Zingeving
Over deze publicatie
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar zingeving, uitgevoerd met financiering van en in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS). Zingeving is het leiden van een leven dat voldoening geeft waarbij gezocht wordt naar een doel en betekenis. In 2020 zijn er vragen over dit onderwerp opgenomen in de enquête Sociale samenhang en Welzijn. De belangrijkste conclusie is dat in 2020 ruim negen op de tien mensen van 18 jaar of ouder het leven de moeite waard vinden en dat bijna driekwart het gevoel heeft iets bij te dragen aan de samenleving.
Er zijn vier dimensies van zingeving onderzocht: sociale relaties en contacten, persoonlijke ontwikkeling, religie of spiritualiteit en het ervaren van transcendentie, momenten waarvan mensen kippenvel krijgen. De dimensies van zingeving hangen in meer of mindere mate positief samen met algemene zingeving. Hierbij speelden het belang van sociale relaties en persoonlijke ontwikkeling de grootste rol. Mensen met een (zeer) goede ervaren gezondheid of die regelmatig sporten ervaren meer zingeving. Met uitzondering van het belang dat men hecht aan religie of spiritualiteit, hangen zingeving en de gerelateerde dimensies sterk samen met ervaren geluk.
Erratum
Per abuis is in deze publicatie bij tabel B8 ‘Welzijn naar (dimensies van) zingeving’ in de Bijlage met tabellen een verkeerde tabel geplaatst. Deze is vervangen door de juiste tabel.
1. Inleiding
Welke mate van zingeving ervaren mensen in hun leven? Dat is de hoofdvraag vanuit het ministerie van VWS die ten grondslag ligt aan dit onderzoek. Zingeving is het leiden van een leven dat voldoening geeft waarbij gezocht wordt naar een doel en betekenis. Zingeving is een relevant thema, omdat als mensen zin aan hun leven geven dit kan helpen in het voorkomen van ziekten, het verbeteren van welzijn en het vergroten van het vermogen van mensen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden (Reker, 2000). Weten wat je leven zin geeft en daarnaar handelen kan dus een bron zijn van gezondheid en welzijn (Ventegodt & Merrick, 2012). Zingeving is ook relevant in relatie tot de vergrijzing, het groeiende aantal ouderen en het feit dat de ouderdom steeds langer duurt; mensen worden steeds ouder. Het kan een uitdaging zijn om de langere ouderdom zinvol in te vullen (De Lange, 2007). Uit onderzoek blijkt de positieve invloed van een hoge mate van zingeving op een langer leven in goede gezondheid (Krause, 2009). Ook is door eerder onderzoek vastgesteld dat de ervaren gezondheid positief samenhangt met een zinvol leven (Van Beuningen, 2018). Mensen met een (zeer) goede ervaren gezondheid beleefden hun leven vaker als zinvol dan mensen die zich minder gezond voelden.
Vanuit het ministerie van VWS was er daarnaast speciale interesse in de rol van sport bij zingeving. Zo zijn meerdere ministeries bezig met het zogenoemde ‘nieuwe normaal’ na de Coronapandemie. Dit is ook gerelateerd aan preventie en gezonde leefstijl, waarin sport en beweging meer gepromoot gaan worden als onderdeel van het dagelijks leven. Dat sporten en gezond bewegen op deze manier gestimuleerd kunnen worden door beleid, maakt het relevant om te onderzoeken in relatie tot zingeving. Ervaren gezondheid en (aspecten van) een gezonde leefstijl hoeven niet even sterk gerelateerd te zijn aan zingeving. Uit eerder onderzoek naar de samenhang van beide variabelen met geluk bleek dat de rol van gezondheid belangrijker was dan leefstijl, waaronder ook sporten (Van Beuningen en Moonen, 2013). In dit onderzoek wordt zowel naar de rol van de ervaren gezondheid als het al dan niet regelmatig sporten bij zingeving gekeken.
In dit onderzoek omvat zingeving zowel de mate waarin mensen het leven de moeite waard vinden als de mate waarin mensen het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Daarnaast wordt zingeving opgevat als een multidimensionaal begrip, waarbij de volgende dimensies worden onderscheiden: 1) Sociale contacten en relaties; 2) Persoonlijke ontwikkeling; 3) Religie/spiritualiteit; 4) (Momenten van) transcendentie, ook wel aangeduid met de term ‘kippenvelmomenten’ (Van Veelen, 2018).
Omdat transcendentie als één van de pijlers van zingeving genoemd wordt (Smith, 2017), was er vanuit VWS speciale interesse in dergelijke momenten. De vraag daarbij was in hoeverre deze ervaringen bijdragen aan zingeving, en of mensen met een hoge vastgestelde mate van zingeving, deze momenten vaker beleven dan anderen. In hoofdstuk 2 over het conceptuele kader is een uitgebreidere beschrijving van de dimensies opgenomen.
In dit onderzoek wordt ook nagegaan wat de relatie is tussen zingeving en geluk. Zingeving en geluk zijn verwante begrippen en de verwachting is dat ze positief samenhangen. Zo stelt Schnell (2009) dat zingeving een voorspeller is voor positief welzijn. Daarnaast hangt het hebben van sociale contacten met vrienden, familie en buren, in dit onderzoek een belangrijk aspect van zingeving, positief samen met geluk en tevredenheid (CBS, 2016, 2018; Diener en Seligman, 2002). Echter, omdat deze begrippen conceptueel te onderscheiden zijn (zie ook paragraaf 2.2 over zingeving en welzijn) is het de vraag hoe groot de samenhang is en hoe die er uitziet.
Naar aanleiding van bovenstaande zijn de volgende onderzoeksvragen vastgesteld:
- In welke mate vinden Nederlanders hun leven de moeite waard en hebben zij het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving?
- In welke mate ervaren Nederlanders zingeving op verschillende dimensies (sociaal contact, persoonlijke ontwikkeling, religie/spiritualiteit en transcendentie) en hoe is dit gerelateerd aan de beleving van zingeving in het algemeen?
- Hoe hangen de ervaren gezondheid en al dan niet regelmatig sporten samen met zingeving in het algemeen en op de verschillende dimensies?
- Hoe is zingeving (algemeen en voor aparte dimensies) gerelateerd aan geluk en wat is de rol van de ervaren gezondheid en sport daarbij?
Bovenstaande onderzoeksvragen worden onderzocht voor diverse achtergrondkenmerken zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, inkomensgroep en migratieachtergrond en regionale factoren (landsdeel, provincie en stedelijkheid).
De gegevens zijn verzameld in 2020 in een ad hoc module van de enquête Sociale Samenhang en Welzijn (SSW). Bij de interpretatie van de resultaten moet rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van de Coronapandemie met de bijbehorende beperkende maatregelen en versoepelingen.
Het rapport zal allereerst ingaan op het concept zingeving en gerelateerde begrippen (hoofdstuk 2). Vervolgens wordt er in hoofdstuk 3 ingegaan op de resultaten; er wordt een beeld geschetst van de algemene mate van zingeving onder Nederlanders, de verschillende domeinen van zingeving en de onderlinge relatie. Ook is er aandacht voor de samenhang van zingeving met gezondheid, sport en geluk. In hoofdstuk 4 volgen ten slotte enkele conclusies en een discussie.
2. Conceptueel kader van zingeving
2.1 Literatuur
In de literatuur worden verschillende manieren beschreven om naar zingeving te kijken. Daarbij worden verschillende indelingen en opvattingen belicht.
De Lange (z.d.) noemt daarbij een driedeling: ten eerste ‘zin als betekenis’ wat gaat over de vraag in hoeverre mensen hun leven in een groter geheel kunnen plaatsen. In Engelstalige artikelen over dit onderwerp wordt ‘zin’ ook letterlijk vertaald als ‘meaning’ en er wordt dan ook gesproken over een betekenisvol leven. Ten tweede ‘zin als doelgerichtheid’ wat duidt op het hebben van een doel en richting in het dagelijks bestaan. Als derde is er ‘zin als ervaren van voldoening’ en ‘commitment’. Commitment refereert aan de aanvaarding en bevestiging van het leven dat je leidt (De Lange, z.d). Een vergelijkbare beschrijving is die van Schnell (2009); zingeving gaat om een gevoel van samenhang in je leven, het hebben van een doel, ergens bij horen en van betekenis zijn.
Smith (2017) omschrijft ‘zin’ ook als ‘het van betekenis zijn’ en noemt daarbij vier pijlers: 1) ergens bij horen/het gevoel onderdeel uit te maken van een groter geheel, 2) doelgerichtheid, 3) momenten van transcendentie (de ‘kippenvelmomenten’) en 4) het hebben van een verhaal om het eigen leven en de wereld te begrijpen.
Martela, Ryan en Steger (2018) benadrukken het hebben van autonomie, gerelateerd zijn aan anderen, competentie hebben en positief bijdragen in de levens van anderen (weldadigheid) in relatie tot het leiden van een zinvol leven.
Reker (2000) noemt naast het belang van het hebben en bereiken van doelen en betekenis ook de rol van orde en samenhang. Hij refereert naar de volgende vier manieren om te kijken naar zingeving van Reker en Wong (1988):
- De eerste manier is structureel en gaat om het begrijpen van ervaringen (cognitief), het hebben van motivatie (waarden die de doelen vormgeven en hoe men die doelen behaalt) en het ervaren van voldoening en vervulling (emotioneel).
- De tweede manier gaat over het belang van bronnen van zingeving. Vaak komt zingeving voort uit waarden en normen (Reker, 2000; Debats, 1996). Andere bronnen kunnen persoonlijke relaties met mensen zijn, religieuze, creatieve en ontspannende activiteiten en persoonlijke groei en prestaties (Reker, 2000). Ook De Lange (z.d.) benoemt dat geloof en/of bijvoorbeeld kerk- of moskeebezoek het leven van mensen zin kan geven.
- De derde manier gaat over de hoeveelheid bronnen die mensen hebben voor hun zingeving. Daarbij wordt uitgegaan van hoe meer bronnen, hoe meer zingeving en welzijn (Reker, 2000).
- Als vierde en laatste gaat het om de diepte en de kwaliteit van de bronnen van zingeving (Reker, 2000).
2.2 Zingeving en welzijn binnen het CBS
Binnen het CBS wordt zingeving onderzocht vanuit het overkoepelende thema welzijn, omdat beide concepten nauw gerelateerd zijn aan elkaar. Zingeving wordt daarbij opgevat als één van de drie aspecten van subjectief welzijn, het zogenoemde eudemonisch welzijn (Moonen, 2015).
Naast het eudemonisch welzijn worden ook evaluatief welzijn en affecten onderscheiden als aspecten van welzijn. Evaluatief welzijn is een reflectieve waardering van het leven of een onderdeel daarvan. Bij affecten gaat het om gevoelens van mensen die iets zeggen over de emotionele toestand van iemand. Doorgaans worden deze gemeten met behulp van een referentiepunt in de tijd (zie ook Kahneman en Krueger, 2006).
In de literatuur wordt eudemonisch welzijn ook wel flourishing genoemd (Huppert, Marks, Clark en Siegrist, Stutzer, Vitterso en Wahrendorf, 2009; New economics Foundation, 2009; Clark en Senik, 2011, Deci en Ryan, 2006). Dit gaat verder dan het evalueren van het eigen leven en de emotionele toestand van iemand en wordt door Huppert et al. (2009) omschreven als “comprising autonomy, competence, interest in learning, goal orientation, sense of purpose, resilience, social engagement, caring and altruism”.
In eerder CBS-onderzoek werden bovenstaande drie aspecten van subjectief welzijn onderzocht (Moonen, 2015; Van Beuningen, 2018). Met name het evaluatief welzijn werd daarbij uitgebreid belicht en uitgewerkt in een theoretisch kader (Moonen, 2015), waarin 8 dimensies van tevredenheid werden onderscheiden en waar later de Persoonlijke Welzijnsindex (PWI) uit volgde (Beuningen, Jol en Moonen, 2015). Eudemonisch welzijn werd in het onderzoek van Beuningen (2018) gemeten met een enkelvoudige vraag naar de mate waarin mensen de dingen die ze doen in hun leven zinvol vinden. Naast zinvolheid werd in dat onderzoek ook gekeken naar tevredenheid met het leven (evaluatief welzijn) en (positieve en negatieve) affecten als aspecten van subjectief welzijn.
In voorliggend onderzoek wordt gefocust op zingeving, wat breder wordt opgevat en geoperationaliseerd dan in het eerdere onderzoek. Er wordt uitgegaan van meerdere dimensies. Bovendien wordt in voorliggend onderzoek zingeving als eudemonisch begrip van welzijn in verband gebracht met geluk en tevredenheid, die meer gaan over het hedonistisch begrip van welzijn, oftewel een prettig leven (zie ook Waterman, 1993; Deci en Ryan, 2006). Zowel zingeving als geluk en tevredenheid zijn in 2020 in de enquête SSW uitgevraagd.
Naar verwachting zullen mensen met een hogere mate van zingeving vaker gelukkig en tevreden zijn dan mensen die minder zingeving ervaren. Gelukkige en tevreden mensen zijn wellicht ook beter in staat om een hogere mate van zingeving te ervaren. Echter, het is ook mogelijk dat mensen (tijdelijk) ongelukkig zijn met een situatie, maar in hun leven toch veel zingeving ervaren en visa versa. Zo noemt Van Veelen (2018) de geboorte van een kind; veel ouders ervaren dan een tijdelijke dip in hun geluk (door slaapgebrek en toegenomen stress), maar tegelijkertijd kunnen ze juist meer zingeving ervaren in hun leven. Andersom kan iemand die met pensioen gaat zich gelukkiger voelen door het wegvallen van werk gerelateerde stress, maar tegelijk minder zingeving ervaren in het leven door het gevoel te hebben minder bij te dragen aan de maatschappij. Geluk en zingeving gaan dus niet per se gelijk met elkaar op. Baumeister, Vohs, Aaker en Garbinsky komen op basis van onderzoek (2013) tot de conclusie dat er vijf verschillen zijn tussen geluk en zingeving (Peppercorn, 2019):
- Terwijl geluk samenhangt met het vervullen van verlangens, hoeft dat bij zingeving niet het geval te zijn; dat kan ook uit andere drijfveren voortkomen.
- Geluk gaat meestal om het hier en nu, terwijl zingeving duurzamer is en meer over de langere termijn gaat.
- Hoewel verbindingen met anderen belangrijk zijn voor zowel geluk als zingeving, gaat het bij geluk om het ontvangen van anderen, terwijl zingeving (ook) gaat over het helpen van andere mensen.
- Waar geluk verminderd wordt door stress, strijd en worstelingen, kunnen deze aspecten wel deel uit te maken van zingeving.
- Terwijl acties en activiteiten waar je jezelf mee uitdrukt een belangrijke bron van zingeving kunnen zijn, zijn deze minder relevant voor geluk.
2.3 Conceptueel kader
In onderhavig onderzoek wordt zingeving opgevat als eudemonisch welzijn en als volgt omschreven: het leiden van een leven met een doel en betekenis dat voldoening geeft, en waarin sociale betrokkenheid en interactie met mensen, persoonlijke ontwikkeling en altruïsme belangrijk zijn.
Dit betekent dat zingeving wordt opgevat als een tweeledig begrip, namelijk enerzijds is het gericht op het individu (voldoening, doel, betekenis en persoonlijke ontwikkeling) en anderzijds op de ander en/of de samenleving (sociale betrokkenheid, interactie en altruïsme). Conceptueel wordt zingeving in dit onderzoek dan ook onderverdeeld in: 1) de mate waarin mensen het leven de moeite waard vinden en 2) de mate waarin mensen het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving.
Zoals in de inleiding opgemerkt beslaat zingeving in dit onderzoek meerdere dimensies of domeinen, namelijk het sociale domein en de dimensies persoonlijke ontwikkeling, religie/spiritualiteit en transcendentie. Bij de keuze en indeling van deze dimensies is aanvankelijk gebruik gemaakt van de behoeftepiramide die toegeschreven wordt aan Maslow (1943). Deze piramide brengt de fundamentele, universele menselijke behoeften in kaart. De behoeften lopen van basaal naar meer complex:
- Fysiologisch/fysiek;
- veiligheid/werkzekerheid/gezondheid;
- sociaal contact;
- eigenwaarde/erkenning;
- zelfverwerkelijking, en
- zelfactualisering/transcendentie.
