7. 2008 Kredietcrisis en eurocrisis
Het eerste decennium van de 21e eeuw kende verschillende economische schokken, waaronder de dotcom-bubbel, de wereldwijde kredietcrisis van 2008/2009 en de eurocrisis die hierop volgde. Voor Nederland betekende dit een fluctuerende ruilvoet, met zowel periodes van verbetering als verslechtering. De financiële crisis leidde tot een tijdelijke verslechtering van de ruilvoet door dalende exportprijzen en een zwakkere wereldwijde vraag.
De wereldwijde financiële en kredietcrisis leidde tot een krimp van 3,7 procent van het Nederlandse bbp in 2009 (Jaarsma et al., 2021). Risicovolle hypotheken verstrekt aan Amerikaanse huishoudens met een laag inkomen of reeds grote schulden, het nemen van grote risico’s door financiële instellingen en het knappen van zeepbellen op de Amerikaanse woning- en aandelenmarkt zijn drie belangrijke factoren voor het ontstaan van – wat lang werd gedacht – de grootste crisis sinds de Grote Depressie van de jaren dertig (CPB, 2009).
| Bbp (% volumeverandering) | Invoer goederen (% volumeverandering) | Uitvoer goederen (% volumeverandering) | |
|---|---|---|---|
| 2008 | 2,1 | 1,4 | 0,6 |
| 2009 | -3,7 | -10,7 | -10,1 |
| 2010 | 1,3 | 10,0 | 11,1 |
| 2011 | 1,8 | 3,9 | 5,2 |
| 2012 | -1,0 | 2,4 | 3,3 |
| 2013 | 0,0 | 1,3 | 2,1 |
| 2014 | 1,6 | 3,3 | 3,1 |
| 2015 | 2,1 | 7,4 | 5,2 |
| 2016 | 2,4 | 4,8 | 4,4 |
| 1) De cijfers over de internationale handel in deze grafiek zijn gemaakt volgens het eigendomscriterium. | |||
Na het eerste herstel van de wereldwijde kredietcrisis volgde een terugval, de zogeheten ‘dubbele dip’. De Nederlandse economie kromp in 2012 met 1,0 procent, en in 2013 was de groei 0,0 procent. Onvolledig herstel op veel markten, maar ook de eurocrisis duwden de Nederlandse economie – en ook die van vele andere eurolanden – in een recessie. De eurocrisis, ook wel de Europese staatsschuldencrisis, ontstond al eind 2009 toen de staatsschuld van Griekenland onhoudbaar werd en het land niet meer aan zijn betalingsverplichtingen kon voldoen (Jaarsma et al., 2021).
| Perioden | Ruilvoet (2021=100) |
|---|---|
| 2008 | 99,1 |
| 2009 | 100,3 |
| 2010 | 97,7 |
| 2011 | 96,1 |
| 2012 | 96,1 |
| 2013 | 96,5 |
| 2014 | 96,6 |
| 2015 | 98,8 |
| 2016 | 99,9 |