3. Resultaten
3.1 Zingeving
In dit hoofdstuk staat zingeving in het algemeen centraal. Specifiek gaat het om de hoofdaspecten van zingeving, namelijk de mate waarin Nederlanders hun leven de moeite waard vinden en in hoeverre zij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Dit wordt bekeken voor Nederlanders in het algemeen en voor diverse achtergrondkenmerken zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en inkomen.
3.1.1 Algemeen
Het overgrote merendeel (92 procent) van de Nederlanders van 18 jaar of ouder vindt zijn of haar leven de moeite waard. Het aandeel dat aangeeft het gevoel te hebben iets bij te dragen aan de samenleving ligt lager, maar beslaat met bijna driekwart nog steeds een meerderheid.
Er zijn wat verschillen in de verdelingen van beide hoofdaspecten van zingeving. Meer dan de helft van de 18-plussers is het helemáál eens met de stelling dat het leven de moeite waard is en bijna 40 procent is het daar mee eens. Met de stelling iets bij te dragen aan de maatschappij is nog geen kwart het helemaal eens en de helft is het daarmee eens. Kennelijk zijn mensen stelliger als het gaat om het leven de moeite waard vinden dan dat ze vinden iets bij te dragen. Dit is ook te zien aan de midden categorie; deze wordt met ongeveer een vijfde aanmerkelijk vaker gekozen waar het gaat om het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij dan bij het leven de moeite waard vinden (7 procent).
Antwoordcategorie | Het leven te moeite waard vinden (% personen van 18 jaar of ouder) | Het gevoel hebben iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Helemaal mee eens | 53 | 23 |
Mee eens | 39 | 50 |
Niet mee eens, niet mee oneens | 7 | 21 |
Mee oneens | 1 | 4 |
Helemaal mee oneens | 1 | 1 |
3.1.2 Achtergrondkenmerken
De mate van zingeving verschilt naar verwachting tussen bevolkingsgroepen. Op basis van eerder CBS-onderzoek naar zinvolheid door Van Beuningen (2018) is de verwachting dat mannen, jongeren tussen de 18 en 25 jaar, laagopgeleiden, lagere inkomenskwartielen en mensen met een niet-Westerse migratieachtergrond relatief lager zullen scoren op zingeving dan andere bevolkingsgroepen. Gezien de overeenkomsten en de verschillen tussen zingeving en geluk is het de vraag of de patronen voor verschillende bevolkingsgroepen vergelijkbaar zijn voor welzijn en zingeving. Zo toonden eerdere onderzoeken aan dat alleenstaanden, de lagere inkomensgroepen, lager opgeleiden en mensen met weinig sociale contacten minder vaak tevreden zijn met hun leven (CBS, 2016; 2018; 2019) en dat het doen van vrijwilligerswerk positief samenhangt met welzijn (Schmeets en Arends, 2020). Zijn het bij zingeving ook deze groepen die eruit springen?
Geslacht en leeftijd
De gegevens laten geen significante verschillen zien tussen mannen en vrouwen op beide hoofdaspecten van zingeving.
Deze zijn er wel tussen verschillende leeftijdsgroepen. Jongvolwassenen tussen de 18 en 25 jaar hebben met 66 procent minder vaak het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving dan de leeftijdsgroepen tussen de 25 en 75 jaar, bij wie die percentages variëren van 74 tot 78 procent. Het verschil tussen jongvolwassenen en 25 tot 35-jarigen en hangt samen met verschillen in onderwijsniveau. Ook 75-plussers hebben minder vaak het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving (68 procent) dan de jongere leeftijdsgroepen vanaf 25 jaar. Bij hen is het verschil ten opzichte van jongere leeftijdsgroepen gerelateerd aan het feit dat ouderen doorgaans niet meer werkzaam zijn. Leeftijd speelt geen rol in de mate waarin mensen het leven de moeite waard vinden.
Leeftijd | (helemaal) mee eens iets bij te dragen (%) |
---|---|
18 tot 25 jaar | 66 |
25 tot 35 jaar | 74 |
35 tot 45 jaar | 74 |
45 tot 55 jaar | 78 |
55 tot 65 jaar | 77 |
65 tot 75 jaar | 74 |
75 jaar of ouder | 68 |
Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond van de eerste en tweede generatie vinden het leven minder vaak de moeite waard dan Nederlanders zonder migratieachtergrond. Dit hangt samen met verschillen in inkomen. Nederlanders zonder migratieachtergrond hebben gemiddeld een hoger inkomen dan mensen met een migratieachtergrond en dat zij het leven vaker de moeite waard vinden hangt meer daarmee samen dan met hun Nederlandse achtergrond op zichzelf (zie ook de hierna onder het kopje opleiding en inkomen). Er is geen verschil gevonden voor het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving naar migratieachtergrond.
Opleiding en inkomen
Zowel opleidingsniveau als inkomen hangen positief samen met algemene zingeving.
Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe vaker men het leven de moeite waard vindt en hoe vaker men het gevoel heeft iets bij te dragen aan de samenleving. Van de mensen met een laag onderwijsniveau vindt 89 procent dat het leven de moeite waard is, bij een middelbaar onderwijsniveau vindt 92 procent dat en bij een hoog opleidingsniveau is dat 94 procent. Bij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving liggen de percentages met 66 bij een lager onderwijsniveau tot 80 procent bij een hoger onderwijsniveau verder uit elkaar.
Ook inkomen differentieert naar de mate van zingeving. Mensen met een inkomen in de laagste kwartielgroep hebben een lager niveau van algemene zingeving dan mensen met een inkomen in de hoogste kwartielgroepen. Zo vindt 86 procent van de mensen in de eerste kwartielgroep (met het laagste inkomen) het leven de moeite waard, tegenover 95 procent in de vierde kwartielgroep (met het hoogste inkomen). Daarnaast heeft 65 procent van de mensen in de eerste kwartielgroep het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving, terwijl dit percentage 80 procent is voor mensen met een inkomen in de vierde kwartielgroep.
Deze verschillen naar inkomen en opleiding blijven in stand als er gecorrigeerd wordt voor andere achtergrondkenmerken.
Inkomen | (Helemaal) eens het leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet eens tot helemaal oneens het leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Eerste kwartielgroep (laagste inkomens) | 86 | 14 |
Tweede kwartielgroep | 90 | 10 |
Derde kwartielgroep | 94 | 6 |
Vierde kwartielgroep (hoogste inkomens) | 95 | 5 |
Burgerlijke staat en positie in het huishouden
Gehuwde mensen vinden het leven vaker de moeite waard en hebben vaker het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving dan anderen, ook na correctie voor andere achtergrondvariabelen.
Naast burgerlijke staat speelt positie in het huishouden een rol. Alleenstaanden hebben het minst vaak het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving in vergelijking met een lid van een paar met of zonder kinderen en met alleenstaande ouders. Er is geen significant verschil tussen alleenstaanden en thuiswonende kinderen. Alleenstaanden en thuiswonende kinderen hebben beiden minder vaak het gevoel iets bij te dragen dan alleenstaande ouders en mensen die deel uitmaken van een paar (al dan niet met kinderen). Een lid van een paar zonder kinderen heeft iets minder vaak het gevoel iets bij te dragen dan een lid van een paar met kinderen.
Voor het leven de moeite waard vinden is het beeld diffuser. Duidelijk is dat alleenstaanden en alleenstaande ouders het leven significant minder vaak de moeite waard vinden (respectievelijk 86 en 90 procent) dan een lid van een paar met of zonder kinderen (respectievelijk 95 en 94 procent). Als in de analyses rekening wordt gehouden met inkomen en leeftijd blijken thuiswonende kinderen het leven minder vaak de moeite waard te vinden dan alleenstaanden. Als rekening wordt gehouden met verschillen in opleiding en leeftijd, dan vinden alleenstaande ouders het leven significant vaker de moeite waard dan alleenstaanden. Rekening houdend met het gemiddeld lagere inkomen van alleenstaande ouders is er geen significant verschil meer tussen alleenstaande ouders en paren (met of zonder kinderen).
Positie in het huishouden | (Helemaal eens) leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet eens tot helemaal mee oneens leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Alleenstaande | 86 | 14 |
Lid paar zonder kinderen | 94 | 6 |
Lid paar met kinderen | 95 | 5 |
Alleenstaande ouder | 90 | 10 |
Thuiswonend kind | 91 | 9 |
Vrijwilligers en werkenden
Het doen van vrijwilligerswerk en het hebben van een baan hangen positief samen met algemene zingeving. Vrijwilligers en werkenden vinden het leven wat vaker de moeite waard (respectievelijk 94 en 93 procent) dan mensen die geen vrijwilligerswerk doen of niet werkzaam zijn (90 en 89 procent). Ook hebben zij vaker het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving (83 en 78 procent) dan mensen die geen vrijwilliger zijn en niet werken (respectievelijk 67 en 65 procent).
Vrijwilligerswerk | (Helemaal) mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet mee eens tot helemaal niet mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Vrijwilliger | 83 | 17 |
Geen Vrijwilliger | 67 | 33 |
Persoon is werkzaam | 78 | 22 |
Persoon is niet werkzaam | 65 | 35 |
Regionale verschillen
Er is een beperkt verschil naar stedelijkheid als het gaat om het leven de moeite waard vinden.
Mensen in weinig stedelijk gebied zijn het iets vaker (helemaal) eens met de stelling dat het leven de moeite waard is (93 procent) dan mensen in zeer sterk stedelijk gebied (90 procent). De verschillen met inwoners van de minder verstedelijkte gebieden zijn nog beperkter en hangen samen met verschillen in inkomen. Als in de analyses het opleidingsniveau voor iedereen gelijk wordt gehouden, blijken mensen in niet verstedelijkte gebieden het leven ook meer de moeite waard te vinden dan mensen in de meest verstedelijkte gebieden. Dat dit voor de correctie niet zichtbaar is hangt samen met het gemiddeld lagere opleidingsniveau in de niet verstedelijkte gebieden.
