5. 1989 Globalisering en Europese integratie na de val van de Muur
Op geopolitiek vlak vonden eind jaren tachtig en begin jaren negentig grote veranderingen plaats. De belangrijkste was de val van de Berlijnse Muur in 1989 en de ontwikkelingen in het verlengde hiervan. Oost- en West-Europa waren hierna weer verbonden, wat uiteraard ook grote consequenties had voor de handel. Ook werd de interne Europese markt steeds verder ontwikkeld. Eerdere ontwikkelingen in de internationale transportsector faciliteerden een de groei van de wereldhandel.
In 1966 werd in de Rotterdamse haven de eerste container gelost (Port of Rotterdam). Ontwikkeling van het containervervoer, vergaande liberalisering van handels- en kapitaalstromen en relatief goedkope brandstof maakten het veel lucratiever om over grote afstanden te handelen. De Rotterdamse haven zat midden in deze ontwikkeling en groeide uit tot een van de grootste ter wereld, waardoor Nederland een belangrijk internationaal logistiek knooppunt werd.
Door de ICT-revolutie begin jaren negentig werd het tevens mogelijk – gecoördineerd – specifieke onderdelen van productieprocessen of complexe taken af te splitsen en naar andere werelddelen te verplaatsen (outsourcing/offshoring). Nederland profiteerde in de tweede helft van de jaren negentig sterk van de toenemende globalisering. Nederland breidde zijn handelsbetrekkingen uit naar nieuwe opkomende markten in Azië, zoals China en India. De Nederlandse handel omvatte een breed scala aan goederen, waaronder elektronica, chemische producten, landbouwproducten en diensten zoals financiën en verzekeringen.
| Jaar | Voeding en dranken en tabak (%) | Grondstoffen, oliën en vetten (%) | Minerale brandstoffen (%) | Chemische producten (%) | Fabricaten (%) | Machines (%) |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 1989 | 19,7 | 6,8 | 9,0 | 18,0 | 23,8 | 22,6 |
| 1990 | 19,4 | 6,3 | 9,7 | 17,0 | 24,0 | 23,6 |
| 1991 | 19,6 | 6,4 | 9,9 | 16,1 | 24,3 | 23,6 |
| 1992 | 20,5 | 6,5 | 8,6 | 15,8 | 24,7 | 24,0 |
| 1993 | 20,7 | 6,4 | 8,9 | 15,9 | 23,3 | 24,9 |
| 1994 | 19,8 | 6,8 | 7,5 | 17,5 | 23,2 | 25,3 |
| 1995 | 18,7 | 6,2 | 7,0 | 18,2 | 22,9 | 26,9 |
| 1996 | 18,1 | 6,3 | 7,5 | 16,5 | 23,0 | 28,7 |
| 1997 | 16,7 | 6,2 | 7,2 | 16,3 | 23,3 | 30,3 |
| 1998 | 16,2 | 6,2 | 5,6 | 15,7 | 23,3 | 33,0 |
| 1999 | 15,9 | 6,1 | 5,9 | 15,3 | 22,9 | 33,9 |
| 2000 | 14,3 | 5,7 | 8,6 | 15,6 | 21,6 | 34,3 |
| 2001 | 14,4 | 5,4 | 9,2 | 15,3 | 21,2 | 34,5 |
| 2002 | 15,3 | 5,9 | 8,2 | 16,5 | 21,5 | 32,7 |
| 2003 | 15,1 | 6,0 | 8,3 | 16,6 | 21,3 | 32,8 |
| 2004 | 14,3 | 6,2 | 8,7 | 17,0 | 20,8 | 32,9 |
| 2005 | 13,5 | 6,1 | 11,0 | 16,9 | 20,2 | 32,3 |
| 2006 | 12,7 | 6,2 | 13,0 | 16,6 | 20,7 | 30,7 |
| 2007 | 12,8 | 6,1 | 12,1 | 17,1 | 19,2 | 32,6 |
| 2008 | 13,0 | 6,0 | 15,3 | 17,8 | 18,9 | 29,0 |
Europese Unie, Economische en Monetaire Unie en de euro
De val van de Muur vormde ook een impuls voor de verdere integratie van Europa. In 1992 werd het Verdrag van Maastricht ondertekend, waardoor de eerdere Europese Gemeenschappen uitgroeiden tot de huidige Europese Unie. De douane-unie werd omgezet in een interne markt en vanaf 1999 een muntunie. Naast een verdieping heeft er ook verbreding plaatsgevonden. De Europese Gemeenschap werd in verschillende stappen uitgebreid met meerdere landen. Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland werden in 1973 lid. In de tachtiger jaren werd de EG uitgebreid met Griekenland (1981), Portugal en Spanje (1986). Vervolgens werden Finland, Oostenrijk en Zweden in 1995 toegevoegd. De grootste uitbreiding kwam echter in 2004 toen tien landen in één keer lid werden. Veel van deze landen hoorden voorheen bij het communistische blok.