Er is geen ruimte voor hogere behoeften in de piramide als er niet aan de lagere behoeften is voldaan. Er wordt in dit onderzoek vanuit gegaan dat voor het meten van zingeving de behoeften vanaf het sociale domein relevant zijn.
Deze dimensies zijn vervolgens verder uitgewerkt aan de hand van de hierboven genoemde literatuur (De Lange, z.d.; Debats, 1996; Martela, Ryan en Steger, 2018; Schnell, 2009; Smith, 2017; Reker, 2000). Met name het aangaan en onderhouden van betekenisvolle sociale relaties en verbindingen staat vaak centraal in de literatuur over en onderzoek naar zingeving. In dit onderzoek wordt dat geoperationaliseerd als het belang van sociale contacten en het belang van sociale contacten bij ontspannende en creatieve activiteiten.
Naast deze contacten worden persoonlijke en spirituele ontwikkeling in de genoemde literatuur vaak genoemd in verband met een zinvol leven. In dit onderzoek worden deze aspecten uitgewerkt als het belang van persoonlijke ontwikkeling en religie/spiritualiteit. Bij persoonlijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen vier aspecten: het gaat dan om het belang van het opdoen van kennis, het overdragen van kennis op anderen, het opdoen van nieuwe ervaringen en het aangaan van uitdagingen. Voor religie en spiritualiteit werd gevraagd naar het belang dat mensen daaraan hechten. De verwachting daarbij was dat religie en spiritualiteit op zichzelf voor de meerderheid van de mensen niet op zo belangrijk is. Deze verwachting komt voort uit de afnemende religieuze betrokkenheid in Nederland die eerder aangetoond werd (CBS, 2020). Echter, de vraag is ook welke rol religie en spiritualiteit speelt bij zingeving in het algemeen. Daarnaast worden momenten van transcendentie, de ‘kippenvelmomenten’, door Smith (2018) benoemd als een pijler van zingeving. Hieronder worden nadrukkelijk zowel positieve ervaringen verstaan als momenten van ontroering of verdriet na een negatieve gebeurtenis, zoals het verlies van een dierbare. Het kunnen zowel grote momenten zijn als schijnbaar alledaagse momenten die mensen bewust meemaken en zo een speciale betekenis krijgen.
Naast de vier dimensies zijn gezondheid en al dan niet regelmatig sporten als aparte gerelateerde factoren van zingeving en de afzonderlijk dimensies onderzocht. In de inleiding werd reeds opgemerkt dat in eerder onderzoek met name gezondheid positief werd gerelateerd aan geluk, terwijl leefstijl, en sporten als onderdeel daarvan, veel minder relevant bleek (Van Beuningen en Moonen, 2013). Hoewel zingeving en geluk afzonderlijke concepten zijn is toch de verwachting dat gezondheid ook positief met zingeving samen zal hangen. Deze verwachting wordt ondersteund door het eerdere onderzoek naar zinvolheid (Van Beuningen en Moonen, 2018); daarin bleek gezondheid eveneens een belangrijke rol te spelen. De rol van sporten wordt hier onderzocht vanwege de specifieke interesse van de opdrachtgever, maar ook om na te gaan in hoeverre sporten (als onderdeel van een gezonde leefstijl) samenhangt met de mate van zingeving en of deze samenhang even groot is als die van gezondheid, of minder groot, zoals bleek uit eerder onderzoek naar geluk (Van Beuningen en Moonen, 2013).
Tot slot is er ook een verband met andere aspecten van subjectief welzijn gelegd, namelijk de cognitieve evaluatie (tevredenheid) en de affectieve evaluatie (geluk) waarbij met name ingegaan wordt op de relatie met geluk. De relatie met tevredenheid wordt alleen expliciet benoemd waar deze afwijkt van de relatie met geluk.
3. Resultaten
3.1 Zingeving
In dit hoofdstuk staat zingeving in het algemeen centraal. Specifiek gaat het om de hoofdaspecten van zingeving, namelijk de mate waarin Nederlanders hun leven de moeite waard vinden en in hoeverre zij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Dit wordt bekeken voor Nederlanders in het algemeen en voor diverse achtergrondkenmerken zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en inkomen.
3.1.1 Algemeen
Het overgrote merendeel (92 procent) van de Nederlanders van 18 jaar of ouder vindt zijn of haar leven de moeite waard. Het aandeel dat aangeeft het gevoel te hebben iets bij te dragen aan de samenleving ligt lager, maar beslaat met bijna driekwart nog steeds een meerderheid.
Er zijn wat verschillen in de verdelingen van beide hoofdaspecten van zingeving. Meer dan de helft van de 18-plussers is het helemáál eens met de stelling dat het leven de moeite waard is en bijna 40 procent is het daar mee eens. Met de stelling iets bij te dragen aan de maatschappij is nog geen kwart het helemaal eens en de helft is het daarmee eens. Kennelijk zijn mensen stelliger als het gaat om het leven de moeite waard vinden dan dat ze vinden iets bij te dragen. Dit is ook te zien aan de midden categorie; deze wordt met ongeveer een vijfde aanmerkelijk vaker gekozen waar het gaat om het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij dan bij het leven de moeite waard vinden (7 procent).
Antwoordcategorie | Het leven te moeite waard vinden (% personen van 18 jaar of ouder) | Het gevoel hebben iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Helemaal mee eens | 53 | 23 |
Mee eens | 39 | 50 |
Niet mee eens, niet mee oneens | 7 | 21 |
Mee oneens | 1 | 4 |
Helemaal mee oneens | 1 | 1 |
3.1.2 Achtergrondkenmerken
De mate van zingeving verschilt naar verwachting tussen bevolkingsgroepen. Op basis van eerder CBS-onderzoek naar zinvolheid door Van Beuningen (2018) is de verwachting dat mannen, jongeren tussen de 18 en 25 jaar, laagopgeleiden, lagere inkomenskwartielen en mensen met een niet-Westerse migratieachtergrond relatief lager zullen scoren op zingeving dan andere bevolkingsgroepen. Gezien de overeenkomsten en de verschillen tussen zingeving en geluk is het de vraag of de patronen voor verschillende bevolkingsgroepen vergelijkbaar zijn voor welzijn en zingeving. Zo toonden eerdere onderzoeken aan dat alleenstaanden, de lagere inkomensgroepen, lager opgeleiden en mensen met weinig sociale contacten minder vaak tevreden zijn met hun leven (CBS, 2016; 2018; 2019) en dat het doen van vrijwilligerswerk positief samenhangt met welzijn (Schmeets en Arends, 2020). Zijn het bij zingeving ook deze groepen die eruit springen?
Geslacht en leeftijd
De gegevens laten geen significante verschillen zien tussen mannen en vrouwen op beide hoofdaspecten van zingeving.
Deze zijn er wel tussen verschillende leeftijdsgroepen. Jongvolwassenen tussen de 18 en 25 jaar hebben met 66 procent minder vaak het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving dan de leeftijdsgroepen tussen de 25 en 75 jaar, bij wie die percentages variëren van 74 tot 78 procent. Het verschil tussen jongvolwassenen en 25 tot 35-jarigen en hangt samen met verschillen in onderwijsniveau. Ook 75-plussers hebben minder vaak het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving (68 procent) dan de jongere leeftijdsgroepen vanaf 25 jaar. Bij hen is het verschil ten opzichte van jongere leeftijdsgroepen gerelateerd aan het feit dat ouderen doorgaans niet meer werkzaam zijn. Leeftijd speelt geen rol in de mate waarin mensen het leven de moeite waard vinden.
Leeftijd | (helemaal) mee eens iets bij te dragen (%) |
---|---|
18 tot 25 jaar | 66 |
25 tot 35 jaar | 74 |
35 tot 45 jaar | 74 |
45 tot 55 jaar | 78 |
55 tot 65 jaar | 77 |
65 tot 75 jaar | 74 |
75 jaar of ouder | 68 |
Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond van de eerste en tweede generatie vinden het leven minder vaak de moeite waard dan Nederlanders zonder migratieachtergrond. Dit hangt samen met verschillen in inkomen. Nederlanders zonder migratieachtergrond hebben gemiddeld een hoger inkomen dan mensen met een migratieachtergrond en dat zij het leven vaker de moeite waard vinden hangt meer daarmee samen dan met hun Nederlandse achtergrond op zichzelf (zie ook de hierna onder het kopje opleiding en inkomen). Er is geen verschil gevonden voor het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving naar migratieachtergrond.
Opleiding en inkomen
Zowel opleidingsniveau als inkomen hangen positief samen met algemene zingeving.
Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe vaker men het leven de moeite waard vindt en hoe vaker men het gevoel heeft iets bij te dragen aan de samenleving. Van de mensen met een laag onderwijsniveau vindt 89 procent dat het leven de moeite waard is, bij een middelbaar onderwijsniveau vindt 92 procent dat en bij een hoog opleidingsniveau is dat 94 procent. Bij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving liggen de percentages met 66 bij een lager onderwijsniveau tot 80 procent bij een hoger onderwijsniveau verder uit elkaar.
Ook inkomen differentieert naar de mate van zingeving. Mensen met een inkomen in de laagste kwartielgroep hebben een lager niveau van algemene zingeving dan mensen met een inkomen in de hoogste kwartielgroepen. Zo vindt 86 procent van de mensen in de eerste kwartielgroep (met het laagste inkomen) het leven de moeite waard, tegenover 95 procent in de vierde kwartielgroep (met het hoogste inkomen). Daarnaast heeft 65 procent van de mensen in de eerste kwartielgroep het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving, terwijl dit percentage 80 procent is voor mensen met een inkomen in de vierde kwartielgroep.
Deze verschillen naar inkomen en opleiding blijven in stand als er gecorrigeerd wordt voor andere achtergrondkenmerken.
Inkomen | (Helemaal) eens het leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet eens tot helemaal oneens het leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Eerste kwartielgroep (laagste inkomens) | 86 | 14 |
Tweede kwartielgroep | 90 | 10 |
Derde kwartielgroep | 94 | 6 |
Vierde kwartielgroep (hoogste inkomens) | 95 | 5 |
Burgerlijke staat en positie in het huishouden
Gehuwde mensen vinden het leven vaker de moeite waard en hebben vaker het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving dan anderen, ook na correctie voor andere achtergrondvariabelen.
Naast burgerlijke staat speelt positie in het huishouden een rol. Alleenstaanden hebben het minst vaak het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving in vergelijking met een lid van een paar met of zonder kinderen en met alleenstaande ouders. Er is geen significant verschil tussen alleenstaanden en thuiswonende kinderen. Alleenstaanden en thuiswonende kinderen hebben beiden minder vaak het gevoel iets bij te dragen dan alleenstaande ouders en mensen die deel uitmaken van een paar (al dan niet met kinderen). Een lid van een paar zonder kinderen heeft iets minder vaak het gevoel iets bij te dragen dan een lid van een paar met kinderen.
Voor het leven de moeite waard vinden is het beeld diffuser. Duidelijk is dat alleenstaanden en alleenstaande ouders het leven significant minder vaak de moeite waard vinden (respectievelijk 86 en 90 procent) dan een lid van een paar met of zonder kinderen (respectievelijk 95 en 94 procent). Als in de analyses rekening wordt gehouden met inkomen en leeftijd blijken thuiswonende kinderen het leven minder vaak de moeite waard te vinden dan alleenstaanden. Als rekening wordt gehouden met verschillen in opleiding en leeftijd, dan vinden alleenstaande ouders het leven significant vaker de moeite waard dan alleenstaanden. Rekening houdend met het gemiddeld lagere inkomen van alleenstaande ouders is er geen significant verschil meer tussen alleenstaande ouders en paren (met of zonder kinderen).
Positie in het huishouden | (Helemaal eens) leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet eens tot helemaal mee oneens leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Alleenstaande | 86 | 14 |
Lid paar zonder kinderen | 94 | 6 |
Lid paar met kinderen | 95 | 5 |
Alleenstaande ouder | 90 | 10 |
Thuiswonend kind | 91 | 9 |
Vrijwilligers en werkenden
Het doen van vrijwilligerswerk en het hebben van een baan hangen positief samen met algemene zingeving. Vrijwilligers en werkenden vinden het leven wat vaker de moeite waard (respectievelijk 94 en 93 procent) dan mensen die geen vrijwilligerswerk doen of niet werkzaam zijn (90 en 89 procent). Ook hebben zij vaker het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving (83 en 78 procent) dan mensen die geen vrijwilliger zijn en niet werken (respectievelijk 67 en 65 procent).
Vrijwilligerswerk | (Helemaal) mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet mee eens tot helemaal niet mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Vrijwilliger | 83 | 17 |
Geen Vrijwilliger | 67 | 33 |
Persoon is werkzaam | 78 | 22 |
Persoon is niet werkzaam | 65 | 35 |
Regionale verschillen
Er is een beperkt verschil naar stedelijkheid als het gaat om het leven de moeite waard vinden.
Mensen in weinig stedelijk gebied zijn het iets vaker (helemaal) eens met de stelling dat het leven de moeite waard is (93 procent) dan mensen in zeer sterk stedelijk gebied (90 procent). De verschillen met inwoners van de minder verstedelijkte gebieden zijn nog beperkter en hangen samen met verschillen in inkomen. Als in de analyses het opleidingsniveau voor iedereen gelijk wordt gehouden, blijken mensen in niet verstedelijkte gebieden het leven ook meer de moeite waard te vinden dan mensen in de meest verstedelijkte gebieden. Dat dit voor de correctie niet zichtbaar is hangt samen met het gemiddeld lagere opleidingsniveau in de niet verstedelijkte gebieden.
Stedelijkheid speelt geen rol in de vraag of mensen het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Andere regionale indelingen zoals landsdeel en provincie hangen niet samen met algemene zingeving.
3.2 Dimensies van zingeving
In dit hoofdstuk komt de mate waarin mensen zingeving ervaren op aparte dimensies van zingeving aan de orde. Deze dimensies worden in relatie gebracht met de zingeving in het algemeen, dus of mensen die op een dimensie hoger scoren het leven ook vaker de moeite waard vinden en vaker het gevoel hebben iets bij te dragen aan de maatschappij. Er is ook aandacht voor verschillen tussen bevolkingsgroepen.
3.2.1 Dimensies en algemene zingeving
Sociale relaties
Bij sociale relaties werd allereerst gevraagd in welke mate mensen sociale contacten belangrijk vonden in het algemeen en apart voor contacten met gezinsleden, familie, vrienden en buren. De antwoord categorieën luidden: heel belangrijk, belangrijk, een beetje belangrijk, niet belangrijk en helemaal niet belangrijk. Het belang van contact met specifieke groepen is uitgevraagd aan mensen die sociaal contact heel belangrijk, belangrijk of een beetje belangrijk vinden. De vraag naar gezinsleden of huisgenoten is alleen gesteld aan mensen met een huishouden van meer dan één persoon. De vragen over familieleden en vrienden zijn niet gesteld aan mensen die aangaven zelden contact met hen te hebben.
Het overgrote merendeel van de Nederlanders geeft aan dat sociale contacten (heel) belangrijk voor hen zijn. Als het gaat om contacten met specifieke groepen, vindt vrijwel iedereen contact met gezinsleden of huisgenoten (heel) belangrijk en het merendeel vindt de contacten met andere familieleden en vrienden (heel) belangrijk. Voor buren geldt het omgekeerde, het merendeel van de mensen vindt dit contact een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk.
Vorm contact | (Heel) belangrijk (% personen van 18 jaar of ouder) | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Sociaal contact algemeen | 90 | 10 |
Gezinsleden, huisgenoten | 99 | 1 |
Familieleden | 90 | 10 |
Vrienden | 92 | 8 |
Buren | 41 | 59 |
Het belang dat mensen hechten aan sociaal contact hangt nauw samen met de frequentie van dat contact. Mensen die minstens 1 keer per week contact hebben met familieleden, vrienden of buren vinden dit contact ook vaker belangrijk. Dit is het duidelijkst voor contact met buren. Van de mensen die minstens wekelijks contact heeft met de buren vindt 58 procent dit contact (heel) belangrijk, tegenover 19 procent van de mensen die niet regelmatig de buren zien of spreken.