Stedelijkheid speelt geen rol in de vraag of mensen het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Andere regionale indelingen zoals landsdeel en provincie hangen niet samen met algemene zingeving.
3.2 Dimensies van zingeving
In dit hoofdstuk komt de mate waarin mensen zingeving ervaren op aparte dimensies van zingeving aan de orde. Deze dimensies worden in relatie gebracht met de zingeving in het algemeen, dus of mensen die op een dimensie hoger scoren het leven ook vaker de moeite waard vinden en vaker het gevoel hebben iets bij te dragen aan de maatschappij. Er is ook aandacht voor verschillen tussen bevolkingsgroepen.
3.2.1 Dimensies en algemene zingeving
Sociale relaties
Bij sociale relaties werd allereerst gevraagd in welke mate mensen sociale contacten belangrijk vonden in het algemeen en apart voor contacten met gezinsleden, familie, vrienden en buren. De antwoord categorieën luidden: heel belangrijk, belangrijk, een beetje belangrijk, niet belangrijk en helemaal niet belangrijk. Het belang van contact met specifieke groepen is uitgevraagd aan mensen die sociaal contact heel belangrijk, belangrijk of een beetje belangrijk vinden. De vraag naar gezinsleden of huisgenoten is alleen gesteld aan mensen met een huishouden van meer dan één persoon. De vragen over familieleden en vrienden zijn niet gesteld aan mensen die aangaven zelden contact met hen te hebben.
Het overgrote merendeel van de Nederlanders geeft aan dat sociale contacten (heel) belangrijk voor hen zijn. Als het gaat om contacten met specifieke groepen, vindt vrijwel iedereen contact met gezinsleden of huisgenoten (heel) belangrijk en het merendeel vindt de contacten met andere familieleden en vrienden (heel) belangrijk. Voor buren geldt het omgekeerde, het merendeel van de mensen vindt dit contact een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk.
Vorm contact | (Heel) belangrijk (% personen van 18 jaar of ouder) | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Sociaal contact algemeen | 90 | 10 |
Gezinsleden, huisgenoten | 99 | 1 |
Familieleden | 90 | 10 |
Vrienden | 92 | 8 |
Buren | 41 | 59 |
Het belang dat mensen hechten aan sociaal contact hangt nauw samen met de frequentie van dat contact. Mensen die minstens 1 keer per week contact hebben met familieleden, vrienden of buren vinden dit contact ook vaker belangrijk. Dit is het duidelijkst voor contact met buren. Van de mensen die minstens wekelijks contact heeft met de buren vindt 58 procent dit contact (heel) belangrijk, tegenover 19 procent van de mensen die niet regelmatig de buren zien of spreken.
Het belang van sociaal contact als een dimensie van zingeving hangt positief samen met zingeving in het algemeen. Mensen die hun sociale relaties (heel) belangrijk vinden in hun leven zijn het vaker (helemaal) eens met de stelling dat het leven de moeite waard is (94 procent) dan mensen die deze relaties minder belangrijk vinden (77 procent). Ze hebben met ruim driekwart ook aanmerkelijk vaker het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving dan mensen die hun sociale relaties een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk vinden (46 procent). Dezelfde samenhang is zichtbaar tussen algemene zingeving en het belang van specifieke contacten zoals met andere familieleden, vrienden en buren. Naar alle waarschijnlijkheid geldt deze samenhang ook voor gezinsleden/huisgenoten, maar dit is niet te stellen omdat bijna iedereen (99 procent) deze contacten (heel) belangrijk vindt.
Zingeving | Helemaal eens leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) | (helemaal) eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Sociaal contact (heel) belangrijk | 94 | |
Sociaal contact niet (heel) belangrijk | 77 | |
Sociaal contact (heel) belangrijk | 77 | |
Sociaal contact niet (heel) belangrijk | 46 |
De vragen naar het belang van sociaal contact bij activiteiten zijn niet gesteld aan mensen die sociaal contact niet belangrijk vinden. Daarnaast is de vraag over sport- en hobbyverenigingen alleen gesteld aan mensen die aangaven weleens deel te nemen aan activiteiten van een of meerdere verenigingen.
Als het gaat om activiteiten, hangt het belang dat mensen hechten aan sociaal contact daarbij af van het type activiteit. Sociaal contact is met bijna driekwart het vaakst (heel) belangrijk bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen en het minst vaak (heel) belangrijk bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken (37 procent).
Belang | (Heel) belangrijk (% personen van 18 jaar of ouder) | Een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Bij activiteiten sport- of hobbyverenigingen | 74 | 26 |
Bij bezoek concert, theater of museum | 49 | 51 |
Bij bezoek sportwedstrijd of samen naar wedstrijd kijken | 37 | 63 |
Het belang van sociaal contact bij activiteiten als dimensie van zingeving hangt samen met zingeving in het algemeen. Mensen die sociaal contact bij de drie genoemde activiteiten (heel) belangrijk vinden, vinden het leven wat vaker de moeite waard en hebben ook iets vaker het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving dan mensen die sociaal contact bij deze activiteiten minder belangrijk vinden. Er is echter geen samenhang tussen het belang dat mensen toekennen aan sociaal contact bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen en het leven de moeite waard vinden.
