Auteur: Moniek Coumans, Elise van Muiswinkel
Zingeving

Begrippenlijst

Deze begrippenlijst geeft een overzicht van de belangrijkste begrippen en definities in deze publicatie.

Altruïsme

Altruïsme verwijst naar het zich aantrekken van het lot van de medemens, welwillendheid, behulpzaamheid en naastenliefde (uit: Lexicon van de psychologie).

Betaald werk

Indicator die aangeeft of iemand betaald werk heeft. Ook werk van 1 uur per week telt mee. Dit is vastgesteld aan de hand van de volgende vragen: “Heeft u op dit moment betaald werk. Ook 1 uur per week of een korte periode telt al mee. Evenals freelance werk?”, “Bent u werkzaam in een eigen bedrijf of praktijk?”, en “Of in een bedrijf of praktijk van uw partner of een familielid?”. Iemand heeft betaald werk indien hij of zij op minimaal één van deze drie vragen bevestigend heeft geantwoord.

Burgerlijke staat

Formele positie van een persoon waarbij wordt verwezen naar het huwelijk en het geregistreerd partnerschap. In deze publicatie worden alleen de vier hoofdcategorieën gebruikt:

  • ongehuwd (nooit gehuwd en nooit geregistreerd partner geweest)
  • gehuwd (wettig gehuwd + geregistreerd partnerschap)
  • verweduwd (verweduwd na wettig huwelijk + verweduwd na partnerschap)
  • gescheiden (gescheiden na wettig huwelijk + gescheiden na partnerschap)

Ervaren gezondheid

De ervaren gezondheid van iemand is vastgesteld aan de hand van de volgende vraag: “Hoe is over het algemeen uw gezondheid?”, met als antwoordmogelijkheden 1) zeer goed, 2) goed, 3) gaat wel, 4) slecht, en 5) zeer slecht. 

Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen

Het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen, ofwel het gestandaardiseerd inkomen, is het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is dus een maat voor de welvaart van een huishouden.

Inkomen

Zie gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen. In deze publicatie is gebruik gemaakt van dit inkomensbegrip, tenzij expliciet anders vermeld. 

Migratieachtergrond

De herkomstgroepering is een kenmerk dat weergeeft met welk land een persoon verbonden is op basis van het geboorteland van de ouders of van zichzelf. 

Personen met als migratieachtergrond Nederlands zijn personen van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar men zelf is geboren. Personen met een westerse migratieachtergrond hebben als migratieachtergrond een van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië, of Indonesië of Japan. Op grond van hun sociaaleconomische en sociaal-culturele positie worden personen met een migratieachtergrond uit Indonesië en Japan tot de westerse migratieachtergrond gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin. Personen met een niet-westerse migratieachtergrond hebben als migratieachtergrond een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije.

Onderwijsniveau

Kenmerk dat het hoogst behaalde onderwijsniveau weergeeft. Er wordt hiervoor een onderverdeling in drie categorieën gebruikt:
Laag onderwijsniveau: het hoogst behaalde onderwijsniveau is basisonderwijs, Vmbo, mbo-1, mbo-1, onderbouw van het avo. Dit omvat de eerste 3 leerjaren van havo/vwo, alle leerwegen van het vmbo en de assistentenopleiding (mbo-1) en hun voorgangers.
Middelbaar onderwijs: Havo, vwo, mbo: het hoogst behaalde onderwijsniveau is havo, vwo of mbo. Dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4) en hun voorgangers. 
Hoog onderwijsniveau: het hoogst behaalde onderwijsniveau is hbo, wo master. Dit omvat de associate degree, de hbo- en wo-bachelors, 4-jarige hbo-opleidingen, hbo- en wo-masters en promotie-trajecten (PhD) en hun voorgangers.

Positie in het huishouden

Kenmerk dat de positie aangeeft die iemand in zijn of haar huishouden inneemt. Er worden 6 categorieën onderscheiden: alleenstaand, lid van een (echt)paar zonder thuiswonende kinderen, lid van een (echt)paar met thuiswonende kinderen, alleenstaande ouder, thuiswonend kind, en overig lid van het huishouden.