Het belang van sociaal contact als een dimensie van zingeving hangt positief samen met zingeving in het algemeen. Mensen die hun sociale relaties (heel) belangrijk vinden in hun leven zijn het vaker (helemaal) eens met de stelling dat het leven de moeite waard is (94 procent) dan mensen die deze relaties minder belangrijk vinden (77 procent). Ze hebben met ruim driekwart ook aanmerkelijk vaker het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving dan mensen die hun sociale relaties een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk vinden (46 procent). Dezelfde samenhang is zichtbaar tussen algemene zingeving en het belang van specifieke contacten zoals met andere familieleden, vrienden en buren. Naar alle waarschijnlijkheid geldt deze samenhang ook voor gezinsleden/huisgenoten, maar dit is niet te stellen omdat bijna iedereen (99 procent) deze contacten (heel) belangrijk vindt.
Zingeving | Helemaal eens leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) | (helemaal) eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Sociaal contact (heel) belangrijk | 94 | |
Sociaal contact niet (heel) belangrijk | 77 | |
Sociaal contact (heel) belangrijk | 77 | |
Sociaal contact niet (heel) belangrijk | 46 |
De vragen naar het belang van sociaal contact bij activiteiten zijn niet gesteld aan mensen die sociaal contact niet belangrijk vinden. Daarnaast is de vraag over sport- en hobbyverenigingen alleen gesteld aan mensen die aangaven weleens deel te nemen aan activiteiten van een of meerdere verenigingen.
Als het gaat om activiteiten, hangt het belang dat mensen hechten aan sociaal contact daarbij af van het type activiteit. Sociaal contact is met bijna driekwart het vaakst (heel) belangrijk bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen en het minst vaak (heel) belangrijk bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken (37 procent).
Belang | (Heel) belangrijk (% personen van 18 jaar of ouder) | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Bij activiteiten sport- of hobbyverenigingen | 74 | 26 |
Bij bezoek concert, theater of museum | 49 | 51 |
Bij bezoek sportwedstrijd of samen naar wedstrijd kijken | 37 | 63 |
Het belang van sociaal contact bij activiteiten als dimensie van zingeving hangt samen met zingeving in het algemeen. Mensen die sociaal contact bij de drie genoemde activiteiten (heel) belangrijk vinden, vinden het leven wat vaker de moeite waard en hebben ook iets vaker het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving dan mensen die sociaal contact bij deze activiteiten minder belangrijk vinden. Er is echter geen samenhang tussen het belang dat mensen toekennen aan sociaal contact bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen en het leven de moeite waard vinden.
Persoonlijke ontwikkeling
Het overgrote merendeel van de mensen vindt persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk (81 procent). Van de mensen die persoonlijke ontwikkeling een beetje tot heel belangrijk vinden, vindt ook het merendeel het opdoen van nieuwe kennis (85 procent) en het opdoen van nieuwe ervaringen (84 procent) (heel) belangrijk. Ook vindt het merendeel van de mensen het overdragen van hun kennis op anderen en het aangaan van uitdagingen (heel) belangrijk (respectievelijk 72 procent en 69 procent).
Het belang van persoonlijke ontwikkeling en de verschillende facetten daarvan hangen positief samen met zingeving. Van degenen die persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk vinden, is 93 procent het eens met de stelling dat het leven de moeite waard is tegenover 86 procent van de mensen die dit minder belangrijk vinden. Het verschil is duidelijker bij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Van de mensen die persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk vinden heeft 78 procent het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving, tegenover 57 procent van de mensen die persoonlijke ontwikkeling minder van belang vinden. Dit blijft zo als er rekening wordt gehouden met verschillen in leeftijd, geslacht, opleiding en inkomen.
Eenzelfde samenhang is zichtbaar tussen de verschillende vormen van persoonlijke ontwikkeling enerzijds en de algemene zingevingsvragen anderzijds. Wel hangt de sterkte van het verband af van het hoofdaspect van zingeving. Zo geldt dat voor het leven de moeite waard vinden de samenhang met het overdragen van kennis en het opdoen van ervaringen het grootst is. Bij het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving gaat het vooral om het overdragen van kennis; van degenen die dat (heel) belangrijk vinden heeft 81 procent het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij, terwijl van degenen die dit minder belangrijk vinden 61 procent het gevoel heeft iets bij te dragen.
Persoonlijke ontwikkeling | (Helemaal) mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet mee eens tot helemaal mee oneens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk | 78 | 22 |
Persoonlijke ontwikkeling een beetje tot helemaal niet belangrijk | 57 | 43 |
Religie/spiritualiteit
De verwachting was dat religie/spiritualiteit voor de meerderheid van de mensen niet zo belangrijk is, gezien de afnemende religieuze betrokkenheid in Nederland (CBS, 2020). De resultaten laten inderdaad zien dat driekwart van de Nederlanders religie/spiritualiteit helemaal niet tot een beetje belangrijk vindt.
Het belang dat mensen hechten aan religie of spiritualiteit hangt positief samen met zingeving in het algemeen, vooral met het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Dit blijft zo na correctie voor achtergrondkenmerken. Van de mensen die religie/spiritualiteit (heel) belangrijk vinden heeft 80 procent het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving. Bij degenen die dit minder belangrijk vinden is dat 72 procent. Mensen die religie of spiritualiteit (heel) belangrijk vinden zijn het een fractie vaker (helemaal) eens met de stelling dat het leven de moeite waard is (93 procent) dan mensen die dit een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk vinden (92 procent).
religie | (Helemaal) mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet mee eens tot helemaal mee oneens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
religie/spiritualiteit (heel) belangrijk | 80 | 20 |
religie/spiritualiteit niet (heel) belangrijk | 72 | 28 |
Kippenvelmomenten
Transcendentale- of kippenvelmomenten kunnen gezien worden als betekenisvolle momenten die de zin van het leven uitdrukken voor mensen. Net als zingeving in het algemeen kunnen de momenten te maken hebben met positieve of negatieve ervaringen. Beiden kunnen maken dat mensen het leven de moeite waard vinden of het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. De verwachting is dan ook dat er een positieve samenhang is tussen deze momenten en zingeving.
Kippenvelmoment | % (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|
dagelijks | 6 |
wekelijks | 30 |
maandelijks | 29 |
minder dan maandelijks | 29 |
nooit | 6 |
De resultaten laten zien dat van de Nederlanders van 18 jaar of ouder 30 procent wekelijks een kippenvelmoment meemaakt. Ongeveer een zelfde percentage maakt maandelijks of minder dan maandelijks zo’n moment mee (beiden 29 procent). Er zijn weinig mensen die dagelijks of nooit een kippenvelmoment meemaken (beiden 6 procent).
Mensen die minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment meemaken vinden het leven met 94 procent vaker de moeite waard dan mensen die minder vaak een dergelijk moment meemaken (89 procent). Ook hebben degenen die regelmatig een moment meemaken dat hen kippenvel bezorgt, met 77 procent vaker het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving vergeleken met mensen die minder dan maandelijks een dergelijk moment meemaken. Bij hen is dat 67 procent. Andersom geldt ook dat mensen die een hoge mate van zingeving ervaren, vaker aangeven minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment ervaren dan mensen met een lagere mate van zingeving. Hier is het verschil het grootst bij het leven de moeite waard vinden. Van de mensen die aangeven dat het leven de moeite waard is, ervaart 66 procent minstens elke maand een kippenvelmoment, tegenover 51 procent van mensen die het niet (helemaal) eens zijn met de stelling dat het leven de moeite waard is. Mensen die het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving maken ook vaker minstens maandelijks een kippenvelmoment mee (68 procent) dan mensen die het hier niet mee oneens tot helemaal mee oneens zijn (57 procent).
3.2.2 Dimensies en achtergrondkenmerken
In deze paragraaf wordt voor de dimensies van zingeving ingegaan op verschillen naar achtergrondkenmerken. Daarbij is net als bij de twee hoofdvragen over zingeving gekeken naar geslacht, leeftijd, inkomen, onderwijsniveau, (vrijwilligers-)werk en regionale verschillen. Eerder in dit hoofdstuk bleek dat bij zingeving het de hoogopgeleiden, mensen met een hogere inkomens, gehuwden, werkenden en vrijwilligers waren die het leven vaker de moeite waard vonden en het gevoel hadden iets bij te dragen. Alleenstaanden ervaren juist relatief minder zingeving. Daarnaast vinden mensen in weinig stedelijk gebied het leven vaker de moeite waard dan mensen in zeer sterk stedelijk gebied. Jongeren (18-25 jaar) en 75-plussers hadden juist minder vaak het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij, maar dat hing bij jongeren samen met het onderwijsniveau en bij ouderen aan het feit dat zij vaak niet meer werkzaam zijn.
Het is de vraag of bij de aparte dimensies van zingeving dezelfde patronen zijn te herkennen naar achtergrondkenmerken. Omwille van de leesbaarheid worden alleen de meest in het oog springende verschillen en patronen hier beschreven. Voor een volledig overzicht zie de tabellenbijlage.
Sociale relaties
In zijn algemeenheid is sociaal contact relatief vaak (heel) belangrijk voor jongeren, de derde en vierde inkomenskwartielgroep (in vergelijking tot de eerste kwartielgroep) en voor vrouwen. Voor mensen van 35 jaar of ouder, mensen met de laagste inkomens en mannen is sociaal contact naar verhouding wat minder belangrijk. Hoger opgeleiden vinden sociaal contact ook wat vaker belangrijk dan lager opgeleiden, maar dit hangt samen met hun gemiddeld hogere inkomen.
Voor sociale contacten bij specifieke activiteiten wijkt dit patroon wat af. Zo zijn het de mannen en middelbaar opgeleiden die sociaal contact bij het bezoeken van een sportwedstrijd of samen naar een wedstrijd kijken belangrijker vinden dan vrouwen en of hoger opgeleiden. Er is geen significant verschil tussen laag- en middelbaar opgeleiden.
En het zijn de hoger opgeleiden, eerste generatie westerse migranten (in vergelijking met Nederlanders) en inwoners van de zeer sterk verstedelijkte gebieden in het westen des lands die sociaal contact bij culturele activiteiten zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum relatief vaker (heel) belangrijk vinden.
Persoonlijke ontwikkeling
Ook persoonlijke ontwikkeling is vaker (heel) belangrijk voor jongeren en voor mensen met een hoog opleidingsniveau. Eerste generatie westerse en niet-westerse migranten vinden persoonlijke ontwikkeling belangrijker dan Nederlanders zonder migratieachtergrond. Het aanvankelijke verschil tussen die laatste en tweede generatie mensen met een niet-westerse achtergrond hangt samen met verschillen in leeftijd. Persoonlijke ontwikkeling is ook vaker van belang voor mensen in zeer sterk stedelijk gebied (in vergelijking met minder verstedelijkte gebieden) en mensen in het oosten en westen van het land (in vergelijking met het noorden). Het verschil tussen zeer sterk stedelijk gebied en niet stedelijk gebied hangt samen met verschillen in onderwijsniveau.
Op provinciaal niveau blijkt dat mensen in Groningen persoonlijke ontwikkeling minder vaak (heel) belangrijk vinden dan mensen in Friesland, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Limburg. Het verschil tussen Groningen en Drenthe hangt samen met een verschil in onderwijsniveau. Persoonlijke ontwikkeling is ook een fractie minder vaak (heel) belangrijk voor mensen in de tweede kwartielgroep van de inkomensverdeling in vergelijking met de vierde en de eerste kwartielgroep. Het verschil met de derde kwartielgroep hangt samen met verschillen in onderwijsniveau; na correctie daarvoor viel dit weg.
Religie/spiritualiteit
Religie of spiritualiteit is vaker (heel) belangrijk voor vrouwen en 75-plussers, maar minder minder vaak van belang voor mensen met een inkomen in de hoogste inkomensgroep, inwoners van het zuiden van het land en voor Nederlanders zonder migratieachtergrond.
Er is een aantal verschillen naar migratieachtergrond en landsdeel. Terwijl een vijfde van de Nederlanders zonder migratieachtergrond religieuze of spirituele zaken (heel) belangrijk vindt, is 30 procent van de eerste generatie westerse migranten, 59 procent van de eerste generatie niet-westerse migranten en 54 procent van de tweede generatie niet-westerse migranten deze mening aangedaan. Religie of spiritualiteit is met 18 procent het minst belangrijk voor mensen in het zuiden van het land. Dit geldt specifiek voor mensen in Limburg. Daar vindt 17 procent van de mensen religie/spiritualiteit (heel) belangrijk, tegenover 24 procent tot 40 procent van de mensen in andere provincies. Inwoners van Groningen en Noord-Brabant verschillen niet significant van Limburg met respectievelijk 19 en 18 procent.
Transcendentale (kippenvel-) momenten
Vrouwen, hoogopgeleiden en mensen die vrijwilligerswerk doen maken vaker minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment mee. Ouderen van 75-plus maken juist minder vaak elke maand of vaker een kippenvelmoment mee dan alle jongere leeftijdsgroepen.
Ook mensen met een niet-westerse migratieachtergrond van de eerste generatie maken minder vaak minstens elke maand een kippenvel moment mee (49 procent) dan Nederlanders (66 procent), mensen met een westerse migratieachtergrond van zowel de eerste als de tweede generatie (respectievelijk 63 en 69 procent).
De aanvankelijke verschillen naar burgerlijke staat (verweduwden ervaren minder vaak kippenvelmomenten) en positie in het huishouden (leden van een paar met kinderen ervaren vaker een kippenvelmoment) hangen samen met verschillen in achtergrondkenmerken. Dit geldt ook voor inkomen en werk; de hogere inkomens en mensen die werken hadden voor correctie voor opleiding (bij inkomen) en leeftijd (bij werken) vaker transcendentale momenten dan lagere inkomens en niet werkenden.
3.3 Ervaren gezondheid, sporten en zingeving
Omdat sporten en gezond bewegen gestimuleerd kunnen worden door beleid, is het relevant om te onderzoeken in relatie tot zingeving. Ervaren regelmatige sporters meer zingeving dan mensen die minder sporten? Allereerst komt echter de vraag op hoe gezondheid samenhangt met zingeving. Vinden mensen die een goede gezondheid ervaren het leven vaker de moeite waard en hebben zij vaker het gevoel iets bij de te dragen aan de maatschappij?
Bij de vragen voor al dan niet regelmatig sporten, wordt naast verschillen in achtergrondkenmerken ook rekening gehouden met verschillen in de ervaren gezondheid tussen frequente sporters en mensen die minder of niet sporten.
3.3.1 Ervaren gezondheid en zingeving
Gezondheid hangt positief samen met het leven de moeite waard vinden en het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving, ook als rekening wordt gehouden met verschillen in achtergrondkenmerken en of mensen regelmatig sporten. De verschillen zijn het grootst bij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Van de mensen met een (zeer) goede gezondheid geeft 79 procent aan het gevoel te hebben iets bij te dragen aan de samenleving en 96 procent vindt het leven de moeite waard. Daar tegenover heeft 60 procent van de mensen met een minder goede ervaren gezondheid het gevoel iets bij de dragen aan de maatschappij en 83 procent vindt het leven de moeite waard.
Zingeving | (Helemaal) mee eens leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) | (Helemaal) mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Ervaren gezondheid (zeer) goed | 96 | |
Ervaren gezondheid niet (zeer) goed | 83 | |
Ervaren gezondheid (zeer) goed | 79 | |
Ervaren gezondheid niet (zeer) goed | 60 | |
Voor de aparte terreinen van zingeving geldt dat mensen die hun algemene gezondheid (zeer) goed vinden, hun sociale contacten vaker (heel) belangrijk vinden (93 procent) dan mensen die een minder goede gezondheid hebben (85 procent). De verschillen voor het belang dat men hecht aan sociaal contact met andere familieleden en vrienden zijn geringer en voor contact met buren is er geen verschil naar ervaren gezondheid.
De ervaren gezondheid speelt ook een rol bij het belang van contact bij verschillende activiteiten. Het grootste verschil is te zien bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen naar een wedstrijd kijken. Mensen die hun algemene gezondheid (zeer) goed vinden, vinden het belang van sociaal contact bij deze activiteiten vaker (heel) belangrijk (39 procent) dan mensen met een minder goede gezondheid (30 procent).
Hoe men de eigen gezondheid ervaart maakt ook uit voor het belang van persoonlijke ontwikkeling en de verschillende aspecten daarvan.