Persoonlijke ontwikkeling
Het overgrote merendeel van de mensen vindt persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk (81 procent). Van de mensen die persoonlijke ontwikkeling een beetje tot heel belangrijk vinden, vindt ook het merendeel het opdoen van nieuwe kennis (85 procent) en het opdoen van nieuwe ervaringen (84 procent) (heel) belangrijk. Ook vindt het merendeel van de mensen het overdragen van hun kennis op anderen en het aangaan van uitdagingen (heel) belangrijk (respectievelijk 72 procent en 69 procent).
Het belang van persoonlijke ontwikkeling en de verschillende facetten daarvan hangen positief samen met zingeving. Van degenen die persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk vinden, is 93 procent het eens met de stelling dat het leven de moeite waard is tegenover 86 procent van de mensen die dit minder belangrijk vinden. Het verschil is duidelijker bij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Van de mensen die persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk vinden heeft 78 procent het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving, tegenover 57 procent van de mensen die persoonlijke ontwikkeling minder van belang vinden. Dit blijft zo als er rekening wordt gehouden met verschillen in leeftijd, geslacht, opleiding en inkomen.
Eenzelfde samenhang is zichtbaar tussen de verschillende vormen van persoonlijke ontwikkeling enerzijds en de algemene zingevingsvragen anderzijds. Wel hangt de sterkte van het verband af van het hoofdaspect van zingeving. Zo geldt dat voor het leven de moeite waard vinden de samenhang met het overdragen van kennis en het opdoen van ervaringen het grootst is. Bij het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving gaat het vooral om het overdragen van kennis; van degenen die dat (heel) belangrijk vinden heeft 81 procent het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij, terwijl van degenen die dit minder belangrijk vinden 61 procent het gevoel heeft iets bij te dragen.
Persoonlijke ontwikkeling | (Helemaal) mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet mee eens tot helemaal mee oneens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk | 78 | 22 |
Persoonlijke ontwikkeling een beetje tot helemaal niet belangrijk | 57 | 43 |
Religie/spiritualiteit
De verwachting was dat religie/spiritualiteit voor de meerderheid van de mensen niet zo belangrijk is, gezien de afnemende religieuze betrokkenheid in Nederland (CBS, 2020). De resultaten laten inderdaad zien dat driekwart van de Nederlanders religie/spiritualiteit helemaal niet tot een beetje belangrijk vindt.
Het belang dat mensen hechten aan religie of spiritualiteit hangt positief samen met zingeving in het algemeen, vooral met het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Dit blijft zo na correctie voor achtergrondkenmerken. Van de mensen die religie/spiritualiteit (heel) belangrijk vinden heeft 80 procent het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving. Bij degenen die dit minder belangrijk vinden is dat 72 procent. Mensen die religie of spiritualiteit (heel) belangrijk vinden zijn het een fractie vaker (helemaal) eens met de stelling dat het leven de moeite waard is (93 procent) dan mensen die dit een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk vinden (92 procent).
religie | (Helemaal) mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet mee eens tot helemaal mee oneens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
religie/spiritualiteit (heel) belangrijk | 80 | 20 |
religie/spiritualiteit niet (heel) belangrijk | 72 | 28 |
Kippenvelmomenten
Transcendentale- of kippenvelmomenten kunnen gezien worden als betekenisvolle momenten die de zin van het leven uitdrukken voor mensen. Net als zingeving in het algemeen kunnen de momenten te maken hebben met positieve of negatieve ervaringen. Beiden kunnen maken dat mensen het leven de moeite waard vinden of het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. De verwachting is dan ook dat er een positieve samenhang is tussen deze momenten en zingeving.
Kippenvelmoment | % (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|
dagelijks | 6 |
wekelijks | 30 |
maandelijks | 29 |
minder dan maandelijks | 29 |
nooit | 6 |
De resultaten laten zien dat van de Nederlanders van 18 jaar of ouder 30 procent wekelijks een kippenvelmoment meemaakt. Ongeveer een zelfde percentage maakt maandelijks of minder dan maandelijks zo’n moment mee (beiden 29 procent). Er zijn weinig mensen die dagelijks of nooit een kippenvelmoment meemaken (beiden 6 procent).
Mensen die minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment meemaken vinden het leven met 94 procent vaker de moeite waard dan mensen die minder vaak een dergelijk moment meemaken (89 procent). Ook hebben degenen die regelmatig een moment meemaken dat hen kippenvel bezorgt, met 77 procent vaker het gevoel iets bij te dragen aan de samenleving vergeleken met mensen die minder dan maandelijks een dergelijk moment meemaken. Bij hen is dat 67 procent. Andersom geldt ook dat mensen die een hoge mate van zingeving ervaren, vaker aangeven minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment ervaren dan mensen met een lagere mate van zingeving. Hier is het verschil het grootst bij het leven de moeite waard vinden. Van de mensen die aangeven dat het leven de moeite waard is, ervaart 66 procent minstens elke maand een kippenvelmoment, tegenover 51 procent van mensen die het niet (helemaal) eens zijn met de stelling dat het leven de moeite waard is. Mensen die het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving maken ook vaker minstens maandelijks een kippenvelmoment mee (68 procent) dan mensen die het hier niet mee oneens tot helemaal mee oneens zijn (57 procent).