De Economische en Monetaire Unie (EMU) kwam tot stand door het Verdrag van Maastricht uit 1992 en werd in 1999 functioneel. Deze monetaire unie bestond toen uit elf EU-landen (zie infographic). In 2001 voegde Griekenland zich als twaalfde land bij de EMU en sindsdien traden nog acht landen toe. Sinds 2023 omvat de eurozone twintig landen, waarvan Kroatië op 1 januari 2023 als laatste toetrad.
Met de invoering van de euro in 2002 werd de Nederlandse handel met de andere negentien EU-landen die deel uitmaken van de eurozone nog minder gecompliceerd, doordat de deelnemende landen gebruikmaken van dezelfde munteenheid (Creemers en Draper, 2022). In 1999 zaten de munten van de deelnemende landen al aan elkaar vast. In 2023 bedroeg de totale Nederlandse import 606,3 miljard euro. Dat is drie keer meer dan in 2002. Alhoewel de import van de eurolanden werd vergemakkelijkt, komt 60 procent van de goederenimport uit niet-eurozonelanden. Dat aandeel neemt bovendien toe. In 2002 lag het op 53 procent. Dat het stijgt komt vooral door de groeiende import vanuit Europese landen buiten de eurozone én Oost-Aziatische handelspartners zoals China, Japan, Taiwan en Zuid-Korea.
| Jaar | Invoer uit eurozone (mld euro) | Invoer uit niet-eurozone (mld euro) | Uitvoer naar eurozone (mld euro) | Uitvoer naar niet-eurozone (mld euro) |
|---|---|---|---|---|
| 2002 | 94,2 | 106,3 | 142,7 | 90,0 |
| 2003 | 95,9 | 106,6 | 144,3 | 89,9 |
| 2004 | 102,8 | 121,2 | 155,1 | 100,8 |
| 2005 | 108,9 | 141,0 | 168,1 | 113,4 |
| 2006 | 120,0 | 165,4 | 187,7 | 131,5 |
| 2007 | 131,0 | 176,3 | 200,5 | 147,2 |
| 2008 | 142,0 | 193,9 | 218,4 | 152,4 |
| 2009 | 116,1 | 158,1 | 181,7 | 128,0 |
| 2010 | 132,8 | 199,2 | 216,5 | 155,4 |
| 2011 | 143,9 | 221,1 | 238,0 | 171,8 |
| 2012 | 146,9 | 242,8 | 244,1 | 186,0 |
| 2013 | 148,8 | 237,7 | 245,7 | 187,7 |
| 2014 | 147,8 | 234,7 | 244,0 | 189,5 |
| 2015 | 153,3 | 218,9 | 229,5 | 189,5 |
| 2016 | 153,1 | 215,9 | 229,5 | 193,9 |
| 2017 | 169,9 | 239,0 | 252,5 | 215,1 |
| 2018 | 180,0 | 261,3 | 267,2 | 230,8 |
| 2019 | 186,4 | 273,6 | 273,3 | 242,1 |
| 2020 | 176,0 | 247,9 | 256,1 | 226,7 |
| 2021 | 216,3 | 310,9 | 327,2 | 262,1 |
| 2022 | 252,9 | 415,8 | 426,5 | 296,7 |
| 2023* | 241,5 | 364,9 | 390,2 | 289,7 |
In 2023 exporteerden Nederlandse bedrijven voor 680 miljard euro aan goederen. Dat is bijna 3 keer meer dan vóór de introductie van de euro. In 2002 had nog 61 procent van de goederenexport een land binnen het eurogebied als bestemming. In 2023 was dat 57 procent van de Nederlandse goederenexport naar deze groep landen. Voor de export is de eurozone dus wel het belangrijkste afzetgebied, al is het relatieve belang licht afgenomen. Dat komt vooral door toegenomen export naar Oost-Azië.
De belangrijkste handelspartners binnen de eurozone in 2023 waren Duitsland, België en Frankrijk. In deze volgorde zijn zij het belangrijkst voor onze goederenimport en -export. Vanuit de eurozone importeert Nederland vooral industrieproducten zoals ijzer en staal en kleding, maar ook chemische producten, waaronder medicinale en farmaceutische producten. Fabricaten, chemische producten, voedingsmiddelen en machines en apparaten zijn de belangrijkste goederen die Nederland exporteert naar andere landen in de eurozone.