Dit is het duidelijkst te zien bij persoonlijke ontwikkeling in het algemeen. Van de mensen die hun algemene gezondheid (zeer) goed vinden, vindt 84 procent persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk, tegenover 71 procent bij mensen met een minder goede gezondheid. Gekeken naar de verschillende aspecten van persoonlijke ontwikkeling is het verschil het grootst voor het aangaan van uitdagingen. Mensen die hun gezondheid (zeer) goed vinden, vinden het aangaan van uitdagingen vaker (heel) belangrijk (73 procent) dan mensen met een minder goede gezondheid (59 procent). De samenhang met het belang van het overdragen van kennis op anderen hangt samen met een combinatie van leeftijd en onderwijsniveau. Na correctie daarvoor verdwijnt de samenhang.
Daarnaast ervaren mensen die hun gezondheid (zeer) goed vinden, vaker minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment (66 procent) dan mensen met een minder goede gezondheid (61 procent). Verschillen in opleiding tussen mensen met een als goed of niet goed ervaren gezondheid maken de samenhang minder sterk, maar deze blijft bestaan. Ervaren gezondheid hangt niet samen met het belang van religie/spiritualiteit.
3.3.2 Sporten en zingeving
De resultaten laten zien dat sporten positief samenhangt met beide aspecten van zingeving, ook als rekening wordt gehouden met verschillen in achtergrondkenmerken en ervaren gezondheid. Mensen die minstens 1 keer per week sporten vinden het leven vaker de moeite waard (94 procent) dan mensen die minder vaak sporten (88 procent). Bij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving is het verschil groter: 78 procent tegenover 67 procent.
sport | (Helemaal) mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet mee eens tot helemaal mee oneens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Sport minstens 1 keer per week | 78 | 22 |
Sport minder dan 1 keer per week | 67 | 33 |
Voor de aparte dimensies van zingeving was de verwachting dat sport positief samenhangt met de dimensies die het sterkst aan algemene zingeving gerelateerd zijn. Uit de resultaten over zingeving (zie paragraaf 3.2) bleek dat die samenhang het grootst was voor het belang dat mensen hechten aan sociaal contact op zich.
De resultaten laten zien dat sport inderdaad een positieve samenhang vertoont met het belang van sociaal contact. De samenhang is wel wat beperkter dan bij de hoofdvragen over zingeving. Mensen die minstens 1 keer per week sporten vinden sociaal contact vaker (heel) belangrijk (93 procent) dan mensen die minder dan 1 keer per week sporten (86 procent). Daarbij gaat het vooral om belang van sociaal contact met vrienden. Er is geen significant verschil tussen frequente en minder frequente sporters als het gaat om het contact met buren en het verschil met contact met familieleden valt weg na correctie voor algemene gezondheid.
Terwijl de samenhang tussen het belang van sociaal contact bij bepaalde activiteiten en zingeving en met name het leven de moeite waard vinden niet zo sterk was, is er wel een duidelijk verband tussen regelmatig sporten en het belang van sociaal contact bij verschillende activiteiten. Dit bleek het grootst voor het belang van sociaal contact bij activiteiten van sport- en hobbyverenigingen; van de mensen die minstens wekelijks sporten vindt 79 procent dit (heel) belangrijk, tegenover 57 procent van degenen die minder frequent of niet sporten. Ook andere aan sport gerelateerde activiteiten, zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen naar een wedstrijd kijken, vinden regelmatige sporters met 40 procent vaker (heel) belangrijk dan mensen die minder sporten (30 procent). Het verschil tussen regelmatige en minder regelmatige sporters van 52 versus 44 procent op gebied van culturele activiteiten, zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum, valt weg na correctie voor verschillen in gezondheid.
Ook is er een positieve samenhang tussen regelmatig sporten en persoonlijke ontwikkeling als dimensie van zingeving. Gezien de relatief sterke samenhang van de dimensie van persoonlijke ontwikkeling met beide hoofdaspecten van zingeving ligt dit in de lijn der verwachting. In het algemeen vinden mensen die wekelijks sporten persoonlijke ontwikkeling vaker (heel) belangrijk (84 procent) dan mensen die minder vaak sporten (75 procent). Voor de specifieke vormen van persoonlijke ontwikkeling geldt de positieve samenhang vooral voor het opdoen van nieuwe kennis, het opdoen van nieuwe ervaringen en het aangaan van uitdagingen. Sport maakt geen significant verschil als het gaat om het belang van het overdragen van kennis op anderen.
Er is geen samenhang tussen regelmatig sporten en het belang dat mensen hechten aan religie/spiritualiteit. Deze bevinding stemt overeen met de beperkte samenhang tussen het belang dat mensen hechten aan religie/spiritualiteit en het leven de moeite waard vinden (1 procentpunt verschil). Voor het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij was het verband sterker.
Ten slotte hangt sport samen met het meemaken van kippenvelmomenten. Mensen die minstens 1 keer per week sporten maken met 68 procent vaker minstens 1 keer per maand een dergelijk moment mee dan mensen die minder vaak sporten (59 procent).
3.4 Zingeving en geluk
In deze paragraaf wordt ingegaan op het verband tussen zingeving en geluk. De verwachting op basis van de literatuur is dat er weliswaar een positieve samenhang is tussen beide concepten, maar dat niet iedereen die een hoge mate van zingeving laat zien ook gelukkig is. Als gelukkig worden degenen beschouwd die zichzelf een rapportcijfer van 7 of hoger geven op de vraag in hoeverre zij zichzelf als een gelukkig mens zien. De resultaten voor het verband tussen zingeving en tevredenheid met het eigen leven worden hier alleen genoemd waar ze afwijken van die voor geluk.
Uit de resultaten blijkt dat beide hoofdaspecten van zingeving zeer sterk positief samenhangen met geluk. Van degenen die vinden dat het leven de moeite waard is of vinden dat ze iets bijdragen aan de samenleving is ruim 9 op de 10 gelukkig. Van degenen die het niet (helemaal) eens zijn met de stelling dat het leven de moeite waard is bijna 4 op de 10 naar eigen zeggen gelukkig. Van degenen die het niet (helemaal) eens zijn met de stelling dat ze iets bijdragen aan de maatschappij is dat bijna driekwart. Verschillen naar achtergrondkenmerken en sport maken hierbij niet uit. Wel maakt het uit of mensen gezond zeggen te zijn of niet; algemene gezondheid maakt het verband tussen welzijn en zingeving minder sterk, maar het blijft bestaan.
Zingeving | gelukkig (% personen van 18 jaar of ouder) | overig (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
(Helemaal) eens leven de moeite waard | 91 | 9 |
Niet eens tot helemaal mee oneens leven de moeite waard | 39 | 61 |
(Helemaal eens iets bij te dragen | 92 | 8 |
Niet eens tot helemaal mee oneens iets bij te dragen | 74 | 26 |
Uit de resultaten over de dimensies van zingeving met de hoofdaspecten van zingeving bleek eerder al dat sociaal contact het sterkst samenhangt met algemene zingeving. Het ging vooral om het belang dat men hechtte aan het sociaal contact op zichzelf, bij sociaal contact tijdens activiteiten is de samenhang minder. Persoonlijke ontwikkeling volgde, dan volgden de kippenvelmomenten en als laatste religie/spiritualiteit. Bij geluk is het beeld vergelijkbaar, maar persoonlijke ontwikkeling hangt niet sterker samen met geluk dan de kippenvelmomenten. Ook is er, in tegenstelling tot het beeld bij zingeving, geen samenhang gevonden tussen het belang van religie of spiritualiteit en geluk.
Het belang dat mensen hechten aan sociale contacten en relaties, als dimensie van zingeving, hangt positief samen met geluk. Dit geldt met name voor het belang van de sociale contacten zelf en minder voor de sociale contacten bij activiteiten. Mensen die deze contacten en relaties (heel) belangrijk vinden zijn met 88 procent vaker gelukkig dan mensen die deze contacten een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk vinden (73 procent). Uitgesplitst naar verschillende soorten contacten zoals met andere familieleden, vrienden en buren blijft dit beeld hetzelfde, ook na correctie. Het verschil is het grootst bij contacten met familieleden. Zo is 88 procent van de mensen die contact met andere familieleden (heel) belangrijk vindt gelukkig, tegenover 81 procent van de mensen die deze contacten niet (heel) belangrijk vinden.
Het belang van sociaal contact bij activiteiten hangt niet sterk samen met geluk. Er is een klein verschil te zien bij het belang van sociaal contact bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken. Mensen die dit (heel) belangrijk vinden zijn iets vaker gelukkig (89 procent) dan mensen die deze activiteiten een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk vinden (87 procent). Mensen die sociaal contact bij culturele activiteiten wat belangrijker vinden zijn iets gelukkiger dan mensen die dat minder van belang vinden. Dit hangt echter samen met verschillen inkomen en opleiding. Bij tevredenheid was ook voor correctie al geen verschil te zien. Er is geen verschil bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen.
Persoonlijke ontwikkeling als dimensie van zingeving hangt positief samen met geluk. Mensen die dit (heel) belangrijk vinden zijn vaker gelukkig (88 procent) dan mensen die dit een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk vinden (82 procent). Dit geldt ook voor specifieke aspecten van persoonlijke ontwikkeling zoals het overdragen van kennis op anderen en het opdoen van nieuwe ervaringen. Het belang van het opdoen van nieuwe kennis en het belang van het aangaan van uitdagingen hangen positief samen met geluksgevoel, maar niet met tevredenheid.
Het belang van religie/spiritualiteit hangt niet samen met geluk.
Het minstens maandelijks meemaken van een kippenvelmoment, ten slotte, hangt positief samen met geluk. Mensen die minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment meemaken zijn vaker gelukkig (89 procent) dan mensen die minder dan 1 keer per maand een kippenvelmoment meemaken (83 procent). Bij het nog vaker (minstens wekelijks) meemaken van een kippenvelmoment zeggen relatief iets meer mensen zich gelukkig te voelen. Dit hangt samen met hun hogere opleidingsniveau. Na correctie daarvoor valt dit verschil weg. Bij tevredenheid was er geen verschil.
4. Conclusies en discussie
4.1 Zingeving
In dit rapport werd ingegaan op zingeving van Nederlanders van 18 jaar of ouder. De resultaten laten zien dat het overgrote merendeel van de Nederlanders zijn of haar leven de moeite waard vindt en het merendeel het gevoel heeft iets bij te dragen aan de samenleving. De afzonderlijke dimensies van zingeving hangen in meer of mindere mate positief samen met beide hoofdaspecten van zingeving. Dit geldt het meest voor het belang dat mensen hechten aan sociale contacten en persoonlijke ontwikkeling. Persoonlijke ontwikkeling hing het sterkst samen met het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Bij het belang van sociale contacten gaat het dan vooral om de contacten op zich en minder om contacten bij activiteiten. Het ervaren van kippenvelmomenten en het belang van religie/spiritualiteit spelen een beperktere rol. De samenhang van deze dimensies met de twee hoofdaspecten van zingeving was het duidelijkst bij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de maatschappij.
4.2 Zingeving naar achtergrondkenmerken
Jongeren tussen 18 en 25 jaar ervaren een lagere mate van zingeving dan mensen tussen de 35 en 75 jaar. Ook 75-plussers hebben minder vaak het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving dan mensen tussen de 25 en 75 jaar. Dit verschil werd alleen gevonden voor het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Mensen met een laag opleidingsniveau, een laag inkomen en alleenstaanden scoren relatief lager op zingeving dan andere groepen. Gehuwden, vrijwilligers en werkenden ervaren juist meer zingeving.
Grofweg komt dit patroon overeen met de verwachting daarover op basis van eerder CBS-onderzoek naar zinvolheid door Van Beuningen (2018). In dat onderzoek waren het echter ook de niet-westersen die relatief laag scoorden. In onderhavig onderzoek was dat te zien bij het leven de moeite waard vinden (geen verschil bij het gevoel hebben iets bij te dragen), maar die samenhang viel weg als rekening werd gehouden met verschillen in inkomen. Eerste generatie niet-westerse migranten maken wel minder vaak minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment mee dan Nederlanders en de eerste en tweede generatie westerse migranten. Tegelijk scoren zij, tegengesteld aan de verwachting, op enkele aspecten van verschillende dimensies hoger dan Nederlanders. Zo vinden zij sociaal contact met familieleden, persoonlijke ontwikkeling, het overdragen van kennis en religie/spiritualiteit vaker (heel) belangrijk dan Nederlanders. Ook de verwachting op basis van het eerder onderzoek dat zingeving lager zou liggen voor mannen dan voor vrouwen werd in dit onderzoek niet bevestigd.
Onderhavig onderzoek liet ook zien dat zingeving kan verschillen op regionaal niveau. Zo vinden mensen het leven bijvoorbeeld minder vaak de moeite waard in zeer sterk stedelijk gebied in vergelijking met weinig stedelijk gebied. Bij de dimensies waren ook een paar regionale verschillen. Zo was religie/spiritualiteit het minst vaak (heel) belangrijk voor mensen in het zuiden van het land. Bij kippenvelmomenten was er geen samenhang te zien.
4.3 Gezondheid, sport en zingeving
Mensen met een goede ervaren gezondheid hebben een hogere mate van zingeving. Dit geldt voor beide aspecten van zingeving, maar het sterkst voor het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij. Na het belang van sociale contacten is gezondheid de belangrijkste samenhangende factor met zingeving. Dit stemt overeen met het eerdere onderzoek naar een zinvol leven van Beuningen (2018).
Regelmatig sporten blijkt, weliswaar in wat mindere mate, ook positief samen te hangen met zingeving. Ook als rekening gehouden wordt met de ervaren gezondheid. Kennelijk vertoont sporten, los van hoe gezond men zich voelt, een aparte samenhang met zingeving. Deze samenhang is er voor beide hoofdaspecten van zingeving, maar het duidelijkst voor het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij.
4.4 Zingeving en geluk
Tot slot hangt zingeving zeer sterk positief samen met geluk. Toevoegen van achtergrondvariabelen en sport in de analyse doet nauwelijks iets af aan deze samenhang. Opnemen van de ervaren gezondheid in de analyse vermindert de samenhang wel, maar deze blijft zeer sterk. Sociale contacten en relaties en persoonlijke ontwikkeling hangen als dimensies van zingeving ook positief samen met geluk. De samenhang tussen het belang van sociaal contact bij activiteiten en geluk is niet sterk aanwezig. Religie/spiritualiteit is conform de verwachting voor drie kwart van de Nederlanders niet zo belangrijk. Er was geen samenhang met geluk, terwijl deze er wel was met zingeving. Dit komt niet overeen met de verwachting van dit onderzoek. Uit eerder onderzoek (Coumans, 2014) bleek namelijk dat het geluk van religieuze mensen iets hoger ligt dan voor mensen die geen religie aanhangen. Eenzelfde samenhang werd ook verwacht tussen het belang dat mensen hechten aan religie/spiritualiteit en geluk. Dit is ook opvallend omdat er wel een samenhang tussen religie/spiritualiteit en algemene zingeving was. Kennelijk speelt religie/spiritualiteit een sterkere rol bij de zin van, dan bij geluk in het leven. Hierbij zou altruïsme een rol kunnen spelen, aangezien het verband met religie het sterkst was bij het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving. Altruïsme verwijst naar het zich aantrekken van het lot van de medemens, welwillendheid, behulpzaamheid en naastenliefde (zie ook begrippenlijst) en wordt in onderhavig onderzoek in navolging van de literatuur (Huppert et al., 2009) gezien als inherent aan zingeving (eudemonisch welzijn). Mogelijk is altruïsme ook een aspect wat bij religie of spiritualiteit van belang is. Bij geluk gaat het meer om het plezier wat mensen zelf ergens uithalen (zie ook Baumeister et al., 2013).
