Impactmonitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2022

7. Verantwoording van de impactmonitor

De vorige hoofdstukken van deze rapportage beschrijven de meest recente cijfers over de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierbij is gekeken naar de onderwerpen die de onderzoeksadviescommissie van het programma ‘Geweld hoort nergens thuis’ als meest relevant heeft beschouwd. Een belangrijk uitgangspunt voor de impactmonitor is dat zo veel mogelijk wordt aangesloten op bestaande bronnen en dat aanvullende registraties worden voorkomen. 
Meer achtergrondinformatie over de opzet en inhoud van de monitor is te vinden in:

  • Advies opzet monitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, Adviescommissie onderzoeks- en kennisprogramma Geweld hoort nergens thuis, november 2018.
  • Advies dummy-monitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, Adviescommissie onderzoeks- en kennisprogramma Geweld hoort nergens thuis, juni 2019 te vinden op archief rijksoverheid https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive.

In deze editie wordt gerapporteerd op basis van beschikbare gegevensbronnen en bestaande publicaties. Dit betreft gegevens op basis van de volgende bronnen:

  • Beleidsinformatie Veilig Thuis (VT, bron CBS).
  • Beleidsinformatie Jeugd (BiJ, bron CBS).
  • een onderzoeksprogramma naar de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling bestaande uit verschillende deelstudies en een overkoepelend syntheserapport (bron WODC).
  • een recidive-onderzoek onder daders van huiselijk geweld (bron WODC).
  • Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag van CBS en WODC (bron CBS/WODC).
  • drie studies onder betrokkenen bij huiselijk geweld en kindermishandeling (bron Verwey-Jonker Instituut).
  • politieregistratiegegevens (bron Politie).
  • registraties van de Raad voor de Kinderbescherming (bron RvdK).
  • registraties van OM en Raad voor de rechtsspraak (bron OM en RvdR).
  • aantal slachtoffers moord- en doodslag (bron CBS).

Het CBS heeft geen controle uitgevoerd op cijfers uit andere bronnen. Ook heeft het CBS de methode waarmee deze cijfers zijn berekend niet gecontroleerd of beoordeeld. 

7.1 Beleidsinformatie Veilig Thuis

De indicatoren over Veilig Thuis zijn gebaseerd op het CBS onderzoek ‘Beleidsinformatie Veilig Thuis’. Dit onderzoek levert uitkomsten over huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals dat bij Veilig Thuis in beeld was. Het CBS stelt deze beleidsinformatie halfjaarlijks samen op basis van gegevens afkomstig van de Veilig Thuis organisaties. De aanlevering van deze gegevens aan het CBS is vastgelegd in de wet Wmo 2015, in de vorm van een Informatieprotocol beleidsinformatie Veilig Thuis. Dit informatieprotocol legt gedetailleerd vast welke gegevens aangeleverd moeten worden. De uitkomsten worden op vaste momenten gepubliceerd. De cijfers over het eerste halfjaar verschijnen eind oktober, die over het gehele jaar verschijnen eind april en zijn te vinden op StatLine https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/navigatieScherm/thema?themaNr=84862 en in een regionaal dashboard https://dashboards.cbs.nl/v3/regionaaldashboardveiligthuis/

7.2 Beleidsinformatie Jeugd

De indicator over het aantal gestarte ondertoezichtstellingen is gebaseerd op het CBS onderzoek ‘Beleidsinformatie Jeugd’. Dit onderzoek levert uitkomsten over het aantal jongeren met jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het CBS stelt deze beleidsinformatie halfjaarlijks samen op basis van gegevens afkomstig van de jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen. De aanlevering van deze gegevens aan het CBS is vastgelegd in de Jeugdwet, in de vorm van een Informatieprotocol Beleidsinformatie Jeugd. Dit informatieprotocol legt gedetailleerd vast welke gegevens aangeleverd moeten worden. De uitkomsten worden ieder jaar op vaste momenten gepubliceerd. De cijfers over het eerste half jaar verschijnen eind oktober, die over het gehele jaar verschijnen eind april en zijn te vinden op StatLine https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/navigatieScherm/thema?themaNr=82337 en in een regionaal dashboard https://dashboards.cbs.nl/v3/regionaaldashboardjeugdzorg/

