Impactmonitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2022

5. Verbinding zorg en veiligheid

Voor een optimale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is een goede verbinding nodig tussen de zorgketen enerzijds en de justitie- en veiligheidsketen anderzijds. Dit geldt zowel bij het in beeld krijgen van (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling als bij het stoppen en duurzaam oplossen van het geweld.

De politie is dan ook een belangrijke partij als het gaat om meldingen aan Veilig Thuis. Door de politie zijn in het eerste halfjaar van 2022 42 145 meldingen bij Veilig Thuis gedaan13)14). Dit is 4 procent meer dan in het eerste halfjaar van 2021, maar 3 procent minder dan in het eerste halfjaar van 2020 (figuur 5.1). In heel 2021 meldde de politie bijna 81 duizend gevallen van huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

5.1 Aantal meldingen door politie aan Veilig Thuis
PeriodeAantal politiemeldingen aan Veilig Thuis (aantal)
1e halfjaar 201842830
2e halfjaar 201842080
1e halfjaar 201944725
2e halfjaar 201944075
1e halfjaar 202043555
2e halfjaar 202041495
1e halfjaar 202140625
2e halfjaar 202140235
1e halfjaar 2022*42145
Bron: Politie

Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven, was bijna 40 procent van de door Veilig Thuis ontvangen meldingen in het eerste halfjaar van 2022 een melding van acute en/of structureel onveilige casuïstiek. Dit betrof 3 040 meldingen van acute onveiligheid en 23 950 meldingen van structurele onveiligheid. De helft van deze acute onveilige situaties en 65 procent van de structureel onveilige situaties werd gemeld door de politie (zie figuren 5.2 en 5.3). Het percentage meldingen door de politie over structureel onveilige situaties is licht gestegen ten opzichte van eerdere jaren. Van het totale aantal meldingen in het 1e halfjaar 2022 was 67 procent afkomstig van de politie (zie figuur 4.3a in het vorige hoofdstuk).

5.2 Meldingen van acuut onveilige situaties naar organisatie melder
Categories11e halfjaar 2022* (%)1e halfjaar 2021 (%)1e halfjaar 2020 (%)
Preventieve basisvoorzieningen4,84,83,9
Huisarts2,11,62,3
Overig gezondheidszorg6,35,96,4
GGZ2,32,82,4
Kinderopvang0,30,50,3
Onderwijs6,15,95
Jeugdhulp/zorg2,12,83,7
Politie50,45050,9
Justitie en veiligheid, exclusief politie21,71,2
Maatschappelijk werk3,52,62,7
Beroepsmatig overig7,37,16,9
Burger10,512,312,2
Onbekend2,32,12,2

5.3 Meldingen van structureel onveilige situaties naar organisatie melder
Categories11e halfjaar 2022* (%)1e halfjaar 2021 (%)1e halfjaar 2020 (%)
Preventieve basisvoorzieningen2,92,92,2
Huisarts111,3
Overig gezondheidszorg2,72,52,5
GGZ22,12,3
Kinderopvang0,30,30,3
Onderwijs4,64,64,2
Jeugdhulp/zorg2,53,33,5
Politie65,162,663,2
Justitie en veiligheid, exclusief politie0,50,50,5
Maatschappelijk werk32,83,2
Beroepsmatig overig5,86,45,5
Burger9,110,510,7
Onbekend0,30,30,6

Op elk moment kan Veilig Thuis vaststellen dat er geen zorgen (meer) zijn over de veiligheid of dat een andere organisatie de verantwoordelijkheid kan overnemen voor de veiligheidssituatie. Veilig Thuis kan in dat geval naar vele partijen overdragen zoals zorginstellingen, scholen, maatschappelijk werk, het cliëntsysteem zelf of naar partijen in het justitie en veiligheidsdomein. Op basis van alle overdrachten in casussen die in het eerste halfjaar van 2022 zijn afgesloten, kan geconcludeerd worden dat er weinig overdrachten naar het justitie- en veiligheidsdomein plaatsvinden. In 0,4 procent van de in het eerste halfjaar 2022 afgesloten casussen waarin minstens één overdracht is geweest15), is een overdracht naar de politie geweest. In het eerste halfjaar 2021 was dit 0,5 procent. In 0,8 procent was er een overdracht (verzoek tot onderzoek) aan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Dit percentage fluctueert wat in de tijd, in het eerste halfjaar 2021 was het 0,9 procent en in het 1e halfjaar 2020 0,7 procent. Naast deze overdrachten aan politie en RvdK kunnen (sommige) betrokkenen van een dergelijke casus ook nog zijn overgedragen aan andere partijen.