3.2.2 Dimensies en achtergrondkenmerken
In deze paragraaf wordt voor de dimensies van zingeving ingegaan op verschillen naar achtergrondkenmerken. Daarbij is net als bij de twee hoofdvragen over zingeving gekeken naar geslacht, leeftijd, inkomen, onderwijsniveau, (vrijwilligers-)werk en regionale verschillen. Eerder in dit hoofdstuk bleek dat bij zingeving het de hoogopgeleiden, mensen met een hogere inkomens, gehuwden, werkenden en vrijwilligers waren die het leven vaker de moeite waard vonden en het gevoel hadden iets bij te dragen. Alleenstaanden ervaren juist relatief minder zingeving. Daarnaast vinden mensen in weinig stedelijk gebied het leven vaker de moeite waard dan mensen in zeer sterk stedelijk gebied. Jongeren (18-25 jaar) en 75-plussers hadden juist minder vaak het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij, maar dat hing bij jongeren samen met het onderwijsniveau en bij ouderen aan het feit dat zij vaak niet meer werkzaam zijn.
Het is de vraag of bij de aparte dimensies van zingeving dezelfde patronen zijn te herkennen naar achtergrondkenmerken. Omwille van de leesbaarheid worden alleen de meest in het oog springende verschillen en patronen hier beschreven. Voor een volledig overzicht zie de tabellenbijlage.
Sociale relaties
In zijn algemeenheid is sociaal contact relatief vaak (heel) belangrijk voor jongeren, de derde en vierde inkomenskwartielgroep (in vergelijking tot de eerste kwartielgroep) en voor vrouwen. Voor mensen van 35 jaar of ouder, mensen met de laagste inkomens en mannen is sociaal contact naar verhouding wat minder belangrijk. Hoger opgeleiden vinden sociaal contact ook wat vaker belangrijk dan lager opgeleiden, maar dit hangt samen met hun gemiddeld hogere inkomen.
Voor sociale contacten bij specifieke activiteiten wijkt dit patroon wat af. Zo zijn het de mannen en middelbaar opgeleiden die sociaal contact bij het bezoeken van een sportwedstrijd of samen naar een wedstrijd kijken belangrijker vinden dan vrouwen en of hoger opgeleiden. Er is geen significant verschil tussen laag- en middelbaar opgeleiden.
En het zijn de hoger opgeleiden, eerste generatie westerse migranten (in vergelijking met Nederlanders) en inwoners van de zeer sterk verstedelijkte gebieden in het westen des lands die sociaal contact bij culturele activiteiten zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum relatief vaker (heel) belangrijk vinden.
Persoonlijke ontwikkeling
Ook persoonlijke ontwikkeling is vaker (heel) belangrijk voor jongeren en voor mensen met een hoog opleidingsniveau. Eerste generatie westerse en niet-westerse migranten vinden persoonlijke ontwikkeling belangrijker dan Nederlanders zonder migratieachtergrond. Het aanvankelijke verschil tussen die laatste en tweede generatie mensen met een niet-westerse achtergrond hangt samen met verschillen in leeftijd. Persoonlijke ontwikkeling is ook vaker van belang voor mensen in zeer sterk stedelijk gebied (in vergelijking met minder verstedelijkte gebieden) en mensen in het oosten en westen van het land (in vergelijking met het noorden). Het verschil tussen zeer sterk stedelijk gebied en niet stedelijk gebied hangt samen met verschillen in onderwijsniveau.
Op provinciaal niveau blijkt dat mensen in Groningen persoonlijke ontwikkeling minder vaak (heel) belangrijk vinden dan mensen in Friesland, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Limburg. Het verschil tussen Groningen en Drenthe hangt samen met een verschil in onderwijsniveau. Persoonlijke ontwikkeling is ook een fractie minder vaak (heel) belangrijk voor mensen in de tweede kwartielgroep van de inkomensverdeling in vergelijking met de vierde en de eerste kwartielgroep. Het verschil met de derde kwartielgroep hangt samen met verschillen in onderwijsniveau; na correctie daarvoor viel dit weg.
Religie/spiritualiteit
Religie of spiritualiteit is vaker (heel) belangrijk voor vrouwen en 75-plussers, maar minder minder vaak van belang voor mensen met een inkomen in de hoogste inkomensgroep, inwoners van het zuiden van het land en voor Nederlanders zonder migratieachtergrond.