7.3 Politieregistratiegegevens

Het aantal meldingen vanuit de politie aan Veilig Thuis heeft het CBS ontvangen van de politie vanuit de Basisvoorziening Handhaving (BVH). De BVH is het registratiesysteem van de politie waarin de politie meldingen registreert, aangiftes verwerkt en incidenten afhandelt. Bij de melding van een delict kan een rol van de betreffende persoon worden geselecteerd (verdachte, betrokkene, slachtoffer, getuige of benadeelde). Naast de BHV kent de politie ook het registratiesysteem SummiT. Hieronder worden complexe en of gevoelige zaken vastgelegd, bijvoorbeeld zaken over eergerelateerd geweld. Dit gaan om een relatief klein aantal zaken. In deze rapportage is geen gebruik gemaakt van gegevens uit SummIT.

7.4 Onderzoeksprogramma prevalentie huiselijk geweld en kindermishandeling WODC

De omvangschatting van het aantal personen dat te maken heeft met kindermishandeling is gebaseerd op een tweetal deelstudies die onderdeel uitmaken van het onderzoeksprogramma prevalentie huiselijk geweld en kindermishandeling van het WODC. Dit zijn een zelfrapportage onder scholieren in de eerste vier jaar van het voortgezet onderwijs en een informatenstudie onder professionals over kindermishandeling onder alle kinderen tussen de 0 en 17 jaar32). Een derde deelstudie naar het slachtofferschap van huiselijk geweld is in deze editie van de impactmonitor niet meer gebruikt, omdat inmiddels recentere gegevens beschikbaar zijn uit ander onderzoek. In de overkoepelende synthese van Ten Boom & Wittebrood (2019) over de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling worden onder meer deze drie studies in samenhang beschreven. Ook wordt ingegaan op de verschillende gebruikte onderzoeksmethoden waarmee gepoogd is deze lastig meetbare verschijnselen in kaart te brengen. Voor meer informatie over de opzet en uitkomsten van deze drie studies en de beperkingen die elk van de studies met zich meebrengt wordt in de eerste plaats verwezen naar deze laatstgenoemde overkoepelende synthese.

Gedetailleerde informatie is te vinden in de drie genoemde originele publicaties.

  • Eijkern, L. van, Downes, R., & Veenstra, R. (2018). Slachtofferschap van huiselijk geweld: Prevalentieonderzoek naar de omvang, aard, relaties en gevolgen van slachtoffer- en plegerschap. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/2239
    De resultaten uit dit onderzoek zijn gebaseerd op 6 835 respondenten.
  • Alink, L., Prevoo, M., Berkel, S. van, Linting, M., Klein Velderman, M., & Pannebakker, F. (2018). NPM 2017: Nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen. Leiden: Leiden University, Institute of Education and Child Studies / TNO Child Health. https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/2241
    Dit onderzoek is gebaseerd op informatie van 785 informanten.
  • Schellingerhout, R., & Ramakers, C. (2017). Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016. Nijmegen: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/2237
    Dit onderzoek is gebaseerd op informatie van 1 539 scholieren.

