Lagere energierekening, effecten van lagere prijzen en energiebesparing

4. Verschillen tussen huishoudens

De gemiddelde energierekening brengt de effecten van prijsveranderingen en de gemiddelde daling van het energieverbruik landelijk in beeld. Voor individuele huishoudens kan de energierekening er echter heel anders uitzien. Het ene huishouden verbruikt bijvoorbeeld meer aardgas omdat het huis groter is of slechter geïsoleerd. Het andere huishouden verbruikt wellicht minder gas omdat het huishouden en de woning kleiner zijn of omdat de bewoners heel energiezuinig leven. Ook de elektriciteitslevering kan hoger of lager zijn dan gemiddeld door het gebruik van apparaten, de aanwezigheid van zonnepanelen, de aansluiting op stadsverwarming of de gedeeltelijke elektrificatie van de warmtevoorziening. Tot slot kunnen individuele huishoudens door het contract dat zij met hun leverancier afsluiten meer of minder betalen voor de energie die zij afnemen. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de spreiding van de energierekening tussen huishoudens uitgaande van de gemiddelde energietarieven die in de vorige hoofdstukken zijn gepresenteerd.

4.1 Energierekening tien groepen huishoudens 2018-2021

Het CBS ontwikkelde, op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, tien herkenbare profielen van woningen en bewoners en publiceert daarvoor het gemiddeld aardgas- en elektriciteitsverbruik. Voor 2018 en 2019 zijn inmiddels de verbruiken gepubliceerd. De tien profielen verschillen naar woningtype, woonoppervlakte, bouwjaar en het aantal bewoners en beschrijven herkenbare grotere groepen van huishoudens. Hiermee kunnen huishoudens snel zien hoe hun eigen energieverbruik en energierekening zich verhoudt tot die van vergelijkbare huishoudens. Hiervoor worden alleen woningen gebruikt die hoofdzakelijk verwarmd worden met aardgas en waarvoor een elektriciteitslevering bekend is. Woningen met stadswarmte en all electric woningen voldoen niet aan de eerste voorwaarde en worden dus niet meegenomen in de berekening van het gemiddelde verbruik. Daarnaast zijn er woningen die om datatechnische redenen niet gebruikt kunnen worden. Door deze extra selecties bevat deze groep circa 84 procent van alle bewoonde woningen in 2019. De hier gepresenteerde huishoudensprofielen omvatten 78 procent daarvan, ofwel 64 procent van alle bewoonde woningen. Aardgasleveringen voor deze profielgroepen zijn gecorrigeerd voor temperatuur overeenkomstig de methode van de KEV.

In een artikel over de energierekening van begin 2020 werd voor het eerst inzicht gegeven in de gemiddelde energierekening van de verschillende huishoudensprofielen. Destijds waren alleen nog CBS-verbruiksdata beschikbaar voor het jaar 2018. Een jaar later zijn ook voorlopige data beschikbaar voor het jaar 2019. Daarmee is het mogelijk om een indruk te krijgen van de ontwikkeling in verbruik per huishoudensprofiel. Tabel 4.1 laat zien dat gemiddeld voor de meeste groepen huishoudens de hoeveelheid geleverde elektriciteit in deze periode 2 à 3 procent daalde. Alleen voor de grootste, oudste vrijstaande woningen met meer bewoners was de daling iets beperkter. Het gasverbruik daalde tussen 2018 en 2019 voor alle groepen met 7 tot bijna 9 procent. Deze daling is niet toe te schrijven aan veranderende weersomstandigheden omdat de aardgasverbruiken gecorrigeerd zijn voor temperatuur. Dit is een opvallend grote daling voor een enkel jaar. Het is te vroeg om te kunnen beoordelen of dit een bepaalde trend zou kunnen zijn, of dat er onbekende eenmalige factoren aan ten grondslag liggen.

Tabel 4.1 Ontwikkeling energieverbruik per groep van huishoudens, 2018-2019
2018*1)2018*1)2019*2)2019*2)2019* t.o.v. 2018*2019* t.o.v. 2018*
Elektriciteit (kWh)Aardgas (m3)Elektriciteit (kWh)Aardgas (m3)Elektriciteit (kWh)Aardgas (m3)
Een bewoner in nieuw, klein appartement16406701610620-1,80%-7,50%
Een bewoner in oud, klein appartement15808701550810-1,90%-6,90%
Een bewoner in oude, kleine rijwoning 1730116016901060-2,30%-8,60%
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning 2050138020001260-2,40%-8,70%
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement2280109022201010-2,60%-7,30%
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning 2860133027801230-2,80%-7,50%
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning 3340117032601080-2,40%-7,70%
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning 3290151031901390-3,00%-7,90%
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning 3950210038601940-2,30%-7,60%
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning4490262044502400-0,90%-8,40%

Bron: CBS
* Voorlopige cijfers
1) Gemiddelde energielevering aardgaswoningen 2018
2) Gemiddelde energielevering aardgaswoningen 2019

 