Er is een aantal verschillen naar migratieachtergrond en landsdeel. Terwijl een vijfde van de Nederlanders zonder migratieachtergrond religieuze of spirituele zaken (heel) belangrijk vindt, is 30 procent van de eerste generatie westerse migranten, 59 procent van de eerste generatie niet-westerse migranten en 54 procent van de tweede generatie niet-westerse migranten deze mening aangedaan. Religie of spiritualiteit is met 18 procent het minst belangrijk voor mensen in het zuiden van het land. Dit geldt specifiek voor mensen in Limburg. Daar vindt 17 procent van de mensen religie/spiritualiteit (heel) belangrijk, tegenover 24 procent tot 40 procent van de mensen in andere provincies. Inwoners van Groningen en Noord-Brabant verschillen niet significant van Limburg met respectievelijk 19 en 18 procent.
Transcendentale (kippenvel-) momenten
Vrouwen, hoogopgeleiden en mensen die vrijwilligerswerk doen maken vaker minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment mee. Ouderen van 75-plus maken juist minder vaak elke maand of vaker een kippenvelmoment mee dan alle jongere leeftijdsgroepen.
Ook mensen met een niet-westerse migratieachtergrond van de eerste generatie maken minder vaak minstens elke maand een kippenvel moment mee (49 procent) dan Nederlanders (66 procent), mensen met een westerse migratieachtergrond van zowel de eerste als de tweede generatie (respectievelijk 63 en 69 procent).
De aanvankelijke verschillen naar burgerlijke staat (verweduwden ervaren minder vaak kippenvelmomenten) en positie in het huishouden (leden van een paar met kinderen ervaren vaker een kippenvelmoment) hangen samen met verschillen in achtergrondkenmerken. Dit geldt ook voor inkomen en werk; de hogere inkomens en mensen die werken hadden voor correctie voor opleiding (bij inkomen) en leeftijd (bij werken) vaker transcendentale momenten dan lagere inkomens en niet werkenden.
3.3 Ervaren gezondheid, sporten en zingeving
Omdat sporten en gezond bewegen gestimuleerd kunnen worden door beleid, is het relevant om te onderzoeken in relatie tot zingeving. Ervaren regelmatige sporters meer zingeving dan mensen die minder sporten? Allereerst komt echter de vraag op hoe gezondheid samenhangt met zingeving. Vinden mensen die een goede gezondheid ervaren het leven vaker de moeite waard en hebben zij vaker het gevoel iets bij de te dragen aan de maatschappij?
Bij de vragen voor al dan niet regelmatig sporten, wordt naast verschillen in achtergrondkenmerken ook rekening gehouden met verschillen in de ervaren gezondheid tussen frequente sporters en mensen die minder of niet sporten.
3.3.1 Ervaren gezondheid en zingeving
Gezondheid hangt positief samen met het leven de moeite waard vinden en het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving, ook als rekening wordt gehouden met verschillen in achtergrondkenmerken en of mensen regelmatig sporten. De verschillen zijn het grootst bij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving. Van de mensen met een (zeer) goede gezondheid geeft 79 procent aan het gevoel te hebben iets bij te dragen aan de samenleving en 96 procent vindt het leven de moeite waard. Daar tegenover heeft 60 procent van de mensen met een minder goede ervaren gezondheid het gevoel iets bij de dragen aan de maatschappij en 83 procent vindt het leven de moeite waard.
Zingeving | (Helemaal) mee eens leven de moeite waard (% personen van 18 jaar of ouder) | (Helemaal) mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Ervaren gezondheid (zeer) goed | 96 | |
Ervaren gezondheid niet (zeer) goed | 83 | |
Ervaren gezondheid (zeer) goed | 79 | |
Ervaren gezondheid niet (zeer) goed | 60 | |
Voor de aparte terreinen van zingeving geldt dat mensen die hun algemene gezondheid (zeer) goed vinden, hun sociale contacten vaker (heel) belangrijk vinden (93 procent) dan mensen die een minder goede gezondheid hebben (85 procent). De verschillen voor het belang dat men hecht aan sociaal contact met andere familieleden en vrienden zijn geringer en voor contact met buren is er geen verschil naar ervaren gezondheid.
De ervaren gezondheid speelt ook een rol bij het belang van contact bij verschillende activiteiten. Het grootste verschil is te zien bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen naar een wedstrijd kijken. Mensen die hun algemene gezondheid (zeer) goed vinden, vinden het belang van sociaal contact bij deze activiteiten vaker (heel) belangrijk (39 procent) dan mensen met een minder goede gezondheid (30 procent).
Hoe men de eigen gezondheid ervaart maakt ook uit voor het belang van persoonlijke ontwikkeling en de verschillende aspecten daarvan.
Dit is het duidelijkst te zien bij persoonlijke ontwikkeling in het algemeen. Van de mensen die hun algemene gezondheid (zeer) goed vinden, vindt 84 procent persoonlijke ontwikkeling (heel) belangrijk, tegenover 71 procent bij mensen met een minder goede gezondheid. Gekeken naar de verschillende aspecten van persoonlijke ontwikkeling is het verschil het grootst voor het aangaan van uitdagingen. Mensen die hun gezondheid (zeer) goed vinden, vinden het aangaan van uitdagingen vaker (heel) belangrijk (73 procent) dan mensen met een minder goede gezondheid (59 procent). De samenhang met het belang van het overdragen van kennis op anderen hangt samen met een combinatie van leeftijd en onderwijsniveau. Na correctie daarvoor verdwijnt de samenhang.