7.5 Recidiveonderzoek WODC

Informatie over daders en recidive van huiselijk geweld zijn afkomstig uit de recidive onderzoeken van het WODC:

7.6 Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag 2022 CBS/WODC

Informatie over het aantal slachtoffers (van 16 jaar en ouder) van huiselijk geweld is afkomstig uit het Prevalentieonderzoek Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag (PHGSG) 2022 van het CBS en WODC. De cijfers in deze PHGSG zijn gebaseerd op een internetenquête onder de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder in maart en april 2022. Voor het onderzoek zijn honderdduizend personen benaderd. Ruim 24 duizend personen hebben de vragenlijst ingevuld, een respons van 24,2 procent. Dit grote aantal respondenten maakt het mogelijk om betrouwbare en gedetailleerde uitspraken te doen over de prevalentie van huiselijk geweld en seksueel geweld in Nederland.
De PHGSG beschrijft de aard en de mate waarin huiselijk geweld en seksueel geweld in Nederland voorkomen. Bij huiselijk geweld gaat het om vormen van geweld als fysiek geweld, dwingende controle, stalking door ex-partner en seksueel grensoverschrijdend gedrag die gepleegd worden door iemand uit de huiselijke kring. De term ‘huiselijke kring’ heeft betrekking op de sociale relatie tussen slachtoffer en pleger. Tot de huiselijke kring worden gezins- en familieleden en ook eventuele (ex-)partners gerekend. Seksueel grensoverschrijdend gedrag omvat alle vormen van seksuele intimidatie en geweld. Seksueel grensoverschrijdend gedrag kan binnen en buiten de huiselijke kring plaatsvinden, zowel online als offline, in de ‘echte’ wereld. Een deel van het seksueel grensoverschrijdend gedrag dat in de PHGSG wordt onderzocht valt formeel niet binnen de scope van deze impactmonitor, namelijk het seksueel grensoverschrijdend gedrag dat buiten de huiselijke kring plaatsvindt. Uit de PHGSG blijkt dat seksueel grensoverschrijdend gedrag voor het grootste deel niet in huiselijke kring plaatsvindt: 12 procent van de bevolking van 16 jaar en ouder is slachtoffer geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag buiten de huiselijke kring. Bij 2 procent gebeurde dit binnen de huiselijke kring.

7.7 Cohortstudies Verwey-Jonker Instituut

De outcome-indicatoren in deze impactmonitor, zoals de toe- of afname van geweld en verbetering van welzijn, zijn gebaseerd op drie onderzoeken van het Verwey-Jonker Instituut naar het effect van de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld onder gezinnen/huishoudens die in aanraking zijn gekomen met Veilig Thuis.

2e cohortonderzoek
In de periode 2016 tot en met 2020 is een grootschalig cohortonderzoek in 13 van de 26 Veilig Thuis-regio’s in Nederland uitgevoerd. In het onderzoek zijn anderhalf jaar lang gezinnen met kinderen gevolgd, waar (ex-) partnergeweld en/of kindermishandeling speelt. Dit gebeurt vanaf het moment van melding bij Veilig Thuis. Tijdens het onderzoek hebben drie meetmomenten plaatsgevonden, één kort na de melding bij Veilig Thuis, de tweede meting een jaar na de eerste meting en de derde meting een half jaar na de tweede meting. 576 gezinnen hebben aan alle drie metingen deelgenomen (633 ouders en 978 kinderen). Niet alle in deze impactmonitor opgenomen uitkomsten zijn al in deze vorm gepubliceerd. Meer informatie over deze cohortstudie is te vinden in:

3e cohortonderzoek
Het Verwey-Jonker Instituut voert op dit moment een herhaling van het 2e cohortonderzoek uit, nu in de andere 13 Veilig Thuis regio’s. Ten tijde van publicatie van deze rapportage is in dit 3e cohortonderzoek alleen het eerste meetmoment uitgevoerd. Zie https://www.verwey-jonker.nl/artikel/derde-cohortstudie-huiselijk-geweld-wat-werkt-om-het-geweld-te-stoppen/