Tabel 4.1 laat zien dat het gemiddelde verbruik van alle huishoudensprofielen daalde tussen 2018 en 2019, maar wel in verschillende mate. De ontwikkelingen in dit verbruik hebben een directe invloed op de energierekening. De daadwerkelijke ontwikkelingen in 2020 en 2021 zijn nog niet bekend en daarom wordt, net als in hoofdstuk 2, gebruik gemaakt van prognoses voor het energieverbruik in deze jaren. Deze prognoses sluiten aan bij de ontwikkelingen in de KEV 2020. Er is niet voldoende informatie om daarbij onderscheid te maken tussen de verschillende huishoudensprofielen. Voor alle groepen wordt daarom aangenomen dat het energieverbruik met hetzelfde percentage daalt, gebaseerd op de ontwikkelingen in het gemiddelde verbruik, zoals weergegeven in hoofdstuk 2. De daling in de gemiddelde elektriciteitslevering tussen 2019 en 2020 is 7 procent en tussen 2021 en 2019 is dit 10 procent. Het gemiddelde gasverbruik daalt tussen 2019 en 2020 met 3 procent en tussen 2021 en 2019 met 5 procent. In de berekening van dit verbruik wordt uitgegaan van gemiddelde weersomstandigheden in Nederland (temperatuur gecorrigeerde verbruiken). Er wordt geen rekening gehouden met het eventuele effect van de coronamaatregelen in 2020 en 2021. Door de relatief warme wintermaanden in 2020 kunnen de daadwerkelijke energierekeningen mogelijk iets lager uitvallen, terwijl het effect van meer thuis zijn door corona mogelijk tot hogere energiekosten leidt.

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ontwikkelingen in de jaargemiddelde energieprijzen tot en met 2020, en de prijzen van januari 2021. Gecombineerd met de indicatieve verbruiken per huishoudensprofiel in 2020 en 2021 is het mogelijk om een indicatief beeld te geven over de ontwikkeling in de gemiddelde energierekening per huishoudensprofiel (zie figuur 4.1 en tabel 4.2). Hierbij zijn zowel veranderingen in de energieprijzen als in de energieverbruiken meegenomen in de berekening.

Figuur 4.1 en tabel 4.2 laten zien dat eenpersoonshuishoudens in een klein, nieuw appartement het minste uitgeven aan energie. Aan de ander kant hebben meerpersoonshuishoudens in grote, oude vrijstaande woningen de hoogste energierekening. Deze laatste groep geeft door de jaren heen gemiddeld ongeveer drie keer zoveel uit aan aardgas en elektriciteit dan de eenpersoonshuishoudens met een klein, nieuw appartement.

Verder is te zien dat alle groepen huishoudens door de tijd heen hetzelfde patroon volgen: van 2018 tot 2019 stijgt de energierekening flink, om vervolgens in 2020 te dalen tot onder het niveau van 2018. In vergelijking met de analyses van de zuivere prijsontwikkeling valt op dat de prijsstijging tussen 2018 en 2019 deels gecompenseerd werd door het dalend energieverbruik. Verder is de daling van de energierekening tussen 2019 en 2020 sterker door het geraamde dalend energieverbruik. Pas in de loop van 2021, als de daadwerkelijke energieverbruiken van 2020 bekend worden, zal duidelijk worden of veranderende energieconsumptie door de coronamaatregelen de daling van de energierekening tussen 2019 en 2020 dempt of zelfs teniet doet.

Deze tabel en figuur maken niet in één oogopslag duidelijk wat de onderlinge relatieve verschillen zijn. Vorig jaar hebben we al laten zien dat tussen 2018 en 2019 huishoudens met een lage energieconsumptie relatief harder geraakt werden door de oplopende energietarieven, met name door de verminderde teruggave van de energiebelasting. Tussen 2019 en 2020 pakte de verhoogde teruggave van de energiebelasting per elektriciteitsaansluiting juist relatief gunstig uit bij een laag verbruik. De ontwikkeling van het energieverbruik voor de groepen van huishoudens tussen 2018 en 2019 (zie tabel 4.1) verandert niets aan deze prijseffecten. Tussen januari 2020 en januari 2021 veranderen de verschillen in de hoogte van de energierekening niet sterk tussen huishoudens. Huishoudens met een hoog energieverbruik zien in absolute zin de energierekening meer dalen, maar relatief zijn de verschillen vrijwel nihil waardoor de onderlinge verhoudingen ongeveer gelijk blijven. Ten opzichte van januari 2020 daalt de energierekening voor alle groepen ongeveer 6 procent (tabel 4.2). De verschillen tussen groepen in 2021, en ook in 2020, kunnen nog wel beïnvloed worden door de nu nog onbekende effecten van de coronamaatregelen op het energieverbruik van huishoudens. Ook kunnen de verschillen tussen groepen van huishoudens veranderen als bepaalde huishoudens in deze jaren bijvoorbeeld vaker energiebesparende maatregelen nemen dan andere huishoudens.