Daarnaast ervaren mensen die hun gezondheid (zeer) goed vinden, vaker minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment (66 procent) dan mensen met een minder goede gezondheid (61 procent). Verschillen in opleiding tussen mensen met een als goed of niet goed ervaren gezondheid maken de samenhang minder sterk, maar deze blijft bestaan. Ervaren gezondheid hangt niet samen met het belang van religie/spiritualiteit.
3.3.2 Sporten en zingeving
De resultaten laten zien dat sporten positief samenhangt met beide aspecten van zingeving, ook als rekening wordt gehouden met verschillen in achtergrondkenmerken en ervaren gezondheid. Mensen die minstens 1 keer per week sporten vinden het leven vaker de moeite waard (94 procent) dan mensen die minder vaak sporten (88 procent). Bij het gevoel hebben iets bij te dragen aan de samenleving is het verschil groter: 78 procent tegenover 67 procent.
sport | (Helemaal) mee eens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) | Niet mee eens tot helemaal mee oneens iets bij te dragen (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
Sport minstens 1 keer per week | 78 | 22 |
Sport minder dan 1 keer per week | 67 | 33 |
Voor de aparte dimensies van zingeving was de verwachting dat sport positief samenhangt met de dimensies die het sterkst aan algemene zingeving gerelateerd zijn. Uit de resultaten over zingeving (zie paragraaf 3.2) bleek dat die samenhang het grootst was voor het belang dat mensen hechten aan sociaal contact op zich.
De resultaten laten zien dat sport inderdaad een positieve samenhang vertoont met het belang van sociaal contact. De samenhang is wel wat beperkter dan bij de hoofdvragen over zingeving. Mensen die minstens 1 keer per week sporten vinden sociaal contact vaker (heel) belangrijk (93 procent) dan mensen die minder dan 1 keer per week sporten (86 procent). Daarbij gaat het vooral om belang van sociaal contact met vrienden. Er is geen significant verschil tussen frequente en minder frequente sporters als het gaat om het contact met buren en het verschil met contact met familieleden valt weg na correctie voor algemene gezondheid.
Terwijl de samenhang tussen het belang van sociaal contact bij bepaalde activiteiten en zingeving en met name het leven de moeite waard vinden niet zo sterk was, is er wel een duidelijk verband tussen regelmatig sporten en het belang van sociaal contact bij verschillende activiteiten. Dit bleek het grootst voor het belang van sociaal contact bij activiteiten van sport- en hobbyverenigingen; van de mensen die minstens wekelijks sporten vindt 79 procent dit (heel) belangrijk, tegenover 57 procent van degenen die minder frequent of niet sporten. Ook andere aan sport gerelateerde activiteiten, zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen naar een wedstrijd kijken, vinden regelmatige sporters met 40 procent vaker (heel) belangrijk dan mensen die minder sporten (30 procent). Het verschil tussen regelmatige en minder regelmatige sporters van 52 versus 44 procent op gebied van culturele activiteiten, zoals het bezoeken van een concert, het theater of een museum, valt weg na correctie voor verschillen in gezondheid.
Ook is er een positieve samenhang tussen regelmatig sporten en persoonlijke ontwikkeling als dimensie van zingeving. Gezien de relatief sterke samenhang van de dimensie van persoonlijke ontwikkeling met beide hoofdaspecten van zingeving ligt dit in de lijn der verwachting. In het algemeen vinden mensen die wekelijks sporten persoonlijke ontwikkeling vaker (heel) belangrijk (84 procent) dan mensen die minder vaak sporten (75 procent). Voor de specifieke vormen van persoonlijke ontwikkeling geldt de positieve samenhang vooral voor het opdoen van nieuwe kennis, het opdoen van nieuwe ervaringen en het aangaan van uitdagingen. Sport maakt geen significant verschil als het gaat om het belang van het overdragen van kennis op anderen.
Er is geen samenhang tussen regelmatig sporten en het belang dat mensen hechten aan religie/spiritualiteit. Deze bevinding stemt overeen met de beperkte samenhang tussen het belang dat mensen hechten aan religie/spiritualiteit en het leven de moeite waard vinden (1 procentpunt verschil). Voor het gevoel iets bij te dragen aan de maatschappij was het verband sterker.
Ten slotte hangt sport samen met het meemaken van kippenvelmomenten. Mensen die minstens 1 keer per week sporten maken met 68 procent vaker minstens 1 keer per maand een dergelijk moment mee dan mensen die minder vaak sporten (59 procent).
3.4 Zingeving en geluk
In deze paragraaf wordt ingegaan op het verband tussen zingeving en geluk. De verwachting op basis van de literatuur is dat er weliswaar een positieve samenhang is tussen beide concepten, maar dat niet iedereen die een hoge mate van zingeving laat zien ook gelukkig is. Als gelukkig worden degenen beschouwd die zichzelf een rapportcijfer van 7 of hoger geven op de vraag in hoeverre zij zichzelf als een gelukkig mens zien. De resultaten voor het verband tussen zingeving en tevredenheid met het eigen leven worden hier alleen genoemd waar ze afwijken van die voor geluk.
