Tijdlijn Steenkoolwinning

5. De bevolkingsontwikkeling in de mijnstreek

Door de groei van de mijnbouwsector was er vanaf het einde van de negentiende eeuw een grote behoefte aan werknemers. Er vestigden zich dan ook veel mensen in de mijnstreek. Een deel hiervan kwam uit het buitenland: zo woonden er in 1909 ruim 16 duizend Duitsers en bijna 5 duizend Belgen in Limburg. Daarnaast was er vanaf begin twintigste eeuw sprake van een stevig geboorteoverschot in de streek, net als in de rest van Nederland. Dat wil zeggen dat er meer kinderen geboren werden dan er mensen overleden. De vele baby’s zorgen samen met de vele nieuwkomers voor een snelle groei van de bevolking.

5.1 Bevolking mijnzetelgemeenten
jaarBevolking (x 1 000)
188017,5
1881
1882
1883
1884
1885
1886
1887
1888
1889
189019,0
1891
1892
1893
1894
1895
1896
1897
1898
1899
190023,3
1901
1902
1903
1904
1905
1906
1907
1908
1909
191039,3
1911
1912
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
192088,5
192191,6
192294,0
192399,8
1924105,9
1925111,2
1926117,5
1927124,3
1928128,4
1929134,8
1930138,0
1931143,7
1932146,0
1933146,2
1934144,4
1935142,6
1936142,5
1937143,8
1938144,7
1939145,7
1940148,6
1941151,8
1942154,2
1943157,0
1944160,0
1945163,6
1946163,3
1947165,6
1948171,2
1949176,0
1950180,4
1951184,3
1952188,7
1953192,6
1954196,1
1955199,9
1956204,0
1957208,3
1958213,4
1959217,5
1960220,3
1961224,0
1962228,1
1963231,1
1964234,2
1965236,1
1966236,4
1967234,7
1968231,5
1969230,0
1970231,1
1971230,8
1972229,2
1973227,2
1974225,8
1975225,4
1976225,4
1977225,2
1978225,1
1979225,3
1980225,4

In 1920 was de bevolking vergeleken met tien jaar eerder meer dan verdubbeld, van 40 duizend in 1910 naar bijna 90 duizend tien jaar later. Hierbij zijn alleen de inwoners van de zeven zogeheten ‘mijnzetelgemeenten’ geteld, de gemeenten waarin een mijn ‘zetelde’. Met de ‘mijnstreek’ wordt doorgaans een nog iets groter gebied aangeduid, waarvan de omringende dorpen ook deel uitmaakten. De mijnzetelgemeenten waren Brunssum, Eygelshoven, Geleen, Heerlen, Hoensbroek, Kerkrade en Schaesberg. Een deel hiervan is na het Limburgse mijnbouwtijdperk opgegaan in grotere gemeenten.

5.2 Bevolking mijnzetelgemeenten, ontwikkeling t.o.v. tien jaar eerder
jaarmutatie (%)
18908,2
190022,9
191068,5
1920125,3
193055,9
19407,7
195021,4
196022,2
19704,9
1980-2,5

Arbeiderswoningen in Voerendaal van de in 1911 opgerichte vereniging
© Spaarnestad Photo / Wiel van der Randen

Bevolkingsgroei na jaren twintig bescheiden

In de jaren dertig was de groei van de bevolking niet meer zo groot. Er was in de jaren dertig zelfs sprake van een vertrekoverschot. Er vertrokken dus meer mensen uit deze streek dan dat er zich vestigden. Na de Tweede Wereldoorlog nam de bevolking in de mijnzetelgemeenten wel verder toe, maar het groeitempo werd nooit meer zo hoog als begin twintigste eeuw. Al met al groeide de bevolking in de mijnzetelgemeenten van 23 duizend in 1900 naar 236 duizend mensen in 1965. Daarna nam het aantal mensen er een tijd lang af.

5.3 Bevolkingsontwikkeling mijnzetelgemeenten, naar oorzaak
jarenGeboorteoverschot (x 1 000)Vestigingsoverschot (x 1 000)
1881-18902,1-0,7
1891-19003,11,2
1901-19106,99,1
1911-192014,934,4
1921-193028,021,3
1931-194027,3-14,0
1941-195030,90,7
1951-196036,63,3
1961-197028,6-17,5
1971-19806,6-12,3

Kerkrade en Heerlen kregen als eerste een meer stedelijk karakter. Aanvankelijk was Kerkrade groter, maar vanaf 1920 was Heerlen de grootste mijnzetelplaats. Heerlen kreeg de belangrijkste centrumfunctie in de regio. Kerkrade was de nummer twee in de regio, Geleen nummer drie. In alle drie de plaatsen kromp de bevolking na de mijnsluiting. 

Mijnwerkers stappen in de lift van de steenkolenmijn in Limburg, 1946.
© Spaarnestad Photo / Henk Blansjaar

5.4 Bevolking individuele mijnzetelgemeenten
jaarBrunssum (x 1 000)Eygelshoven (x 1 000)Geleen (x 1 000)Heerlen (x 1 000)Hoensbroek (x 1 000)Kerkrade (x 1 000)Schaesberg (x 1 000)
18801,20,52,35,11,26,11,2
18901,10,52,45,41,27,11,2
19001,20,62,66,61,39,61,4
19101,51,43,012,11,616,63,0
19209,82,54,532,37,825,56,2
193016,03,912,446,913,636,78,4
194016,64,216,251,314,238,27,9
195020,75,322,161,217,743,410,0
196024,66,031,672,421,749,314,7
197026,15,836,975,122,847,816,6
198026,25,935,571,422,746,817,0

Bronnen

StatLine - Bevolking, huishoudens en bevolkingsontwikkeling; vanaf 1899

StatLine - Gebieden; overzicht vanaf 1930

CBS, 1899-1971, Volkstellingen

CBS, 2024, Tijdlijn bevolking tellen