In het eerste halfjaar van 2022 zijn door Veilig Thuis 15 505 casussen afgesloten, die betrekking hadden op acute of structureel onveilige situaties16) waarin minstens één overdracht is geweest17). In 0,7 procent van deze casussen is een overdracht aan de politie geweest, dit is een daling van 0,3 procentpunt ten opzichte van het eerste halfjaar van 2021. Er zijn weinig overdrachten aan het Openbaar Ministerie in deze casussen (0,1 procent), dit is vergelijkbaar aan het eerste halfjaar van 2021.

Als een kind ernstig in de knel dreigt te raken, helpt de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) om samen met het kind en de ouders de beste oplossing te zoeken. Alleen als het echt niet anders kan, wordt de rechter erbij betrokken, maar het draait altijd om het belang van het kind. Als de (fysieke) veiligheid en de ontwikkeling van het kind gevaar lopen, dan voert de RvdK een onderzoek uit naar de noodzaak en/of toegevoegde waarde van een kinderbeschermingsmaatregel. De RvdK voert in dit verband twee typen onderzoek uit: onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel en onderzoek naar een maatregel ná ondertoezichtstelling (OTS). Bij onderzoek van de tweede soort loopt al een OTS en is de gecertificeerde instelling die de OTS uitvoert van mening dat de opgelegde OTS niet binnen aanvaardbare termijn het gewenste resultaat zal bereiken, namelijk dat ouders de verantwoording voor de opvoeding weer zelfstandig op kunnen pakken (eventueel met vrijwillige hulp).

In het eerste halfjaar van 2022 heeft de RvdK 6 534 onderzoeken (naar een kinderbeschermingsmaatregel of naar een maatregel ná OTS)18) afgerond, dit zijn er 1 197 minder dan in het eerste halfjaar van 2021. In 757 van de afgeronde onderzoeken naar een kinderbeschermingsmaatregel werd bij aanvang van het onderzoek direct een voorlopige ondertoezichtstelling aangevraagd, bij 73 onderzoeken werd bij de start direct al een voorlopige voogdij aangevraagd. In het onderzoek beoordeelt de raadsonderzoeker of verplichte hulp de beste oplossing is voor het kind. Als verplichte hulp noodzakelijk wordt geacht, doet de RvdK een verzoek (rekest) aan de rechter voor een kinderbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging met als resultaat voogdij)19). In 64% van de 6 534 afgeronde onderzoeken diende de RvdK een rekest in voor een gezagsbeëindigde maatregel (resulterend in voogdij) of een OTS (figuur 5.4). In het eerste halfjaar van 2021 was dit 71 procent.

5.4 Aantal afgeronde onderzoeken 1) RvdK naar besluit
Categories1Rekest Ondertoezichtstelling (aantal)Rekest Ondertoezichtstelling + maatregel uithuisplaatsing (aantal)Voogdij (direct) / gezagsbeëindigende maatregel na OTS (aantal)Geen (nieuwe) kinderbeschermingsmaatregel gevraagd (aantal)
1e halfjaar 2019388812447212580
2e halfjaar 2019348311816972251
1e halfjaar 2020352111226922293
2e halfjaar 2020369510376602235
1e halfjaar 2021367710437402271
2e halfjaar 202129189635422132
1e halfjaar 202228208365222356
1) Alleen onderzoeken naar kinderbeschermingsmaatregel en onderzoeken naar maatregel ná OTS Bron: Raad voor de Kinderbescherming
 

Als de rechter vervolgens besluit tot het opleggen van een jeugdbeschermingsmaatregel, wordt de maatregel uitgevoerd door een gecertificeerde instelling (GI). In het eerste halfjaar van 2022 zijn er 3870 (voorlopige) ondertoezichtstellingen gestart bij de GI’s. Dit zijn er 27 procent minder dan in het eerste halfjaar van 2021.

In het eerste halfjaar van 2022 zijn 4 415 huiselijk geweldzaken ingestroomd bij het Openbaar Ministerie (OM), een daling van 8 procent ten opzichte van het eerste halfjaar van 2021. Tussen het eerste halfjaar van 2020 en het eerste halfjaar van 2021 daalde de instroom ook met 8 procent. Van deze huiselijk geweldzaken is 83 procent ingestroomd via ZSM, dit is vergelijkbaar met het eerste halfjaar van 2021. De afkorting ZSM staat voor zorgvuldig snel maatwerk. Het doel van deze werkwijze is om zorgvuldig, snel en op maat te reageren op criminaliteit. De essentie is dat in elke zaak maatwerk wordt geleverd via een aanpak die recht doet aan de belangen van de verdachte, het slachtoffer en de maatschappij. Daarbij is snelheid een belangrijk element: verdachten en slachtoffers weten snel waar ze aan toe zijn. 
In het eerste halfjaar van 2022 zijn 4 595 huiselijk geweldzaken uitgestroomd bij het OM, dit is een afname van 13 procent ten opzichte van het eerste halfjaar van 2021. In 58 procent van deze zaken besloot het OM de zaak voor de rechter te brengen (beoordeling dagvaarden),een stijging van 4 procentpunt ten opzichte van het eerste halfjaar van 2021, in welke periode in totaal 5 285 huiselijk geweld zaken zijn uitgestroomd bij het OM (zie figuur 5.5).

