Auteur: Maartje Tummers-van der Aa, Moniek Coumans
Maatschappelijke diensttijd 2021

4. Belang zich in te zetten voor een ander en de maatschappij

Het merendeel van de 15- tot 28-jarigen vindt het belangrijk om zich in te zetten voor een ander. Ruim een kwart vindt dit heel belangrijk en 57 procent belangrijk. De groep die het zich inzetten voor een ander (helemaal) niet belangrijk vindt, is met 2 procent klein. 

Vrouwen vinden het vaker (heel) belangrijk om zich in te zetten voor een ander dan mannen (90 versus 79 procent). Ook is er een verschil naar opleidingsniveau; de inzet voor de ander wordt met driekwart door de hbo- en universitair geschoolden belangrijk gevonden, tegenover 80 tot 90 procent van de lager geschoolden.  Naar leeftijd, inkomen en migratieachtergrond verschillen jongeren niet significant in het belang dat ze hechten aan het zich inzetten voor een ander.

4.1 Belang inzet voor ander en maatschappij, 2021
% (heel) belangrijk  Zich inzetten voor ander (% (heel) belangrijk)Zich inzetten voor de maatschappij (% (heel) belangrijk)
GeslachtMan79,058,0
GeslachtVrouw90,172,1
Geslacht
Leeftijd15 tot 18 jaar85,270,5
Leeftijd18 tot 22 jaar84,566,3
Leeftijd22 tot 28 jaar84,261,8
Leeftijd
OnderwijsniveauBasisonderwijs80,372,9
OnderwijsniveauVmbo, avo onderbouw, mbo 182,964,8
OnderwijsniveauMbo 2,3,4, havo, vwo84,863,5
OnderwijsniveauHbo-, wo-bachelor90,564,1
OnderwijsniveauHbo-, wo-master, doctor75,368,4
 

Dit is anders als het gaat om de inzet voor de maatschappij. Naast een verschil naar geslacht wordt hier ook verschillend belang aan gehecht door de leeftijds- en herkomstgroepen. Met 72 procent vinden meer vrouwen het (heel) belangrijk om zich in te zetten voor de maatschappij dan mannen, van wie 58 procent dit vindt. Ruim twee derde van jongeren van 15 tot 22 jaar hecht belang aan de inzet voor de maatschappij, tegenover 62 procent van de 22- tot 28-jarigen. Daarnaast vinden jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond het vaker (heel) belangrijk om zich in te zetten voor de samenleving (78 procent) dan jongeren met een westerse of zonder migratieachtergrond (62 procent). Deze verschillen blijven na correctie voor de overige achtergrondvariabelen significant. Mensen met verschillende opleidingsniveaus en inkomenspositie hechten niet significant vaker of minder vaak belang aan het zich inzetten voor de maatschappij.

De meerderheid van de jongeren van 15 tot 28 jaar vindt het dus (heel) belangrijk zich in te zetten voor de maatschappij. Toch is deze groep met 65 procent aanmerkelijk kleiner dan het aandeel dat het (heel) belangrijk vindt zich in te zetten voor de ander (85 procent). Met name de groep die de inzet voor de maatschappij heel belangrijk vindt, is met 11 procent kleiner dan de 27 procent die het zich inzetten voor de ander heel belangrijk vindt. Bijna 1 op de 3 jongeren vindt het niet belangrijk noch onbelangrijk en bijna 5 procent vindt het zich inzetten voor de maatschappij (helemaal) niet belangrijk. 
Het belangrijk vinden om zich in te zetten voor een ander of voor de maatschappij hangt samen met de (bereidheid tot) deelname aan MDT. Diegenen die het (heel) belangrijk vinden om zich in te zetten voor een ander geven vaker aan mee te (willen) doen aan MDT (25 procent) dan diegenen die dat niet vinden (16 procent). Deze relatie komt nog sterker naar voren tussen diegenen die het al dan niet (heel) belangrijk vinden om zich in te zetten voor de maatschappij: 29 procent versus 13 procent.