Het regelmatig ervaren van kippenvelmomenten hangt minder sterk samen met geluk dan met het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij. Dit bevestigt deels de verwachting dat het beleven van dergelijke momenten sterker zou samenhangen met zingeving dan met geluk, omdat kippenvelmomenten net als zingeving zowel positieve als negatieve ervaringen kunnen beslaan. Moeilijke ervaringen zullen dus eerder bijdragen aan zingeving dan aan geluk (Baumeister et al., 2013). De sterkere samenhang is in dit onderzoek niet gevonden voor het leven de moeite waard vinden. Kennelijk spelen kippenvelmomenten voor dat aspect van zingeving een vergelijkbaar grote rol als voor geluk. Het hangt natuurlijk erg af van welke momenten men in gedachte had. Als deze voornamelijk positief waren, dan is dit resultaat goed te begrijpen. Vraag is dan wel waarom dit voor bijdragen aan de maatschappij dan anders ligt dan voor het leven de moeite waard vinden. Toekomstige studies kunnen ingaan op de vraag welke mensen welke soort kippenvelmomenten meemaken en hoe deze samenhangen met zingeving.
4.5 Slotconclusie
De meeste Nederlanders van 18 jaar of ouder ervaren een grote mate van zingeving in hun leven. Zingeving is in dit rapport in twee delen uitgevraagd. Daarnaast is gekeken naar verschillende dimensies. Een aanbeveling voor toekomstig onderzoek is het opstellen van een integraal meetinstrument voor zingeving waarbij een samenvattende maat wordt ontwikkeld voor zowel de hoofdaspecten voor zingeving als de achterliggende dimensies van zingeving. Dit maakt het onderzoeken van zingeving overzichtelijker. Daarbij kan de focus vooral liggen op de dimensies die in dit onderzoek een duidelijke samenhang met zingeving vertoonden.
Referenties
Baumeister, R. F., Vohs, K. D., Aaker, J. L. en Garbinsky, E. N. (2013). Some key differences between a happy life and a meaningful life. Journal of Positive Psychology, 8(6), 505–516.
Beuningen, J. van, K. van der Houwen en L. Moonen (2014). Measuring well-being. An analysis of different response scales. Geraadpleegd op 2 december 2022.
Beuningen, J. van (2013, 19 december). Meer en beter contact met anderen van belang voor geluk. CBS webmagazine.
Beuningen, J. van (2018). Subjectief welzijn: tevredenheid, zinvolheid en affecten. Statistische trends, december 2018.
Beuningen, J. van, C. Jol en L. Moonen (2015). De persoonlijke welzijnsindex. De ontwikkeling van een index voor subjectief welzijn. CBS aanvullende onderzoeksomschrijving.
Beuningen, J. van en L. Moonen (2013). Gezondheid belangrijker voor geluk dan leefstijl. Bevolkingstrends Online, april 2013.
CBS (2016, 19 maart). Gezondheid, relaties en werk belangrijker voor geluk dan geld. CBS nieuwsbericht.
CBS (2018, 20 maart). Negen op de tien noemen zichzelf gelukkig. CBS nieuwsbericht.
CBS (2019). Welvaart & welzijn 2019. Geld en gezondheid in de 3e levensfase. Longread.
CBS (2020). Religie in Nederland. Statistische trends, december 2020.
Coumans, M. (2014). Meer religie, meer welzijn? Bevolkingstrends, juli 2014.
Clark, A. en C. Senik (2011). Is happiness different from flourishing? Cros-country evidence from the ESS, Working paper 2011-04, Parijs: School of Economics.
Deci, E.L., Ryan, R.M. (2006). Hedonia, eudaimonia, and well-being: an introduction. Journal of Happiness Studies, 9, 1-11.
Debats, D. L. H. M. (1996). Meaning in life: psychometric, clinical and phenomenological aspects. s.n.
Diener, E., Suh, E.M., Lucas, R.E., and Smith, H.L. (1999). Subjective well-being: three decades of progress. Psychological Bulletin, 125(2), 276-302.
Diener, E., & Seligman, M.E.P. (2002). Research report: very happy people. American Psychological Society, 13(1), 81-84.
Ensie (z.d.) Ensie. Geraadpleegd op 10 april 2022.
Huppert, F.A., N. Marks, A. Clark, J. Siegrist, A. Stutzer, J. Vitterso en M. Wahrendorf (2009). Measuring Well-being Across Europe: Description of the ESS Well-being Module and Preliminary Findings, Social Indicators Research, 91, 301-315. https://link.springer.com/article/10.1007/s11205-008-9346-0
Kahneman, D. en A. Krueger (2006). Developments in the measurement of subjective well-being, The Journal of Economic Perspectives, 20, 3-24.
Krause, N. (2009). Meaning in life and mortality. Journals of Gerontology Series B, 64b(4), 517–527.
Lange, F. de (2007). De woordenschat van ouderdom – Ter inleiding en Hoofdstuk 1 Individualisering van de ouderdom. In: F. de Lange, De mythe van het voltooide leven. Over de oude dag van morgen (pp. 2-31). Zoetermeer, Meinema.
Lange, F. de (z.d.). Goed oud worden. Bezocht op 22 september 2021.
Martela, F., Ryan, R.M., & Steger, M. F. (2018). Meaningfulness as satisfaction of autonomy, competence, relatedness, and beneficence: comparing the four satisfactions and positive affect as predictors of meaning in life. Journal of Happiness Studies: An Interdisciplinary Forum on Subjective Well-Being, 19(5), 1261–1282.
Maslow, A. H. (1943). A theory of human motivation. Psychological Review, 50(4), 370–396.
Moonen, L. (2015). Wat is subjectief welzijn? In: L. Moonen (red.) Welzijn in nederland (pp. 13-19). Den Haag/Heerlen/Bonaire. Centraal Bureau voor de Statistiek.
New Economics Foundation (2009). National Accounts of Well-being.
Peppercorn, S. (2019, 26 juli). Why you should stop trying to be happy at work. Harvard Business Review. Geraadpleegd op 18 februari 2021.
Reker, G.T. (2000). Theoretical perspective, dimensions, and measurement of existential meaning. In: Gary T. Reker en Kerry Chamberlain (red.), Exploring existential meaning: optimizing human development across the life span (pp. 39-55). Thousand Oaks, London, New Dehli. Sage Publications.
Reker, G. T., & Wong, P. T. P. (1988). Aging as an individual process: Toward a theory of personal meaning. In: J. E. Birren & V. L. Bengtson (Eds.), Emergent theories of aging (pp. 214-246). New York: Springer.
Schmeets, H. en J. Arends (2020) Vrijwilligerswerk en welzijn. Statistiche trends, februari 2020.
Schnell, T. (2009). The sources of meaning and Meaning in Life Questionnaire (SoMe): relations to demographics and well-being. The Journal of Positive Psychology, 4(6), 483-499.
Smith, E.E. (2017). De kracht van betekenis. Ten Have.
Veelen, A. van (2018, 20 september). Voor zingeving heb je geen religie nodig. In gesprek met de goeroes van het gewone leven. De Correspondent, Geraadpleegd op 18 februari 2022.
Ventegodt, S., en Merrick, J. (2012). Our search for meaning in life. Ser. Health and human development. Nova Science.
Waterman, A. S. (1993). Two conceptions of happiness: contrasts of personal expressiveness (eudaimonia) and hedonic enjoyment. Journal of Personality and Social Psychology, 64(4), 678–691.
Technische toelichting
In deze technische toelichting wordt ingegaan de operationalisatie en meting van zingeving en de gebruikte analysetechnieken.
Zingeving
Zingeving is aan de hand van verschillende variabelen uitgevraagd in het ad hoc blok zingeving. Dit zijn variabelen over algemene zingeving en over dimensies van zingeving. Achtergrondvariabelen (geslacht, leeftijd, migratieachtergrond en onderwijsniveau) en vragen over sport en gezondheid zijn uitgevraagd in andere blokken in de enquête. Inkomen, regionale gegevens (de mate van stedelijkheid, landsdeel en provincie), de positie in het huishouden en burgerlijke staat zijn verkregen uit registerdata, waar de enquêtegegevens mee verrijkt zijn.
Niet alle vragen zijn gesteld aan alle respondenten. Tabel 1 geeft per dimensie van zingeving weer welke items met bijbehorende categorieën uitgevraagd zijn aan welke respondenten.
Vraagteksten met betrekking tot zingeving
Algemene zingeving
Tot slot nog enkele vragen over wat u belangrijk vindt in uw leven. Wilt u voor de volgende stellingen aangeven in hoeverre u het hiermee eens of oneens bent?
Ik vind mijn leven de moeite waard.
Ik heb het gevoel dat ik iets bijdraag aan de samenleving.
Belang sociaal contact
In hoeverre zijn uw sociale contacten en relaties belangrijk in uw leven?
Kunt u voor de volgende personen aangeven in hoeverre zij belangrijk zijn voor uw sociale leven?
Uw gezinsleden of huisgenoten
Uw familieleden
Uw vrienden
Uw buren en buurtgenoten
Belang sociaal contact bij activiteiten
Kunt u voor de volgende activiteiten aangeven in hoeverre het daarbij horende sociale contact met anderen belangrijk voor u is?
Kunt u voor de volgende activiteiten aangeven in hoeverre het daarbij horende sociale contact met anderen belangrijk voor u is?
Activiteiten van sport- of hobbyverenigingen
Activiteiten zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum
Activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken
Persoonlijke ontwikkeling
De volgende vraag gaat over persoonlijke ontwikkeling. Denk hierbij aan het leren van nieuwe dingen, het opdoen van nieuwe ervaringen en het aangaan van uitdagingen.
In hoeverre is persoonlijke ontwikkeling belangrijk voor u?
Kunt u voor de volgende zaken aangeven in hoeverre dit belangrijk voor u is?
Kunt u voor de volgende zaken aangeven in hoeverre dit belangrijk voor u is?)
Het opdoen van nieuwe kennis
Het overdragen van mijn kennis op anderen
Het opdoen van nieuwe ervaringen
Het aangaan van uitdagingen
Religie/spiritualiteit
In hoeverre is religie of spiritualiteit belangrijk voor u?
Transcendentie/kippenvelmomenten
Mensen kunnen geraakt of ontroerd worden door vaak kleine en bijzondere dingen in het leven. Er wordt dan wel eens gesproken over een kippenvelmoment.
Hoe vaak maakt u gemiddeld dit soort momenten mee?
Vraagteksten subjectief welzijn
Geluk
Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u uzelf een gelukkig mens vindt? Een 1 staat voor volledig ongelukkig en 10 voor volledig gelukkig.
Tevredenheid
Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u tevreden bent met het leven dat u nu leidt? Een 1 staat voor volledig ontevreden en 10 voor volledig tevreden.
Een score van 1 tot en met 4 wordt geclassificeerd als ongelukkig/ontevreden. Een score van 5 of 6 wordt geclassificeerd als niet gelukkig, niet ongelukkig. Bij een score van 7 tot en met 10 wordt iemand als is als gelukkig/tevreden beschouwd. Deze categorisering voor geluk en tevredenheid is onderzocht en gevalideerd in eerder onderzoek (Van Beuningen, Van der Houwen en Moonen, 2014). In dit rapport wordt de groep die een 7 of hoger scoort (gelukkig/tevreden) afgezet tegen de groep die lager scoort dan een 7 (overig).
Statistische analyses
Bij het verkrijgen van overzicht en percentages voor antwoordcategorieën is gebruik gemaakt van frequentietabellen. De variabelen met betrekking tot zingeving zijn gedichotomiseerd, waarbij de ene categorie beslaat de mensen die het (helemaal) eens zijn met de stelling (1), de andere categorie de overige mensen (0).
Voor de variabelen over de dimensies van zingeving beslaat de ene categorie de mensen die het domein (heel) belangrijk vinden (1) en de andere categorie de overige mensen (0). In het geval van kippenvel is er een variabele gemaakt met aan de ene kant maandelijks (1) en aan de andere kant minder dan maandelijks (0). Aanvullend zijn enkele analyses uitgevoerd op de groep die minstens wekelijks (1) een dergelijk moment ervoer ten opzichte van de groep mensen die dat minder vaak meemaakte (0).
Met behulp van bivariate analyses (kruistabellen en enkelvoudige logistische regressieanalyses) is gekeken naar eventuele samenhang tussen variabelen. Bij de kruistabellen werd gekeken naar de Chi kwadraat toets en bij de logistische regressieanalyses naar de Odds Ratio (OR). Een OR groter dan 1 geeft een positieve samenhang weer. In het geval van sociale contacten betekent dit bijvoorbeeld dat mensen die deze contacten belangrijk vinden het leven vaker de moeite waard vinden dan mensen die deze contacten minder belangrijk vinden. Bij een OR kleiner dan 1 is er sprake van een negatieve samenhang tussen variabelen. Het gebruikte statistische significantieniveau is 0,05 procent. Met behulp van meervoudige logistische regressieanalyse is nagegaan of een samenhang intact blijft als rekening wordt gehouden met verschillen in achtergrondvariabelen. Deze correctie omvatte standaard geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en inkomen.
De indeling in de verschillende dimensies van zingeving is vooral gekozen op basis van inhoudelijke en conceptuele overwegingen en niet op basis van schaalanalyses. De schaalanalyses zijn wel uitgevoerd om de interne consistentie binnen de (sub-)dimensies te onderzoeken. De interne consistentie voor het belang van sociale contacten was laag (5 items; α = 0,417). Dit gold ook voor het belang van sociaal contact bij verschillende activiteiten (3 items; α = 0,438). Echter, voor beide subdimensies was het aantal items laag wat sowieso leidt tot een lagere interne consistentie. De items hebben ook betrekking op verschillende vormen van contact en diverse activiteiten die niet altijd samen hoeven te gaan, maar wel relevant zijn om deze dimensie meer in de breedte te onderzoeken.
Voor persoonlijke ontwikkeling liet de schaal een relatief hoge interne consistentie zien (5 items; α = 0,785). De schaalconstructies zijn in het onderzoek niet verder gebruikt, omdat er specifiek interesse was in de aparte aspecten van de verschillende dimensies van zingeving en er ook verschillen te zien zijn voor de verschillende aspecten.
Begrippenlijst
Deze begrippenlijst geeft een overzicht van de belangrijkste begrippen en definities in deze publicatie.
Altruïsme
Altruïsme verwijst naar het zich aantrekken van het lot van de medemens, welwillendheid, behulpzaamheid en naastenliefde (uit: Lexicon van de psychologie).
Betaald werk
Indicator die aangeeft of iemand betaald werk heeft. Ook werk van 1 uur per week telt mee. Dit is vastgesteld aan de hand van de volgende vragen: “Heeft u op dit moment betaald werk. Ook 1 uur per week of een korte periode telt al mee. Evenals freelance werk?”, “Bent u werkzaam in een eigen bedrijf of praktijk?”, en “Of in een bedrijf of praktijk van uw partner of een familielid?”. Iemand heeft betaald werk indien hij of zij op minimaal één van deze drie vragen bevestigend heeft geantwoord.
Burgerlijke staat
Formele positie van een persoon waarbij wordt verwezen naar het huwelijk en het geregistreerd partnerschap. In deze publicatie worden alleen de vier hoofdcategorieën gebruikt:
- ongehuwd (nooit gehuwd en nooit geregistreerd partner geweest)
- gehuwd (wettig gehuwd + geregistreerd partnerschap)
- verweduwd (verweduwd na wettig huwelijk + verweduwd na partnerschap)
- gescheiden (gescheiden na wettig huwelijk + gescheiden na partnerschap)
Ervaren gezondheid
De ervaren gezondheid van iemand is vastgesteld aan de hand van de volgende vraag: “Hoe is over het algemeen uw gezondheid?”, met als antwoordmogelijkheden 1) zeer goed, 2) goed, 3) gaat wel, 4) slecht, en 5) zeer slecht.
Gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen
Het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen, ofwel het gestandaardiseerd inkomen, is het besteedbaar huishoudensinkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is dus een maat voor de welvaart van een huishouden.
Inkomen
Zie gestandaardiseerd besteedbaar huishoudensinkomen. In deze publicatie is gebruik gemaakt van dit inkomensbegrip, tenzij expliciet anders vermeld.
Migratieachtergrond
De herkomstgroepering is een kenmerk dat weergeeft met welk land een persoon verbonden is op basis van het geboorteland van de ouders of van zichzelf.
Personen met als migratieachtergrond Nederlands zijn personen van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar men zelf is geboren. Personen met een westerse migratieachtergrond hebben als migratieachtergrond een van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië, of Indonesië of Japan. Op grond van hun sociaaleconomische en sociaal-culturele positie worden personen met een migratieachtergrond uit Indonesië en Japan tot de westerse migratieachtergrond gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin. Personen met een niet-westerse migratieachtergrond hebben als migratieachtergrond een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije.