Uit de resultaten blijkt dat beide hoofdaspecten van zingeving zeer sterk positief samenhangen met geluk. Van degenen die vinden dat het leven de moeite waard is of vinden dat ze iets bijdragen aan de samenleving is ruim 9 op de 10 gelukkig. Van degenen die het niet (helemaal) eens zijn met de stelling dat het leven de moeite waard is bijna 4 op de 10 naar eigen zeggen gelukkig. Van degenen die het niet (helemaal) eens zijn met de stelling dat ze iets bijdragen aan de maatschappij is dat bijna driekwart. Verschillen naar achtergrondkenmerken en sport maken hierbij niet uit. Wel maakt het uit of mensen gezond zeggen te zijn of niet; algemene gezondheid maakt het verband tussen welzijn en zingeving minder sterk, maar het blijft bestaan.
Zingeving | gelukkig (% personen van 18 jaar of ouder) | overig (% personen van 18 jaar of ouder) |
---|---|---|
(Helemaal) eens leven de moeite waard | 91 | 9 |
Niet eens tot helemaal mee oneens leven de moeite waard | 39 | 61 |
(Helemaal eens iets bij te dragen | 92 | 8 |
Niet eens tot helemaal mee oneens iets bij te dragen | 74 | 26 |
Uit de resultaten over de dimensies van zingeving met de hoofdaspecten van zingeving bleek eerder al dat sociaal contact het sterkst samenhangt met algemene zingeving. Het ging vooral om het belang dat men hechtte aan het sociaal contact op zichzelf, bij sociaal contact tijdens activiteiten is de samenhang minder. Persoonlijke ontwikkeling volgde, dan volgden de kippenvelmomenten en als laatste religie/spiritualiteit. Bij geluk is het beeld vergelijkbaar, maar persoonlijke ontwikkeling hangt niet sterker samen met geluk dan de kippenvelmomenten. Ook is er, in tegenstelling tot het beeld bij zingeving, geen samenhang gevonden tussen het belang van religie of spiritualiteit en geluk.
Het belang dat mensen hechten aan sociale contacten en relaties, als dimensie van zingeving, hangt positief samen met geluk. Dit geldt met name voor het belang van de sociale contacten zelf en minder voor de sociale contacten bij activiteiten. Mensen die deze contacten en relaties (heel) belangrijk vinden zijn met 88 procent vaker gelukkig dan mensen die deze contacten een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk vinden (73 procent). Uitgesplitst naar verschillende soorten contacten zoals met andere familieleden, vrienden en buren blijft dit beeld hetzelfde, ook na correctie. Het verschil is het grootst bij contacten met familieleden. Zo is 88 procent van de mensen die contact met andere familieleden (heel) belangrijk vindt gelukkig, tegenover 81 procent van de mensen die deze contacten niet (heel) belangrijk vinden.
Het belang van sociaal contact bij activiteiten hangt niet sterk samen met geluk. Er is een klein verschil te zien bij het belang van sociaal contact bij activiteiten zoals het bezoeken van een sportwedstrijd of samen met anderen naar een wedstrijd kijken. Mensen die dit (heel) belangrijk vinden zijn iets vaker gelukkig (89 procent) dan mensen die deze activiteiten een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk vinden (87 procent). Mensen die sociaal contact bij culturele activiteiten wat belangrijker vinden zijn iets gelukkiger dan mensen die dat minder van belang vinden. Dit hangt echter samen met verschillen inkomen en opleiding. Bij tevredenheid was ook voor correctie al geen verschil te zien. Er is geen verschil bij activiteiten van sport- of hobbyverenigingen.
Persoonlijke ontwikkeling als dimensie van zingeving hangt positief samen met geluk. Mensen die dit (heel) belangrijk vinden zijn vaker gelukkig (88 procent) dan mensen die dit een beetje belangrijk tot helemaal niet belangrijk vinden (82 procent). Dit geldt ook voor specifieke aspecten van persoonlijke ontwikkeling zoals het overdragen van kennis op anderen en het opdoen van nieuwe ervaringen. Het belang van het opdoen van nieuwe kennis en het belang van het aangaan van uitdagingen hangen positief samen met geluksgevoel, maar niet met tevredenheid.
Het belang van religie/spiritualiteit hangt niet samen met geluk.
Het minstens maandelijks meemaken van een kippenvelmoment, ten slotte, hangt positief samen met geluk. Mensen die minstens 1 keer per maand een kippenvelmoment meemaken zijn vaker gelukkig (89 procent) dan mensen die minder dan 1 keer per maand een kippenvelmoment meemaken (83 procent). Bij het nog vaker (minstens wekelijks) meemaken van een kippenvelmoment zeggen relatief iets meer mensen zich gelukkig te voelen. Dit hangt samen met hun hogere opleidingsniveau. Na correctie daarvoor valt dit verschil weg. Bij tevredenheid was er geen verschil.