4.1 Indicatie van de energierekening 1) naar woningtype2) en aantal bewoners
 2020 (euro)2019 (euro)2018 (euro)
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning279030702910
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning 232025902440
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning 176020201890
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning 154017901670
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning 155018001680
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement127015101390
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning 142016501540
Een bewoner in oude, kleine rijwoning120014301320
Een bewoner in oud, klein appartement97012001090
Een bewoner in nieuw, klein appartement8501070970
1) Voor 2018-2020 is uitgegaan van de gemiddelde jaarprijzen in het betreffende jaar; verbruiken 2018 en 2019 zijn gebaseerd op waarnemingen en 2020 op prognose PBL. 2) Een rijwoning is een tussen-, hoek- of 2-onder-1-kapwoning; oud heeft betrekking op woningen tot 1992, nieuw op woningen die zijn gebouwd in 1992 of daarna; klein geeft aan dat woningen kleiner zijn dan 100 m2, middel duidt woningen aan van 100 tot 150 m2 en bij groot zijn woningen 150 m2 en groter.

Tabel 4.2 Indicatie van de energierekening voor groepen van huishoudens op basis van prijzen in januari 2020 en januari 2021, in euro 1) 2)
StandEffect van verandering in Effect van verandering inStand
jan '20prijs3)verbruik3)jan '21
Een bewoner in nieuw, klein appartement875-35-20820
Een bewoner in oud, klein appartement1010-40-25950
Een bewoner in oude, kleine rijwoning1250-50-301170
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning1475-55-351385
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement1320-50-301235
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning1615-60-401515
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning1595-60-401495
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning1830-70-451720
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning2415-90-602270
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning2905-105-702730
1) Prijzen zijn gebaseerd op de waargenomen prijzen in januari 2020 en januari 2021; voor de verbruiken is uitgegaan van de geraamde jaarverbruiken volgens de langjarige prognose van de KEV; er is geen rekening gehouden met de mogelijke effecten van de coronamaatregelen in 2020 en 2021
2) Een rijwoning is een tussen-, hoek- of 2-onder-1-kapwoning; oud heeft betrekking op woningen tot 1992, nieuw op woningen die zijn gebouwd in 1992 of daarna; klein geeft aan dat woningen kleiner zijn dan 100 m2, middel duidt woningen aan van 100 tot 150 m2 en bij groot zijn woningen 150 m2 en groter.
3) Door afronding tellen de energierekening in januari 2020 en de effecten van de veranderingen in prijs en verbruik niet altijd exact op tot de energierekening in januari 2021.

4.2 Spreiding binnen groepen van huishoudens

Uit de analyses in de vorige paragraaf wordt duidelijk dat de energierekening sterk kan verschillen tussen huishoudensprofielen. Maar ook binnen deze groepen is de energierekening verre van homogeen. In Tabel 4.3 staat per groep naast het gemiddelde van de hele groep ook de grens waarboven de 10 procent huishoudens met de hoogste energierekening en de grens waaronder de 10 procent huishoudens met de laagste energierekening zich bevinden. Tabel 4.3 toont ook de mediaan: de helft van de huishoudens in een groep heeft een energierekening hoger dan de mediaan en de helft heeft een lagere energierekening. Uit deze tabel blijkt bijvoorbeeld dat 10 procent van de eenpersoonshuishoudens in kleine, oude appartementen minimaal 10 euro meer uitgeven aan hun energierekening dan de 10 procent meerpersoonshuishoudens met de laagste energierekeningen in oude, grote rijwoningen. Deze verschillen kunnen samenhangen met factoren die niet meegenomen zijn in de definitie van de profielgroepen, zoals het exacte aantal inwoners of de energiebesparende maatregelen die zijn getroffen. Maar deze verschillen worden ook veroorzaakt door keuzes met betrekking tot het energieverbruik van huishoudens, bijvoorbeeld de tijd die mensen thuis doorbrengen, de temperatuur waarop kamers verwarmd worden, het aantal apparaten in de woning en het gebruik ervan, etc. Als het thuiswerken door corona in 2020 en 2021 bijvoorbeeld niet gelijk over of binnen de groepen van huishoudens is verdeeld, kan dit de extremen binnen de groep verder vergroten of juist verkleinen.

Tabel 4.3 Diverse spreidingsmaten voor de energierekening voor groepen van huishoudens, januari 2021, in euro 1)
GemiddeldLaagste 10%Mediaan (50%)Hoogste 10%
Een bewoner in nieuw, klein appartement8204507801220
Een bewoner in oud, klein appartement9504809151435
Een bewoner in oude, kleine rijwoning 117069011251705
Een bewoner in oude, middelgrote rijwoning 138581513252030
Twee of meer bewoners in oud, klein appartement123570511901815
Twee of meer bewoners in oude, kleine rijwoning 151597014652120
Twee of meer bewoners in nieuwe, middelgrote rijwoning 149597014502070
Twee of meer bewoners in oude, middelgrote rijwoning 1720111516652385
Twee of meer bewoners in oude, grote rijwoning 2270142021803245
Twee of meer bewoners in oude, grote vrijstaande woning2730159025654100
1) Op basis van waargenomen tarieven in januari 2021 en de prognose voor het jaargebruik in 2021 zoals elders in het artikel toegelicht