Onderwijsniveau
Kenmerk dat het hoogst behaalde onderwijsniveau weergeeft. Er wordt hiervoor een onderverdeling in drie categorieën gebruikt:
Laag onderwijsniveau: het hoogst behaalde onderwijsniveau is basisonderwijs, Vmbo, mbo-1, mbo-1, onderbouw van het avo. Dit omvat de eerste 3 leerjaren van havo/vwo, alle leerwegen van het vmbo en de assistentenopleiding (mbo-1) en hun voorgangers.
Middelbaar onderwijs: Havo, vwo, mbo: het hoogst behaalde onderwijsniveau is havo, vwo of mbo. Dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4) en hun voorgangers.
Hoog onderwijsniveau: het hoogst behaalde onderwijsniveau is hbo, wo master. Dit omvat de associate degree, de hbo- en wo-bachelors, 4-jarige hbo-opleidingen, hbo- en wo-masters en promotie-trajecten (PhD) en hun voorgangers.
Positie in het huishouden
Kenmerk dat de positie aangeeft die iemand in zijn of haar huishouden inneemt. Er worden 6 categorieën onderscheiden: alleenstaand, lid van een (echt)paar zonder thuiswonende kinderen, lid van een (echt)paar met thuiswonende kinderen, alleenstaande ouder, thuiswonend kind, en overig lid van het huishouden.
Sociale contacten
De frequentie van sociale contacten met familie, vrienden en buren is gemeten aan de hand van de volgende drie vragen:
“We beginnen met vragen over contacten met familie, vrienden en buren. Het gaat hierbij om persoonlijke ontmoetingen, telefonische en schriftelijke contacten en om contact via bijvoorbeeld e-mail, sms, chat of door berichtjes te sturen. Hoe vaak heeft u contact met één of meer familieleden of gezinsleden die niet bij u in huis wonen? Hoe vaak heeft u contact met vrienden, vriendinnen of echt goede kennissen? Hoe vaak heeft u contact met buren?”
Voor alle drie deze vragen waren de antwoordmogelijkheden als volgt: 1) dagelijks, 2) minimaal één keer per week maar niet dagelijks, 3) minimaal één keer per maand maar niet wekelijks, 4) minder dan één keer in de maand, en 5) zelden of nooit.
Sportfrequentie
Kenmerk dat aangeeft hoe vaak iemand aan sport doen. De sportfrequentie is vastgesteld aan de hand van de volgende vraag: “Hoe vaak sport u gemiddeld? Denksporten zoals schaken, dammen en kaarten moet u niet meetellen.”, met als antwoordmogelijkheden 1) dagelijks, 2) minimaal één keer per week maar niet dagelijks, 3) minimaal één keer per maand maar niet wekelijks, 4) minder dan één keer in de maand, en 5) zelden of nooit.
Vrijwilligerswerk
Er wordt aan respondenten gevraagd of zij vrijwilligerswerk hebben gedaan tijdens de afgelopen 12 maanden. Hierbij worden 13 verschillende soorten organisaties onderscheiden, die elk apart bevraagd zijn. Vrijwilligers zijn diegenen die voor minimaal één van deze organisaties aangeeft vrijwilligerswerk te hebben gedaan. De vragen zijn als volgt geformuleerd:
Sommige mensen doen vrijwilligerswerk voor organisaties of verenigingen. Het kan daarbij gaan om bestuurlijk werk of andere activiteiten. Kunt u bij de volgende organisaties en verenigingen steeds aangeven of u daarvoor in de afgelopen 12 maanden, dus sinds <datum>, als vrijwilliger bepaald soort werk heeft gedaan?
Heeft u in de afgelopen 12 maanden:
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan in het jeugd- en buurthuiswerk of als leider van scouting
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan op school, zoals hulp op school, de oudercommissie, schoolbestuur, werken in bibliotheek of als leesouder
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan in de verzorging of verpleging, zoals bejaardenzorg, kinderopvang, kruiswerk, zieken bezoeken, collecteren voor gezondheidsorganisaties, welfarewerk in het ziekenhuis of assisteren bij stervensbegeleiding
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor een sportvereniging, in het bestuur of bijvoorbeeld werken in een kantine, organisatie, trainen of zaalbeheer
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor culturele verenigingen, zoals een muziek- of toneelvereniging of een tekenclub
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor hobby- of gezelligheidsverenigingen
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor de kerk, moskee of levensbeschouwing, zoals de kerkenraad, parochieraad, moskeevereniging, huisbezoek, of het rondbrengen van blaadjes
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor de vakbond of een bedrijfsorganisatie, zoals de ondernemingsraad of personeelsvereniging
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan voor een politieke partij of actiegroep
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan op het gebied van sociale hulpverlening, rechtshulp, reclassering of slachtofferhulp
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan op het gebied van wonen, woonomstandigheden of huurdersbelangen
- wel eens vrijwilligerswerk gedaan ten behoeve van de wijk of de buurt
- nog activiteiten of vrijwilligerswerk gedaan voor organisaties op een ander gebied
Bijlage
(Helemaal) mee oneens en niet eens, niet oneens met stelling dat het leven de moeite waard is | (Helemaal) eens met stelling dat het leven de moeite waard is | (Helemaal) mee oneens en niet eens, niet oneens met stelling het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving | (Helemaal) eens met stelling het gevoel te hebben iets bij te dragen aan de samenleving | ||
---|---|---|---|---|---|
Totaal personen van 18 jaar of ouder | Totaal | 8 | 92 | 26 | 74 |
Geslacht | Mannen | 9 | 91 | 26 | 74 |
Geslacht | Vrouwen | 7 | 93 | 27 | 73 |
Leeftijd | 18 tot 25 jaar | 10 | 90 | 34 | 66 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | 7 | 93 | 26 | 74 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 8 | 92 | 26 | 74 |
Leeftijd | 45 tot 55 jaar | 8 | 92 | 22 | 78 |
Leeftijd | 55 tot 65 jaar | 9 | 91 | 23 | 77 |
Leeftijd | 65 tot 75 jaar | 8 | 92 | 26 | 74 |
Leeftijd | 75 jaar of ouder | 7 | 93 | 32 | 68 |
Migratieachtergrond | Nederlands | 8 | 92 | 26 | 74 |
Migratieachtergrond | Westers 1e generatie | 10 | 90 | 30 | 70 |
Migratieachtergrond | Westers 2e generatie | 9 | 91 | 26 | 74 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 1e generatie | 11 | 89 | 23 | 77 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 2e generatie | 13 | 87 | 26 | 74 |
Burgerlijke staat | Gehuwd (ook gescheiden van tafel en bed) incl. geregistreerd partnerschap | 5 | 95 | 22 | 78 |
Burgerlijke staat | Voor de wet gescheiden | 13 | 87 | 28 | 72 |
Burgerlijke staat | Weduwe/weduwnaar | 10 | 90 | 33 | 67 |
Burgerlijke staat | Nooit gehuwd geweest | 10 | 90 | 30 | 70 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande | 14 | 86 | 33 | 67 |
Positie in het huishouden | Lid paar zonder kinderen | 6 | 94 | 24 | 76 |
Positie in het huishouden | Lid paar met kinderen | 5 | 95 | 21 | 79 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande ouder | 10 | 90 | 23 | 77 |
Positie in het huishouden | Thuiswonend kind | 9 | 91 | 33 | 67 |
Onderwijsniveau | Laag | 11 | 89 | 34 | 66 |
Onderwijsniveau | Middelbaar | 8 | 92 | 27 | 73 |
Onderwijsniveau | Hoog | 6 | 94 | 20 | 80 |
Inkomen | Eerste kwartielgroep (laagste inkomens) | 14 | 86 | 35 | 65 |
Inkomen | Tweede kwartielgroep | 10 | 90 | 30 | 70 |
Inkomen | Derde kwartielgroep | 6 | 94 | 25 | 75 |
Inkomen | Vierde kwartielgroep (hoogste inkomens) | 5 | 95 | 20 | 80 |
Provincie | Groningen | 11 | 89 | 28 | 72 |
Provincie | Friesland | 4 | 96 | 24 | 76 |
Provincie | Drenthe | 7 | 93 | 25 | 75 |
Provincie | Overijssel | 6 | 94 | 25 | 75 |
Provincie | Flevoland | 7 | 93 | 25 | 75 |
Provincie | Gelderland | 8 | 92 | 26 | 74 |
Provincie | Utrecht | 6 | 94 | 25 | 75 |
Provincie | Noord-Holland | 9 | 91 | 27 | 73 |
Provincie | Zuid-Holland | 8 | 92 | 26 | 74 |
Provincie | Zeeland | 7 | 93 | 28 | 72 |
Provincie | Noord-Brabant | 8 | 92 | 25 | 75 |
Provincie | Limburg | 12 | 88 | 30 | 70 |
Stedelijkheid gemeente | Zeer sterk stedelijk | 10 | 90 | 27 | 73 |
Stedelijkheid gemeente | Sterk stedelijk | 8 | 92 | 27 | 73 |
Stedelijkheid gemeente | Matig stedelijk | 7 | 93 | 25 | 75 |
Stedelijkheid gemeente | Weinig stedelijk | 7 | 93 | 24 | 76 |
Stedelijkheid gemeente | Niet stedelijk | 8 | 92 | 28 | 72 |
Landsdeel | Noord-Nederland | 7 | 93 | 26 | 74 |
Landsdeel | Oost-Nederland | 8 | 92 | 26 | 74 |
Landsdeel | West-Nederland | 8 | 92 | 26 | 74 |
Landsdeel | Zuid-Nederland | 9 | 91 | 26 | 74 |
Vrijwilligerswerk gedaan afgelopen 12 maanden | Vrijwilliger | 6 | 94 | 17 | 83 |
Vrijwilligerswerk gedaan de afgelopen 12 maanden | Geen Vrijwilliger | 10 | 90 | 33 | 67 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Ja | 7 | 93 | 22 | 78 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Nee | 11 | 89 | 35 | 65 |
Ervaren gezondheid | (Zeer) goed | 4 | 96 | 21 | 79 |
Ervaren gezondheid | Overig | 17 | 83 | 40 | 60 |
Sporten | Minstens 1 keer per week | 6 | 94 | 22 | 78 |
Sporten | Minder dan 1 keer per week | 12 | 88 | 33 | 67 |
Sociale contacten en relaties in leven een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Sociale contacten en relaties in leven (heel) belangrijk | Contact gezinsleden of huisgenoten een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Contact gezinsleden of huisgenoten (heel) belangrijk | Contact andere familieleden een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Contact andere familieleden (heel) belangrijk | Contact vrienden een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Contact vrienden (heel) belangrijk | Contact buren een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Contact buren (heel) belangrijk | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal personen van 18 jaar of ouder | Totaal | 10 | 90 | 1 | 99 | 10 | 90 | 8 | 92 | 59 | 41 |
Geslacht | Mannen | 13 | 87 | 1 | 99 | 13 | 87 | 10 | 90 | 63 | 37 |
Geslacht | Vrouwen | 7 | 93 | 1 | 99 | 7 | 93 | 6 | 94 | 55 | 45 |
Leeftijd | 18 tot 25 jaar | 6 | 94 | 3 | 97 | 16 | 84 | 4 | 96 | 85 | 15 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | 7 | 93 | 1 | 99 | 10 | 90 | 6 | 94 | 75 | 25 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 10 | 90 | 0 | 100 | 9 | 91 | 7 | 93 | 63 | 37 |
Leeftijd | 45 tot 55 jaar | 11 | 89 | 0 | 100 | 10 | 90 | 10 | 90 | 59 | 41 |
Leeftijd | 55 tot 65 jaar | 12 | 88 | 0 | 100 | 11 | 89 | 9 | 91 | 52 | 48 |
Leeftijd | 65 tot 75 jaar | 12 | 88 | 1 | 99 | 9 | 91 | 8 | 92 | 41 | 59 |
Leeftijd | 75 jaar of ouder | 10 | 90 | 1 | 99 | 6 | 94 | 11 | 89 | 35 | 65 |
Migratieachtergrond | Nederlands | 10 | 90 | 1 | 99 | 11 | 89 | 8 | 92 | 59 | 41 |
Migratieachtergrond | Westers 1e generatie | 10 | 90 | 0 | 100 | 11 | 89 | 6 | 94 | 65 | 35 |
Migratieachtergrond | Westers 2e generatie | 7 | 93 | 2 | 98 | 10 | 90 | 8 | 92 | 59 | 41 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 1e generatie | 10 | 90 | 1 | 99 | 5 | 95 | 10 | 90 | 56 | 44 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 2e generatie | 5 | 95 | 0 | 100 | 9 | 91 | 9 | 91 | 64 | 36 |
Burgerlijke staat | Gehuwd (ook gescheiden van tafel en bed) incl. geregistreerd partnerschap | 10 | 90 | 0 | 100 | 9 | 91 | 10 | 90 | 52 | 48 |
Burgerlijke staat | Voor de wet gescheiden | 10 | 90 | 0 | 100 | 9 | 91 | 6 | 94 | 60 | 40 |
Burgerlijke staat | Weduwe/weduwnaar | 9 | 91 | 1 | 99 | 4 | 96 | 8 | 92 | 31 | 69 |
Burgerlijke staat | Nooit gehuwd geweest | 10 | 90 | 2 | 98 | 13 | 87 | 6 | 94 | 74 | 26 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande | 12 | 88 | . | . | 6 | 94 | 6 | 94 | 59 | 41 |
Positie in het huishouden | Lid paar zonder kinderen | 10 | 90 | 1 | 99 | 12 | 88 | 9 | 91 | 53 | 47 |
Positie in het huishouden | Lid paar met kinderen | 10 | 90 | 0 | 100 | 8 | 92 | 9 | 91 | 57 | 43 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande ouder | 7 | 93 | 0 | 100 | 9 | 91 | 5 | 95 | 57 | 43 |
Positie in het huishouden | Thuiswonend kind | 6 | 94 | 3 | 97 | 20 | 80 | 5 | 95 | 81 | 19 |
Onderwijsniveau | Laag | 11 | 89 | 1 | 99 | 9 | 91 | 10 | 90 | 46 | 54 |
Onderwijsniveau | Middelbaar | 10 | 90 | 1 | 99 | 11 | 89 | 8 | 92 | 62 | 38 |
Onderwijsniveau | Hoog | 8 | 92 | 0 | 100 | 10 | 90 | 6 | 94 | 66 | 34 |
Inkomen | Eerste kwartielgroep (laagste inkomens) | 12 | 88 | 1 | 99 | 10 | 90 | 8 | 92 | 59 | 41 |
Inkomen | Tweede kwartielgroep | 12 | 88 | 1 | 99 | 10 | 90 | 10 | 90 | 54 | 46 |
Inkomen | Derde kwartielgroep | 9 | 91 | 1 | 99 | 10 | 90 | 7 | 93 | 59 | 41 |
Inkomen | Vierde kwartielgroep (hoogste inkomens) | 8 | 92 | 0 | 100 | 11 | 89 | 7 | 93 | 62 | 38 |
Provincie | Groningen | 8 | 92 | 2 | 98 | 9 | 91 | 7 | 93 | 64 | 36 |
Provincie | Friesland | 9 | 91 | 0 | 100 | 9 | 91 | 6 | 94 | 53 | 47 |
Provincie | Drenthe | 10 | 90 | 0 | 100 | 10 | 90 | 8 | 92 | 56 | 44 |
Provincie | Overijssel | 6 | 94 | 0 | 100 | 8 | 92 | 7 | 93 | 52 | 48 |
Provincie | Flevoland | 15 | 85 | 0 | 100 | 10 | 90 | 9 | 91 | 57 | 43 |
