - 2875 25 2696 2889 2725 2594 - 2855 26 2659 3061 2717 2577 - 2857 27 2638 2833 2723 2544 - 2902 28 2619 2854 2719 2515 - 2923 29 2528 2847 2720 2507 - 2934 30 2673 2834 2707 2515 - 2900 31 2666 2943 2687 2492 - 2882 32 2642 3102 2682 2483 - 2881 33 3209 3114 2669 2481 - 2857 34 2856 3022 2663 2510 - 2815 35 2735 2822 2667 2526 - 2807 36 2692 2851 2676 2549 - 2804 37 2742 2843 2698 2564 - 2832 38 2721 2814 2729 2585 - 2873 39 2891 2752 2618 - 2886 40 3002 2786 2628 - 2943 41 3022 2807 2655 - 2960 42 3222 2839 2677 - 3001 43 3448 2862 2661 - 3063 44 3687 2889 2683 - 3095 45 3589 2902 2692 - 3111 46 3580 2932 2710 - 3155 47 3335 2972 2742 - 3202 48 3405 3012 2762 - 3263 49 3530 3037 2742 - 3332 50 3615 3100 2800 - 3399 51 3909 3166 2830 - 3501 52 3867 3222 2871 - 3573 53 4103 3266 2906 - 3625