1. Handelsbeperkingen en bloei
Aan het begin van de twintigste eeuw was Nederland een belangrijke handelsnatie met een sterke focus op scheepvaart en internationale goederenhandel. De Nederlandse handelsvloot was een van de grootste ter wereld, en Nederlandse koloniën zoals Nederlands-Indië (het huidige Indonesië) en Suriname speelden nog een belangrijke rol in de Nederlandse handelsactiviteiten. De Eerste Wereldoorlog tussen 1914 en 1918 had weliswaar een sterk verstorend effect op de internationale handel, maar Nederland bleef neutraal en kon een deel van zijn handelsactiviteiten handhaven.
Nederland handelde toentertijd voornamelijk in agrarische producten, zoals zuivelproducten, granen en bloembollen (CBS, 2018). De handel vond veelal plaats met Europese landen zoals Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België en ook met de VS waren er nauwe handelsbetrekkingen. Ook de goedereninvoer uit de voormalig Nederlandse kolonie Nederlands-Indië (nu Indonesië) behoorde tot de grensoverschrijdende goederenhandel van Nederland, waarbij veelal grondstoffen zoals olie, rubber, koffie, thee en specerijen werden ingevoerd.

In de onderstaande figuur is de omvang van zowel de goederenimport als de -export ten opzichte van de omvang van de economie weergegeven voor de periode 1917 tot en met 1929. Het is duidelijk te zien dat de Nederlandse handel in de laatste oorlogsjaren 1917 en 1918 erg belemmerd werd door bijvoorbeeld blokkades en sabotage op zee tussen Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (CBS, 2018).
| Jaar | Invoerwaarde (% van het bbp) | Uitvoerwaarde (% van het bbp) |
|---|---|---|
| 1917 | 26 | 22 |
| 1918 | 15 | 9 |
| 1919 | 59 | 30 |
| 1920 | 53 | 27 |
| 1921 | 39 | 24 |
| 1922 | 37 | 22 |
| 1923 | 38 | 25 |
| 1924 | 42 | 30 |
| 1925 | 43 | 32 |
| 1926 | 42 | 30 |
| 1927 | 42 | 31 |
| 1928 | 43 | 32 |
| 1929 | 43 | 31 |
Economische groei in de jaren 1920
Na de Eerste Wereldoorlog begon Nederland te herstellen van de economische schade. De handel bloeide weer op, vooral met andere Europese landen, de VS, en de toenmalige koloniën Nederlands-Indië en Suriname. In de periode 1922 tot en met 1929 groeiden de economie en de internationale handel sterk (CBS, 2018).
| Jaar | Bbp (% volumeverandering) | Invoer (% volumeverandering) | Uitvoer (% volumeverandering) |
|---|---|---|---|
| 1922 | 6,5 | 10,1 | 13,8 |
| 1923 | 2,2 | -1,6 | 5,9 |
| 1924 | 7 | 9,9 | 14,5 |
| 1925 | 3,2 | 3,9 | 5,3 |
| 1926 | 6,7 | 6,3 | 5,1 |
| 1927 | 4,6 | 4,8 | 8,9 |
| 1928 | 4,2 | 4,3 | 3,5 |
| 1929 | 1,8 | 4,9 | 0,4 |
| 1)De cijfers over de internationale handel in deze grafiek zijn gemaakt volgens het eigendomscriterium. | |||
Voedingsmiddelen grootste exportproduct
Naast agrarische producten begon Nederland in de jaren twintig ook meer industriële goederen te verhandelen, zoals staal, textiel en chemische producten. In 1930 bestond ruim 40 procent van de Nederlandse goederenexport uit – deels eerder ingevoerde - voedingsmiddelen, dranken en tabak. Aan de importkant zijn industriële producten in deze periode de belangrijkste goederengroep. Rotterdam ontpopte zich tot een belangrijke havenstad, waarbij Nederlandse scheepvaartbedrijven nog steeds een leidende rol speelden in de wereldhandel.
| Jaar | Voeding en dranken en tabak (%) | Grondstoffen, oliën en vetten (%) | Minerale brandstoffen (%) | Chemische producten (%) | Fabricaten (%) | Machines (%) | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Uitvoer | 1920 | 41,2 | 18,3 | 1,3 | 5,8 | 28,4 | 4,9 |
| Uitvoer | 1925 | 49,3 | 15,0 | 3,9 | 5,6 | 21,4 | 4,8 |
| Uitvoer | 1930 | 40,2 | 14,9 | 6,4 | 5,2 | 23,0 | 10,5 |
| Invoer | 1920 | 19,2 | 22,8 | 10,0 | 4,7 | 34,7 | 8,5 |
| Invoer | 1925 | 29,2 | 25,1 | 7,0 | 4,8 | 28,0 | 5,9 |
| Invoer | 1930 | 21,4 | 22,7 | 8,1 | 4,9 | 32,8 | 10,2 |