Provincie | Gelderland | 10 | 90 | 1 | 99 | 11 | 89 | 9 | 91 | 57 | 43 |
Provincie | Utrecht | 11 | 89 | 1 | 99 | 11 | 89 | 8 | 92 | 64 | 36 |
Provincie | Noord-Holland | 10 | 90 | 1 | 99 | 11 | 89 | 8 | 92 | 63 | 37 |
Provincie | Zuid-Holland | 8 | 92 | 1 | 99 | 10 | 90 | 8 | 92 | 61 | 39 |
Provincie | Zeeland | 18 | 82 | 1 | 99 | 10 | 90 | 11 | 89 | 52 | 48 |
Provincie | Noord-Brabant | 10 | 90 | 0 | 100 | 10 | 90 | 7 | 93 | 60 | 40 |
Provincie | Limburg | 10 | 90 | 1 | 99 | 8 | 92 | 8 | 92 | 53 | 47 |
Stedelijkheid gemeente | Zeer sterk stedelijk | 9 | 91 | 1 | 99 | 9 | 91 | 8 | 92 | 66 | 34 |
Stedelijkheid gemeente | Sterk stedelijk | 11 | 89 | 1 | 99 | 12 | 88 | 9 | 91 | 61 | 39 |
Stedelijkheid gemeente | Matig stedelijk | 10 | 90 | 1 | 99 | 10 | 90 | 8 | 92 | 56 | 44 |
Stedelijkheid gemeente | Weinig stedelijk | 9 | 91 | 1 | 99 | 9 | 91 | 7 | 93 | 54 | 46 |
Stedelijkheid gemeente | Niet stedelijk | 12 | 88 | 1 | 99 | 11 | 89 | 8 | 92 | 53 | 47 |
Landsdeel | Noord-Nederland | 9 | 91 | 1 | 99 | 10 | 90 | 7 | 93 | 58 | 42 |
Landsdeel | Oost-Nederland | 10 | 90 | 1 | 99 | 10 | 90 | 8 | 92 | 56 | 44 |
Landsdeel | West-Nederland | 10 | 90 | 1 | 99 | 11 | 89 | 8 | 92 | 62 | 38 |
Landsdeel | Zuid-Nederland | 10 | 90 | 1 | 99 | 9 | 91 | 7 | 93 | 58 | 42 |
Vrijwilligerswerk gedaan afgelopen 12 maanden | Vrijwilliger | 7 | 93 | 1 | 99 | 9 | 91 | 6 | 94 | 57 | 43 |
Vrijwilligerswerk gedaan de afgelopen 12 maanden | Geen Vrijwilliger | 12 | 88 | 1 | 99 | 11 | 89 | 9 | 91 | 61 | 39 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Ja | 9 | 91 | 1 | 99 | 11 | 89 | 7 | 93 | 66 | 34 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Nee | 12 | 88 | 1 | 99 | 9 | 91 | 9 | 91 | 47 | 53 |
Ervaren gezondheid | (Zeer) goed | 7 | 93 | 1 | 99 | 10 | 90 | 7 | 93 | 60 | 40 |
Ervaren gezondheid | Overig | 15 | 85 | 1 | 99 | 12 | 88 | 10 | 90 | 58 | 42 |
Sporten | Minstens 1 keer per week | 7 | 93 | 1 | 99 | 10 | 90 | 6 | 94 | 59 | 41 |
Sporten | Minder dan 1 keer per week | 14 | 86 | 1 | 99 | 11 | 89 | 11 | 89 | 59 | 41 |
Sociaal contact bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Sociaal contact bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen (heel) belangrijk | Sociaal contact bij aciviteiten zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Sociaal contact bij aciviteiten zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum (heel) belangrijk | Sociaal contact bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Sociaal contact bij Activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken (heel) belangrijk | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal personen van 18 jaar of ouder | Totaal | 26 | 74 | 51 | 49 | 63 | 37 |
Geslacht | Mannen | 25 | 75 | 55 | 45 | 59 | 41 |
Geslacht | Vrouwen | 28 | 72 | 47 | 53 | 68 | 32 |
Leeftijd | 18 tot 25 jaar | 21 | 79 | 53 | 47 | 57 | 43 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | 28 | 72 | 49 | 51 | 58 | 42 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 31 | 69 | 51 | 49 | 62 | 38 |
Leeftijd | 45 tot 55 jaar | 30 | 70 | 49 | 51 | 63 | 37 |
Leeftijd | 55 tot 65 jaar | 28 | 72 | 52 | 48 | 69 | 31 |
Leeftijd | 65 tot 75 jaar | 20 | 80 | 53 | 47 | 66 | 34 |
Leeftijd | 75 jaar of ouder | 20 | 80 | 56 | 44 | 68 | 32 |
Migratieachtergrond | Nederlands | 26 | 74 | 51 | 49 | 63 | 37 |
Migratieachtergrond | Westers 1e generatie | 39 | 61 | 42 | 58 | 66 | 34 |
Migratieachtergrond | Westers 2e generatie | 21 | 79 | 46 | 54 | 62 | 38 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 1e generatie | 26 | 74 | 58 | 42 | 63 | 37 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 2e generatie | 31 | 69 | 47 | 53 | 66 | 34 |
Burgerlijke staat | Gehuwd (ook gescheiden van tafel en bed) incl. geregistreerd partnerschap | 27 | 73 | 55 | 45 | 66 | 34 |
Burgerlijke staat | Voor de wet gescheiden | 27 | 73 | 45 | 55 | 66 | 34 |
Burgerlijke staat | Weduwe/weduwnaar | 23 | 77 | 52 | 48 | 71 | 29 |
Burgerlijke staat | Nooit gehuwd geweest | 25 | 75 | 47 | 53 | 58 | 42 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande | 26 | 74 | 48 | 52 | 65 | 35 |
Positie in het huishouden | Lid paar zonder kinderen | 24 | 76 | 52 | 48 | 67 | 33 |
Positie in het huishouden | Lid paar met kinderen | 30 | 70 | 54 | 46 | 62 | 38 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande ouder | 30 | 70 | 38 | 62 | 62 | 38 |
Positie in het huishouden | Thuiswonend kind | 22 | 78 | 51 | 49 | 55 | 45 |
Onderwijsniveau | Laag | 22 | 78 | 62 | 38 | 64 | 36 |
Onderwijsniveau | Middelbaar | 26 | 74 | 51 | 49 | 61 | 39 |
Onderwijsniveau | Hoog | 28 | 72 | 44 | 56 | 65 | 35 |
Inkomen | Eerste kwartielgroep (laagste inkomens) | 26 | 74 | 58 | 42 | 67 | 33 |
Inkomen | Tweede kwartielgroep | 28 | 72 | 53 | 47 | 64 | 36 |
Inkomen | Derde kwartielgroep | 25 | 75 | 50 | 50 | 62 | 38 |
Inkomen | Vierde kwartielgroep (hoogste inkomens) | 26 | 74 | 47 | 53 | 62 | 38 |
Provincie | Groningen | 28 | 72 | 52 | 48 | 64 | 36 |
Provincie | Friesland | 26 | 74 | 56 | 44 | 65 | 35 |
Provincie | Drenthe | 35 | 65 | 54 | 46 | 64 | 36 |
Provincie | Overijssel | 20 | 80 | 58 | 42 | 57 | 43 |
Provincie | Flevoland | . | . | 42 | 58 | 54 | 46 |
Provincie | Gelderland | 26 | 74 | 53 | 47 | 66 | 34 |
Provincie | Utrecht | 29 | 71 | 52 | 48 | 61 | 39 |
Provincie | Noord-Holland | 26 | 74 | 45 | 55 | 63 | 37 |
Provincie | Zuid-Holland | 27 | 73 | 50 | 50 | 65 | 35 |
Provincie | Zeeland | . | . | 49 | 51 | 75 | 25 |
Provincie | Noord-Brabant | 24 | 76 | 53 | 47 | 62 | 38 |
Provincie | Limburg | 22 | 78 | 52 | 48 | 62 | 38 |
Stedelijkheid gemeente | Zeer sterk stedelijk | 27 | 73 | 46 | 54 | 62 | 38 |
Stedelijkheid gemeente | Sterk stedelijk | 26 | 74 | 51 | 49 | 64 | 36 |
Stedelijkheid gemeente | Matig stedelijk | 23 | 77 | 53 | 47 | 64 | 36 |
Stedelijkheid gemeente | Weinig stedelijk | 25 | 75 | 55 | 45 | 63 | 37 |
Stedelijkheid gemeente | Niet stedelijk | 30 | 70 | 54 | 46 | 65 | 35 |
Landsdeel | Noord-Nederland | 29 | 71 | 54 | 46 | 65 | 35 |
Landsdeel | Oost-Nederland | 25 | 75 | 53 | 47 | 62 | 38 |
Landsdeel | West-Nederland | 27 | 73 | 48 | 52 | 64 | 36 |
Landsdeel | Zuid-Nederland | 24 | 76 | 53 | 47 | 62 | 38 |
Vrijwilligerswerk gedaan afgelopen 12 maanden | Vrijwilliger | 24 | 76 | 50 | 50 | 61 | 39 |
Vrijwilligerswerk gedaan de afgelopen 12 maanden | Geen Vrijwilliger | 29 | 71 | 52 | 48 | 65 | 35 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Ja | 28 | 72 | 49 | 51 | 61 | 39 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Nee | 22 | 78 | 54 | 46 | 67 | 33 |
Ervaren gezondheid | (Zeer) goed | 25 | 75 | 49 | 51 | 61 | 39 |
Ervaren gezondheid | Overig | 32 | 68 | 55 | 45 | 70 | 30 |
Sporten | Minstens 1 keer per week | 21 | 79 | 48 | 52 | 60 | 40 |
Sporten | Minder dan 1 keer per week | 43 | 57 | 56 | 44 | 70 | 30 |
Persoonlijke ontwikkeling een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk | Opdoen van nieuwe kennis een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Opdoen van nieuwe kennis (heel) belangrijk | Overdragen van kennis op anderen een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Overdragen van kennis op anderen (heel) belangrijk | Opdoen van nieuwe ervaringen een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Opdoen van nieuwe ervaringen (heel) belangrijk | Aangaan van uitdagingen een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Aangaan van uitdagingen (heel) belangrijk | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal personen van 18 jaar of ouder | Totaal | 19 | 81 | 15 | 85 | 28 | 72 | 16 | 84 | 31 | 69 |
Geslacht | Mannen | 19 | 81 | 14 | 86 | 26 | 74 | 15 | 85 | 29 | 71 |
Geslacht | Vrouwen | 20 | 80 | 17 | 83 | 30 | 70 | 16 | 84 | 33 | 67 |
Leeftijd | 18 tot 25 jaar | 6 | 94 | 3 | 97 | 24 | 76 | 4 | 96 | 12 | 88 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | 10 | 90 | 8 | 92 | 24 | 76 | 8 | 92 | 19 | 81 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 15 | 85 | 10 | 90 | 23 | 77 | 13 | 87 | 23 | 77 |
Leeftijd | 45 tot 55 jaar | 19 | 81 | 14 | 86 | 26 | 74 | 14 | 86 | 28 | 72 |
Leeftijd | 55 tot 65 jaar | 25 | 75 | 20 | 80 | 28 | 72 | 19 | 81 | 37 | 63 |
Leeftijd | 65 tot 75 jaar | 27 | 73 | 25 | 75 | 37 | 63 | 25 | 75 | 49 | 51 |
Leeftijd | 75 jaar of ouder | 36 | 64 | 31 | 69 | 44 | 56 | 35 | 65 | 61 | 39 |
Migratieachtergrond | Nederlands | 21 | 79 | 16 | 84 | 30 | 70 | 17 | 83 | 33 | 67 |
Migratieachtergrond | Westers 1e generatie | 12 | 88 | 13 | 87 | 28 | 72 | 13 | 87 | 27 | 73 |
Migratieachtergrond | Westers 2e generatie | 17 | 83 | 15 | 85 | 23 | 77 | 15 | 85 | 32 | 68 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 1e generatie | 11 | 89 | 9 | 91 | 19 | 81 | 10 | 90 | 24 | 76 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 2e generatie | 9 | 91 | 6 | 94 | 18 | 82 | 8 | 92 | 14 | 86 |
Burgerlijke staat | Gehuwd (ook gescheiden van tafel en bed) incl. geregistreerd partnerschap | 23 | 77 | 19 | 81 | 28 | 72 | 19 | 81 | 36 | 64 |
Burgerlijke staat | Voor de wet gescheiden | 22 | 78 | 16 | 84 | 30 | 70 | 16 | 84 | 33 | 67 |
Burgerlijke staat | Weduwe/weduwnaar | 35 | 65 | 32 | 68 | 44 | 56 | 35 | 65 | 56 | 44 |
Burgerlijke staat | Nooit gehuwd geweest | 11 | 89 | 8 | 92 | 26 | 74 | 9 | 91 | 20 | 80 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande | 23 | 77 | 16 | 84 | 33 | 67 | 18 | 82 | 35 | 65 |
Positie in het huishouden | Lid paar zonder kinderen | 23 | 77 | 20 | 80 | 33 | 67 | 19 | 81 | 40 | 60 |
Positie in het huishouden | Lid paar met kinderen | 19 | 81 | 14 | 86 | 23 | 77 | 15 | 85 | 27 | 73 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande ouder | 15 | 85 | 13 | 87 | 25 | 75 | 11 | 89 | 18 | 82 |
Positie in het huishouden | Thuiswonend kind | 5 | 95 | 4 | 96 | 22 | 78 | 5 | 95 | 14 | 86 |
Onderwijsniveau | Laag | 32 | 68 | 27 | 73 | 34 | 66 | 25 | 75 | 42 | 58 |
Onderwijsniveau | Middelbaar | 19 | 81 | 15 | 85 | 28 | 72 | 15 | 85 | 30 | 70 |
Onderwijsniveau | Hoog | 11 | 89 | 8 | 92 | 25 | 75 | 10 | 90 | 25 | 75 |
Inkomen | Eerste kwartielgroep (laagste inkomens) | 20 | 80 | 17 | 83 | 31 | 69 | 16 | 84 | 31 | 69 |
Inkomen | Tweede kwartielgroep | 25 | 75 | 20 | 80 | 30 | 70 | 20 | 80 | 37 | 63 |
Inkomen | Derde kwartielgroep | 20 | 80 | 15 | 85 | 28 | 72 | 17 | 83 | 33 | 67 |
Inkomen | Vierde kwartielgroep (hoogste inkomens) | 15 | 85 | 11 | 89 | 25 | 75 | 12 | 88 | 25 | 75 |
Provincie | Groningen | 27 | 73 | 15 | 85 | 28 | 72 | 20 | 80 | 33 | 67 |
Provincie | Friesland | 21 | 79 | 16 | 84 | 30 | 70 | 15 | 85 | 32 | 68 |
Provincie | Drenthe | 22 | 78 | 17 | 83 | 31 | 69 | 19 | 81 | 39 | 61 |
Provincie | Overijssel | 19 | 81 | 13 | 87 | 25 | 75 | 12 | 88 | 30 | 70 |
Provincie | Flevoland | 19 | 81 | 15 | 85 | 24 | 76 | 15 | 85 | 33 | 67 |
Provincie | Gelderland | 20 | 80 | 17 | 83 | 28 | 72 | 18 | 82 | 31 | 69 |
Provincie | Utrecht | 20 | 80 | 15 | 85 | 32 | 68 | 17 | 83 | 31 | 69 |
Provincie | Noord-Holland | 15 | 85 | 11 | 89 | 29 | 71 | 12 | 88 | 29 | 71 |
Provincie | Zuid-Holland | 18 | 82 | 14 | 86 | 27 | 73 | 15 | 85 | 28 | 72 |
Provincie | Zeeland | 25 | 75 | 19 | 81 | 27 | 73 | 22 | 78 | 36 | 64 |
Provincie | Noord-Brabant | 22 | 78 | 19 | 81 | 29 | 71 | 17 | 83 | 33 | 67 |
Provincie | Limburg | 19 | 81 | 18 | 82 | 29 | 71 | 15 | 85 | 32 | 68 |
Stedelijkheid gemeente | Zeer sterk stedelijk | 13 | 87 | 10 | 90 | 29 | 71 | 12 | 88 | 25 | 75 |
Stedelijkheid gemeente | Sterk stedelijk | 21 | 79 | 15 | 85 | 27 | 73 | 16 | 84 | 32 | 68 |
Stedelijkheid gemeente | Matig stedelijk | 21 | 79 | 17 | 83 | 30 | 70 | 18 | 82 | 32 | 68 |
Stedelijkheid gemeente | Weinig stedelijk | 23 | 77 | 19 | 81 | 27 | 73 | 17 | 83 | 33 | 67 |
Stedelijkheid gemeente | Niet stedelijk | 21 | 79 | 19 | 81 | 30 | 70 | 17 | 83 | 35 | 65 |
Landsdeel | Noord-Nederland | 23 | 77 | 16 | 84 | 30 | 70 | 18 | 82 | 34 | 66 |
Landsdeel | Oost-Nederland | 19 | 81 | 16 | 84 | 26 | 74 | 16 | 84 | 31 | 69 |
Landsdeel | West-Nederland | 18 | 82 | 13 | 87 | 29 | 71 | 15 | 85 | 29 | 71 |
Landsdeel | Zuid-Nederland | 21 | 79 | 18 | 82 | 29 | 71 | 16 | 84 | 33 | 67 |
Vrijwilligerswerk gedaan afgelopen 12 maanden | Vrijwilliger | 16 | 84 | 13 | 87 | 25 | 75 | 14 | 86 | 28 | 72 |
Vrijwilligerswerk gedaan de afgelopen 12 maanden | Geen Vrijwilliger | 22 | 78 | 17 | 83 | 31 | 69 | 17 | 83 | 33 | 67 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Ja | 15 | 85 | 11 | 89 | 24 | 76 | 11 | 89 | 24 | 76 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Nee | 27 | 73 | 23 | 77 | 38 | 62 | 25 | 75 | 46 | 54 |
Ervaren gezondheid | (Zeer) goed | 16 | 84 | 13 | 87 | 27 | 73 | 13 | 87 | 27 | 73 |
Ervaren gezondheid | Overig | 29 | 71 | 22 | 78 | 32 | 68 | 23 | 77 | 41 | 59 |
Sporten | Minstens 1 keer per week | 16 | 84 | 13 | 87 | 28 | 72 | 13 | 87 | 28 | 72 |
Sporten | Minder dan 1 keer per week | 25 | 75 | 19 | 81 | 30 | 70 | 20 | 80 | 35 | 65 |