5.5 Bij het OM uitgestroomde huiselijk geweldzaken naar beslissing
Categories1Beoordeling dagvaarden (aantal)OM-strafbeschikking / OM-transactie (aantal)Onvoorwaardelijk sepot (aantal)Overig (aantal)Voorwaardelijk sepot (aantal)
1e halfjaar 20192585205163035630
2e halfjaar 20192620175159520665
1e halfjaar 20202495205168515730
2e halfjaar 20202355230152515880
1e halfjaar 20212830270152010655
2e halfjaar 2021278019513355480
1e halfjaar 20222675165129015450

In het eerste halfjaar van 2022 heeft de rechter in eerste aanleg een eindvonnis uitgesproken in 2 670 zaken waarin huiselijk geweld ten laste is gelegd. In dezelfde zaak kunnen meerdere feiten ten laste zijn gelegd. Hoewel de feiten los worden beoordeeld, heeft het eindvonnis betrekking op de hele zaak. Hierdoor hoeft het eindvonnis geen betrekking te hebben op het huiselijk geweld; een schuldigverklaring kan dus voor een ander feit zijn dan huiselijk geweld. In 78 procent van de zaken is een schuldigverklaring uitgesproken en in 9 procent een vrijspraak, in het eerste halfjaar 2021 was dit 76 respectievelijk 8 procent. In de overige 335 zaken in het eerste halfjaar van 2022 is een ander eindvonnis uitgesproken, dit betreft onder andere gevoegde zaken, dagvaarding nietig, OM niet ontvankelijk en ontslag van rechtsvervolging.

In het eerste halfjaar van 2022 waren er 1 680 zaken waarin alleen huiselijk geweld bewezen is verklaard. Deze zaken kunnen dus één of meerdere huiselijk geweldfeiten betreffen per zaak, maar géén feiten van een andere aard. Bij deze zaken kan dus met zekerheid gezegd worden dat de straf is opgelegd voor huiselijk geweld. In één zaak kunnen meerdere straffen worden opgelegd. In 1 180 van de huiselijk geweldzaken is een taakstraf opgelegd (met name werkstraffen en een enkele leerstraf), al dan niet (deels) voorwaardelijk. In 785 zaken is een vrijheidsstraf opgelegd en in 130 zaken een geldboete, zie figuur 5.6. In 415 zaken is daarnaast ook een schadevergoeding opgelegd en in 20 gevallen een terbeschikkingstelling (TBS).

5.6 Aantal opgelegde straffen in zaken waarbij alleen huiselijk geweld bewezen is verklaard
categories1Geldboete (aantal opgelegde straffen)Taakstraf (aantal opgelegde straffen)Vrijheidsstraf (aantal opgelegde straffen)
1e halfjaar 20191651100770
2e halfjaar 20191851130875
1e halfjaar 2020105820615
2e halfjaar 20201301130980
1e halfjaar 20211151075880
2e halfjaar 20211401155820
1e halfjaar 20221301180785

13) Dit betreft de meldingen met status ‘definitief’ in het BHV-registratiesysteem van de politie.
14) Dit cijfer op basis van de politieregistratie wijkt af van de cijfers over het aantal meldingen bij Veilig Thuis door de politie (op basis van Beleidsinformatie VT) in hoofdstuk 4. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen hoe deze verschillen kunnen worden geduid.
15) In het 1e halfjaar van 2022 zijn er 43 290 casussen afgesloten. In 35 815 van deze afgesloten casussen heeft 
er minstens 1 overdracht plaatsgevonden.
16) Bij minstens één van de meldingen in de betreffende casus heeft Veilig Thuis bij de veiligheidstaxatie van de melding de conclusie getrokken dat het gaat om acute of structureel onveilige situatie. 
17) In het 1e halfjaar van 2022 zijn in totaal 18 165 casussen met acute of structurele onveilige situaties afgesloten.
18) Elk onderzoek heeft betrekking op één kind.
19) Een eventuele bij de start van het onderzoek al aangevraagde voorlopige ondertoezichtstelling of voogdij wordt niet meegeteld bij het aantal ingediende rekesten na afloop van het onderzoek.