Een longitudinaal onderzoek naar de meerwaarde van de jeugdbescherming in gezinnen waar sprake is van kindermishandeling.
In het onderzoek zijn in de periode 2018 tot en met 2021 480 gezinnen, waar sprake is van kindermishandeling en waar een kinderbeschermingsmaatregel is opgelegd, anderhalf jaar gevolgd. Dit na de start van de uitvoering van de maatregel door de gecertificeerde instellingen (GI’s). Ook in dit onderzoek hebben dezelfde drie meetmomenten plaatsgevonden in een periode van anderhalf jaar na start van de uitvoering van de maatregel. Zie https://www.verwey-jonker.nl/publicatie/aanpak-kindermishandeling/

Er zijn enkele verschillen tussen de onderzoeken:

  • In het 3e cohortonderzoek zijn ook geweldsincidenten in de vorm van coercive control (een vorm van partnergeweld) en kind-ouder mishandeling meegenomen. In het 2e cohortonderzoek en het jeugdbeschermingsonderzoek bleven deze vormen van geweld buiten beeld.
  • De onderzoekspopulatie van het 3e cohortonderzoek bevat ook huishoudens zonder kinderen waar sprake was van partnergeweld. 6 procent van de huishoudens in het onderzoek had geen kinderen, 14 procent had geen kinderen in de leeftijd van 3 tot en met 17 jaar. In het 2e cohortonderzoek en het jeugdbeschermingsonderzoek zijn alleen gezinnen met kinderen onderzocht.

De door Verwey-Jonker Instituut geleverde uitkomsten uit de drie onderzoeken wijken heel licht af van de uitkomsten in de eigen publicaties van Verwey-Jonker Instituut. Dit komt omdat in de publicaties van Verwey-Jonker Instituut een klein aantal gezinnen buiten beschouwing zijn gelaten, waar op alle meetmomenten geen geweld speelde. In de tellingen voor de impactmonitor zijn deze gezinnen zonder geweldsincidenten wel meegeteld, omdat in de totale populatie van gezinnen die gemeld worden bij Veilig Thuis of waar een jeugdbeschermingsmaatregel wordt ingezet soms ook geen geweld blijkt te spelen.

De in deze rapportage 2022 getoonde uitkomsten uit het 2e cohortonderzoek wijken soms qua presentatievorm of exacte berekenwijze af van de wijze waarop ze getoond zijn in de rapportages 2020 en 2021. Dit is gedaan om aan te sluiten bij de presentatievorm en berekenwijze uit het 3e cohortonderzoek. Zo is er als presentatievorm vaker gekozen voor een percentage in plaats van een (op zichzelf nietszeggende) score uit de gebruikte vragenlijst. Het Verwey-Jonker instituut heeft voor sommige indicatoren de uitkomsten uit het 2e cohortonderzoek opnieuw berekend volgens de berekenwijze van het 3e cohortonderzoek en aan het CBS geleverd. Dit is onder andere het geval bij de indicatoren over kwaliteit van leven kinderen, emotioneel onveilig gehechte kinderen en kinderen met traumaklachten. Bij deze indicatoren is nu ook gebruik gemaakt van de door een ouder ingevulde vragenlijst als het kind zelf geen vragenlijst had ingevuld. In de eerdere edities van deze rapportage was alleen uitgegaan van de vragenlijsten die kinderen zelf hadden ingevuld. Bij de indicator met het percentage kinderen met klinische traumaklachten speelt daarnaast nog dat er nu gebruik is gemaakt van een Nederlandse normering in plaats van een Amerikaanse normering, waardoor het percentage kinderen met klinische traumaklachten in de 2e cohortstudie fors stijgt ten opzichte van de eerdere edities van deze rapportage.

7.8 Registraties Raad voor de Kinderbescherming

Het aantal onderzoeken en besluiten heeft het CBS ontvangen van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) vanuit het digitale Kinderbescherming Bedrijfsprocessensysteem (KBPS). In dit systeem legt de RvdK een dossier aan van ieder kind naar wie een onderzoek wordt ingesteld. Per dossier worden persoonlijke gegevens van het kind geregistreerd, en per onderzoek o.a. contacten, binnengekomen en uitgaande stukken, de overwegingen en besluiten van de onderzoeken.