Sociale contacten 

De frequentie van sociale contacten met familie, vrienden en buren is gemeten aan de hand van de volgende drie vragen:

“We beginnen met vragen over contacten met familie, vrienden en buren. Het gaat hierbij om persoonlijke ontmoetingen, telefonische en schriftelijke contacten en om contact via bijvoorbeeld e-mail, sms, chat of door berichtjes te sturen. Hoe vaak heeft u contact met één of meer familieleden of gezinsleden die niet bij u in huis wonen? Hoe vaak heeft u contact met vrienden, vriendinnen of echt goede kennissen? Hoe vaak heeft u contact met buren?”

Voor alle drie deze vragen waren de antwoordmogelijkheden als volgt: 1) dagelijks, 2) minimaal één keer per week maar niet dagelijks, 3) minimaal één keer per maand maar niet wekelijks, 4) minder dan één keer in de maand, en 5) zelden of nooit.

Sportfrequentie

Kenmerk dat aangeeft hoe vaak iemand aan sport doen. De sportfrequentie is vastgesteld aan de hand van de volgende vraag: “Hoe vaak sport u gemiddeld? Denksporten zoals schaken, dammen en kaarten moet u niet meetellen.”, met als antwoordmogelijkheden 1) dagelijks, 2) minimaal één keer per week maar niet dagelijks, 3) minimaal één keer per maand maar niet wekelijks, 4) minder dan één keer in de maand, en 5) zelden of nooit.

Vrijwilligerswerk

Er wordt aan respondenten gevraagd of zij vrijwilligerswerk hebben gedaan tijdens de afgelopen 12 maanden. Hierbij worden 13 verschillende soorten organisaties onderscheiden, die elk apart bevraagd zijn. Vrijwilligers zijn diegenen die voor minimaal één van deze organisaties aangeeft vrijwilligerswerk te hebben gedaan. De vragen zijn als volgt geformuleerd:
Sommige mensen doen vrijwilligerswerk voor organisaties of verenigingen. Het kan daarbij gaan om bestuurlijk werk of andere activiteiten. Kunt u bij de volgende organisaties en verenigingen steeds aangeven of u daarvoor in de afgelopen 12 maanden, dus sinds <datum>, als vrijwilliger bepaald soort werk heeft gedaan?

Heeft u in de afgelopen 12 maanden: 

  1. wel eens vrijwilligerswerk gedaan in het jeugd- en buurthuiswerk of als leider van scouting
  2. wel eens vrijwilligerswerk gedaan op school, zoals hulp op school, de oudercommissie, schoolbestuur, werken in bibliotheek of als leesouder
  3. wel eens vrijwilligerswerk gedaan in de verzorging of verpleging, zoals bejaardenzorg, kinderopvang, kruiswerk, zieken bezoeken, collecteren voor gezondheidsorganisaties, welfarewerk in het ziekenhuis of assisteren bij stervensbegeleiding
  4. wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor een sportvereniging, in het bestuur of bijvoorbeeld werken in een kantine, organisatie, trainen of zaalbeheer
  5. wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor culturele verenigingen, zoals een muziek- of toneelvereniging of een tekenclub
  6. wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor hobby- of gezelligheidsverenigingen
  7. wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor de kerk, moskee of levensbeschouwing, zoals de kerkenraad, parochieraad, moskeevereniging, huisbezoek, of het rondbrengen van blaadjes
  8. wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor de vakbond of een bedrijfsorganisatie, zoals de ondernemingsraad of personeelsvereniging
  9. wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor een politieke partij of actiegroep
  10. wel eens vrijwilligerswerk gedaan op het gebied van sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp
  11. wel eens vrijwilligerswerk gedaan op het gebied van wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen
  12. wel eens vrijwilligerswerk gedaan ten behoeve van de wijk of de buurt
  13. nog activiteiten of vrijwilligerswerk gedaan voor organisaties op een ander gebied