Religie of spiritualiteit een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | Religie of spiritualiteit (heel) belangrijk | ||
---|---|---|---|
Totaal personen van 18 jaar of ouder | Totaal | 75 | 25 |
Geslacht | Mannen | 79 | 21 |
Geslacht | Vrouwen | 70 | 30 |
Leeftijd | 18 tot 25 jaar | 79 | 21 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | 77 | 23 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 74 | 26 |
Leeftijd | 45 tot 55 jaar | 75 | 25 |
Leeftijd | 55 tot 65 jaar | 75 | 25 |
Leeftijd | 65 tot 75 jaar | 76 | 24 |
Leeftijd | 75 jaar of ouder | 65 | 35 |
Migratieachtergrond | Nederlands | 80 | 20 |
Migratieachtergrond | Westers 1e generatie | 70 | 30 |
Migratieachtergrond | Westers 2e generatie | 78 | 22 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 1e generatie | 41 | 59 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 2e generatie | 46 | 54 |
Burgerlijke staat | Gehuwd (ook gescheiden van tafel en bed) incl. geregistreerd partnerschap | 72 | 28 |
Burgerlijke staat | Voor de wet gescheiden | 73 | 27 |
Burgerlijke staat | Weduwe/weduwnaar | 67 | 33 |
Burgerlijke staat | Nooit gehuwd geweest | 80 | 20 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande | 74 | 26 |
Positie in het huishouden | Lid paar zonder kinderen | 77 | 23 |
Positie in het huishouden | Lid paar met kinderen | 74 | 26 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande ouder | 63 | 37 |
Positie in het huishouden | Thuiswonend kind | 79 | 21 |
Onderwijsniveau | Laag | 72 | 28 |
Onderwijsniveau | Middelbaar | 77 | 23 |
Onderwijsniveau | Hoog | 75 | 25 |
Inkomen | Eerste kwartielgroep (laagste inkomens) | 68 | 32 |
Inkomen | Tweede kwartielgroep | 71 | 29 |
Inkomen | Derde kwartielgroep | 76 | 24 |
Inkomen | Vierde kwartielgroep (hoogste inkomens) | 80 | 20 |
Provincie | Groningen | 81 | 19 |
Provincie | Friesland | 75 | 25 |
Provincie | Drenthe | 74 | 26 |
Provincie | Overijssel | 74 | 26 |
Provincie | Flevoland | 60 | 40 |
Provincie | Gelderland | 75 | 25 |
Provincie | Utrecht | 71 | 29 |
Provincie | Noord-Holland | 76 | 24 |
Provincie | Zuid-Holland | 69 | 31 |
Provincie | Zeeland | 71 | 29 |
Provincie | Noord-Brabant | 82 | 18 |
Provincie | Limburg | 83 | 17 |
Stedelijkheid gemeente | Zeer sterk stedelijk | 71 | 29 |
Stedelijkheid gemeente | Sterk stedelijk | 75 | 25 |
Stedelijkheid gemeente | Matig stedelijk | 77 | 23 |
Stedelijkheid gemeente | Weinig stedelijk | 77 | 23 |
Stedelijkheid gemeente | Niet stedelijk | 75 | 25 |
Landsdeel | Noord-Nederland | 77 | 23 |
Landsdeel | Oost-Nederland | 73 | 27 |
Landsdeel | West-Nederland | 72 | 28 |
Landsdeel | Zuid-Nederland | 82 | 18 |
Vrijwilligerswerk gedaan afgelopen 12 maanden | Vrijwilliger | 72 | 28 |
Vrijwilligerswerk gedaan de afgelopen 12 maanden | Geen Vrijwilliger | 77 | 23 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Ja | 77 | 23 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Nee | 70 | 30 |
Ervaren gezondheid | (Zeer) goed | 75 | 25 |
Ervaren gezondheid | Overig | 74 | 26 |
Sporten | Minstens 1 keer per week | 76 | 24 |
Sporten | Minder dan 1 keer per week | 73 | 27 |
Kippenvelmomenten minder dan 1 keer per maand | Kippenvelmomenten minstens 1 keer per maand | ||
---|---|---|---|
Totaal personen van 18 jaar of ouder | Totaal | 35 | 65 |
Geslacht | Mannen | 43 | 57 |
Geslacht | Vrouwen | 28 | 72 |
Leeftijd | 18 tot 25 jaar | 34 | 66 |
Leeftijd | 25 tot 35 jaar | 33 | 67 |
Leeftijd | 35 tot 45 jaar | 33 | 67 |
Leeftijd | 45 tot 55 jaar | 32 | 68 |
Leeftijd | 55 tot 65 jaar | 36 | 64 |
Leeftijd | 65 tot 75 jaar | 38 | 62 |
Leeftijd | 75 jaar of ouder | 47 | 53 |
Migratieachtergrond | Nederlands | 34 | 66 |
Migratieachtergrond | Westers 1e generatie | 37 | 63 |
Migratieachtergrond | Westers 2e generatie | 31 | 69 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 1e generatie | 51 | 49 |
Migratieachtergrond | Niet-westers 2e generatie | 43 | 57 |
Burgerlijke staat | Gehuwd (ook gescheiden van tafel en bed) incl. geregistreerd partnerschap | 36 | 64 |
Burgerlijke staat | Voor de wet gescheiden | 32 | 68 |
Burgerlijke staat | Weduwe/weduwnaar | 42 | 58 |
Burgerlijke staat | Nooit gehuwd geweest | 35 | 65 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande | 38 | 62 |
Positie in het huishouden | Lid paar zonder kinderen | 38 | 62 |
Positie in het huishouden | Lid paar met kinderen | 32 | 68 |
Positie in het huishouden | Alleenstaande ouder | 27 | 73 |
Positie in het huishouden | Thuiswonend kind | 39 | 61 |
Onderwijsniveau | Laag | 47 | 53 |
Onderwijsniveau | Middelbaar | 35 | 65 |
Onderwijsniveau | Hoog | 27 | 73 |
Inkomen | Eerste kwartielgroep (laagste inkomens) | 39 | 61 |
Inkomen | Tweede kwartielgroep | 39 | 61 |
Inkomen | Derde kwartielgroep | 34 | 66 |
Inkomen | Vierde kwartielgroep (hoogste inkomens) | 32 | 68 |
Provincie | Groningen | 32 | 68 |
Provincie | Friesland | 36 | 64 |
Provincie | Drenthe | 35 | 65 |
Provincie | Overijssel | 36 | 64 |
Provincie | Flevoland | 36 | 64 |
Provincie | Gelderland | 34 | 66 |
Provincie | Utrecht | 37 | 63 |
Provincie | Noord-Holland | 35 | 65 |
Provincie | Zuid-Holland | 36 | 64 |
Provincie | Zeeland | 31 | 69 |
Provincie | Noord-Brabant | 36 | 64 |
Provincie | Limburg | 35 | 65 |
Stedelijkheid gemeente | Zeer sterk stedelijk | 36 | 64 |
Stedelijkheid gemeente | Sterk stedelijk | 36 | 64 |
Stedelijkheid gemeente | Matig stedelijk | 34 | 66 |
Stedelijkheid gemeente | Weinig stedelijk | 36 | 64 |
Stedelijkheid gemeente | Niet stedelijk | 32 | 68 |
Landsdeel | Noord-Nederland | 34 | 66 |
Landsdeel | Oost-Nederland | 35 | 65 |
Landsdeel | West-Nederland | 35 | 65 |
Landsdeel | Zuid-Nederland | 36 | 64 |
Vrijwilligerswerk gedaan afgelopen 12 maanden | Vrijwilliger | 29 | 71 |
Vrijwilligerswerk gedaan de afgelopen 12 maanden | Geen Vrijwilliger | 41 | 59 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Ja | 33 | 67 |
Persoon is werkzaam (ongeacht aantal uren) | Nee | 40 | 60 |
Ervaren gezondheid | (Zeer) goed | 34 | 66 |
Ervaren gezondheid | Overig | 39 | 61 |
Sporten | Minstens 1 keer per week | 32 | 68 |
Sporten | Minder dan 1 keer per week | 41 | 59 |
(Helemaal) oneens en niet eens, niet oneens met stelling dat het leven de moeite waard is | (Helemaal) eens met stelling dat het leven de moeite waard is | (Helemaal) oneens en niet eens, niet oneens met stelling het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving | (Helemaal) eens met stelling het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving | ||
---|---|---|---|---|---|
Belang sociale contacten en relaties in leven | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 23 | 77 | 54 | 46 |
Belang sociale contacten en relaties in leven | (Heel) belangrijk | 6 | 94 | 23 | 77 |
Belang contact gezinsleden of huisgenoten | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | . | . | . | . |
Belang contact gezinsleden of huisgenoten | (Heel) belangrijk | . | . | . | . |
Belang contact andere familieleden | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 16 | 84 | 36 | 64 |
Belang contact andere familieleden | (Heel) belangrijk | 6 | 94 | 24 | 76 |
Belang contact vrienden | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 12 | 88 | 38 | 62 |
Belang contact vrienden | (Heel) belangrijk | 7 | 94 | 24 | 76 |
Belang contact buren | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 9 | 91 | 30 | 70 |
Belang contact buren | (Heel) belangrijk | 5 | 95 | 19 | 81 |
Belang sociaal contact bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 6 | 94 | 22 | 78 |
Belang sociaal contact bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen | (Heel) belangrijk | 5 | 96 | 19 | 81 |
Belang sociaal contact bij aciviteiten zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 8 | 92 | 28 | 72 |
Belang sociaal contact bij aciviteiten zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum | (Heel) belangrijk | 6 | 94 | 22 | 78 |
Belang sociaal contact bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 8 | 92 | 27 | 73 |
Belang sociaal contact bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken | (Heel) belangrijk | 5 | 95 | 21 | 79 |
Belang persoonlijke ontwikkeling | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 14 | 86 | 43 | 57 |
Belang persoonlijke ontwikkeling | (Heel) belangrijk | 7 | 93 | 22 | 78 |
Belang opdoen van nieuwe kennis | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 10 | 90 | 36 | 64 |
Belang opdoen van nieuwe kennis | (Heel) belangrijk | 7 | 93 | 23 | 77 |
Belang overdragen van kennis op anderen | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 12 | 88 | 39 | 61 |
Belang overdragen van kennis op anderen | (Heel) belangrijk | 6 | 95 | 19 | 81 |
Belang opdoen van nieuwe ervaringen | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 13 | 87 | 38 | 62 |
Belang opdoen van nieuwe ervaringen | (Heel) belangrijk | 6 | 94 | 22 | 78 |
Belang aangaan van uitdagingen | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 10 | 90 | 34 | 66 |
Belang aangaan van uitdagingen | (Heel) belangrijk | 6 | 94 | 21 | 80 |
Belang religie of spiritualiteit | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 8 | 92 | 28 | 72 |
Belang religie of spiritualiteit | (Heel) belangrijk | 7 | 93 | 20 | 80 |
Kippenvelmomenten | Minder dan 1 keer per maand | 11 | 89 | 33 | 67 |
Kippenvelmomenten | Minstens 1 keer per maand | 6 | 94 | 23 | 77 |
Niet gelukkig, niet ongelukkig / Ongelukkig | Gelukkig | Niet tevreden, niet ontevreden/Ontevreden | Tevreden | ||
---|---|---|---|---|---|
Ik vind mijn leven de moeite waard | (Helemaal) oneens en niet eens, niet oneens | 61 | 39 | 65 | 35 |
Ik vind mijn leven de moeite waard | (Helemaal) eens | 9 | 91 | 11 | 89 |
Ik heb het gevoel dat ik iets bijdraag aan de samenleving | (Helemaal) oneens en niet eens, niet oneens | 26 | 74 | 30 | 70 |
Ik heb het gevoel dat ik iets bijdraag aan de samenleving | (Helemaal) eens | 8 | 92 | 9 | 91 |
Belang sociale contacten en relaties in leven | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 27 | 73 | 28 | 72 |
Belang sociale contacten en relaties in leven | (Heel) belangrijk | 12 | 88 | 14 | 86 |
Belang contact gezinsleden of huisgenoten | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | . | . | . | . |
Belang contact gezinsleden of huisgenoten | (Heel) belangrijk | 10 | 90 | 11 | 89 |
Belang contact andere familieleden | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 19 | 81 | 22 | 78 |
Belang contact andere familieleden | (Heel) belangrijk | 12 | 88 | 13 | 87 |
Belang contact vrienden | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 17 | 83 | 18 | 82 |
Belang contact vrienden | (Heel) belangrijk | 12 | 88 | 13 | 87 |
Belang contact buren | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 15 | 85 | 17 | 83 |
Belang contact buren | (Heel) belangrijk | 10 | 90 | 12 | 88 |
Belang sociaal contact bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 11 | 89 | 12 | 88 |
Belang sociaal contact bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen | (Heel) belangrijk | 9 | 91 | 10 | 90 |
Belang sociaal contact bij aciviteiten zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 13 | 87 | 15 | 85 |
Belang sociaal contact bij aciviteiten zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum | (Heel) belangrijk | 11 | 89 | 13 | 87 |
Belang sociaal contact bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 13 | 87 | 15 | 85 |
Belang sociaal contact bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken | (Heel) belangrijk | 11 | 89 | 13 | 87 |
Belang persoonlijke ontwikkeling | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 18 | 82 | 19 | 81 |
Belang persoonlijke ontwikkeling | (Heel) belangrijk | 12 | 88 | 14 | 86 |
Belang opdoen van nieuwe kennis | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 15 | 85 | 16 | 84 |
Belang opdoen van nieuwe kennis | (Heel) belangrijk | 12 | 88 | 14 | 86 |
Belang overdragen van kennis op anderen | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 15 | 85 | 18 | 82 |
Belang overdragen van kennis op anderen | (Heel) belangrijk | 11 | 89 | 13 | 87 |
Belang opdoen van nieuwe ervaringen | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 18 | 82 | 19 | 81 |
Belang opdoen van nieuwe ervaringen | (Heel) belangrijk | 11 | 89 | 14 | 86 |
Belang aangaan van uitdagingen | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 15 | 85 | 16 | 84 |
Belang aangaan van uitdagingen | (Heel) belangrijk | 12 | 88 | 14 | 86 |
Belang religie of spiritualiteit | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk | 13 | 87 | 15 | 85 |
Belang religie of spiritualiteit | (Heel) belangrijk | 13 | 87 | 16 | 84 |
Kippenvelmomenten | Minder dan 1 keer per maand | 17 | 83 | 19 | 81 |
Kippenvelmomenten | Minstens 1 keer per maand | 11 | 89 | 13 | 87 |