7.9 Registraties OM en Raad voor de rechtspraak

De instroom en beslissingen van het Openbaar Ministerie (OM) in huiselijk geweldzaken heeft het CBS ontvangen van het OM. Het aantal zaken waarin huiselijk geweld ten laste is gelegd en de opgelegde straffen en maatregelen heeft het CBS ontvangen van de Raad voor de rechtspraak. Deze gegevens zijn afkomstig uit de systemen COMPAS en GPS. In het Communicatiesysteem Openbaar Ministerie Parket AdminiStratie (COMPAS) zijn gegevens opgenomen over de ingeschreven rechtbankstrafzaken bij het Openbaar Ministerie (OM) evenals de afdoening van deze zaken door het OM en de rechter in eerste aanleg. Het systeem bevat een grote hoeveelheid gegevens over het verloop en de afloop van elke strafzaak inclusief gegevens over de verdachte en/of de vervolgde (rechts)persoon. Het Geïntegreerd Processysteem (GPS) is ontwikkeld ter vervanging van COMPAS en is sinds 2008 geleidelijk ingevoerd. De meerderheid van de relatief eenvoudige zaken worden in GPS geregistreerd en beoordeeld. De complexe zaken, bijvoorbeeld zaken die door de meervoudige kamer behandeld worden of grote onderzoekszaken, worden geregistreerd in COMPAS.
In het Geïntegreerd Processysteem (GPS) zijn gegevens opgenomen over de ingeschreven rechtbankstrafzaken bij het Openbaar Ministerie (OM) evenals de afdoening van deze zaken door het OM en de rechter in eerste aanleg. Het systeem bevat een grote hoeveelheid gegevens over het verloop en de afloop van elke strafzaak inclusief gegevens over de verdachte en/of de vervolgde (rechts)persoon.

7.10 Aantal slachtoffers moord- en doodslag CBS

Elk jaar publiceert het CBS het aantal slachtoffers van moord- en doodslag, waarbij deze slachtoffers worden uitgesplitst naar een aantal kenmerken, waaronder de relatie tot de (vermoedelijke) dader.
Deze cijfers hebben betrekking op alle moorden die in Nederland hebben plaatsgevonden. Het gaat hierbij zowel om ingezetenen (personen die op het moment van overlijden staan ingeschreven bij de Basisregistratie Personen), als om niet-ingezetenen (in 2020 was dit 12 procent van alle slachtoffers van moord en doodslag). Deze gegevens worden opgenomen in de “Statistiek van de niet-natuurlijke dood”, die vanaf 1996 wordt bijgehouden. 
De belangrijkste bronnen voor deze cijfers over moord en doodslag zijn:

  • gegevens uit de door de behandelend arts of lijkschouwer ingevulde doodsoorzaakformulieren;
  • rechtbankdossiers in geval van niet-natuurlijke dood.

Hierbij kan het onderscheid tussen doodslag (iemand is opzettelijk van het leven beroofd) en moord (er is tevens sprake van voorbedachten rade) niet worden gemaakt, omdat op het moment van raadpleging van de rechtbankdossierszaak (nog) geen gerechtelijk vonnis is geveld. Hierdoor kan het onderscheid tussen verdachte en dader eveneens niet worden gemaakt. De meest recente cijfers die het CBS hierover heeft gepubliceerd zijn op de website van het CBS te vinden, zie https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2022/39/moord-en-doodslag-2021

32) Binnen het onderzoeksprogramma zijn voor de omvang van huiselijk geweld, net als bij omvang van kindermishandeling, twee deelstudies uitgevoerd. De tweede deelstudie voor huiselijk geweld, de vangst-hervangstomvangschatting huiselijk geweld op basis van politieregistraties van Universiteit Utrecht (Van der Heijden e.a., 2019), leverde echter geen betrouwbare resultaten op.