2. Data Delen
Informatie wordt tegenwoordig op grote schaal verzameld door bedrijven en organisaties. Klantgedrag wordt gemonitord, productieprocessen worden bijgehouden met sensoren en openbare informatie op het internet wordt automatisch en grootschalig verzameld en gebruikt. Analyse van deze data kan nieuwe inzichten in processen geven en daardoor de economische of maatschappelijke waarde van bedrijven en instellingen verhogen. Gecombineerd gebruik van data uit verschillende bronnen kan extra waardevolle inzichten bieden die ten goede kan komen aan de productiviteit van bedrijven of kan helpen maatschappelijke problemen op te lossen. Data hebben dus waarde en daarmee is er een markt voor het beschikbaar stellen van data aan andere partijen. De DGA en DA beogen het delen van data tussen partijen eenvoudiger te maken en het vertrouwen erin te vergroten.
Het grootschalig gebruik van data en de uitwisseling ervan is een relatief nieuw fenomeen, maar de ontwikkelingen gaan snel. Vanwege het digitale karakter laat de uitwisseling van data zich niet of nauwelijks beperken door landsgrenzen. Daarnaast is er ook weinig zicht op grensoverschrijdende datastromen. De online datamarkt heeft dus geen nationaal karakter. De datastromen en -handel buiten de traditionele bedrijfshandel en over de landsgrenzen heen is complex en wordt niet vanzelf waargenomen door het CBS.
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar omvangrijke en geformaliseerde datadeelrelaties tussen partijen. Vanuit het perspectief van de aanbieder kan hier een onderscheid worden gemaakt tussen 1-tot-1 relaties en 1-tot-meerdere relaties. In het eerste geval wordt data van één partij met één andere gedeeld. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van individuele datadeel-overeenkomsten om de voorwaarden van deze relatie vast te leggen. Bij 1-tot-meerdere relaties is het data-aanbod niet gericht op een enkele partij, maar op meerdere geïnteresseerde partijen. De data-aanbieder kan eigen voorwaarden opstellen voor het gebruik en de gebruiker van de aangeboden data. Zo kan de data gratis en openbaar aangeboden worden, maar bijvoorbeeld ook enkel aan een specifieke doelgroep voor een vastgestelde prijs. Het aanbieden van data aan geïnteresseerde partijen kan onder andere via databemiddelingsdiensten.
Wanneer binnen een sector data wordt gedeeld volgens een breed gedragen afsprakenstelsel over onder andere standaarden, principes en gebruikte diensten, kan er gesproken worden van een data ruimte. Voor een uitgebreidere definitie kan het Data Space Support Center worden geraadpleegd. Het gebruik van een gedeeld afsprakenstelsel verhoogt interoperabiliteit en bevordert vertrouwen. Zowel 1-tot-1 relaties als 1-tot-meerdere relaties kunnen binnen een gedeeld afsprakenstelsel bestaan. Het gebruik van databemiddelingsdiensten kan helpen bij het makkelijk adopteren van de afgesproken regels.
2.1 Databemiddelingsdiensten
Databemiddelingsdiensten onder de DGA
In de DGA wordt een wetgevend kader gegeven voor databemiddelingsdiensten (zie hoofdstuk 3 van de DGA). Dit zijn bemiddelingsdiensten die het mogelijk maken voor een partij hun data aan te bieden aan andere geïnteresseerde partijen. De DGA heeft deels als doel het vertrouwen in databemiddelingsdiensten te vergroten door een aantal eisen te stellen aan de aanbieders van deze diensten: er is een registratieplicht, de aanbieders van databemiddelingsdiensten mogen geen aanvullende diensten leveren binnen hun juridische entiteit en de bemiddelde data mag niet voor andere doeleinden dan de uitwisseling gebruikt worden. De toezichthouder voor deze wetgeving is de Autoriteit Consument en Markt (ACM), die tevens ook de registratie uitvoert. De geregistreerde bedrijven kunnen een EU-label aanvragen waarmee ze aantonen een betrouwbare databemiddelingsdienst aan te bieden.
Bredere definitie databemiddelingsdiensten
Door de eisen in de DGA is de definitie van databemiddelingsdiensten zoals geformuleerd in de DGA vrij beperkt. Een databemiddelingsdienst kan ook breder gedefinieerd worden als ‘een intermediërende partij die (geaggregeerd) de vraag en aanbod van data bij elkaar brengt om toegang tot de uitwisseling van data te faciliteren’. Een belangrijk verschil tussen deze bredere definitie en de definitie van databemiddelingsdiensten onder de registratieplicht van het DGA is dat er ook overige diensten naast databemiddeling mogen worden aangeboden binnen de juridische entiteit.
Momenteel is er nog geen informatie over databemiddelingsdiensten beschikbaar bij het CBS, niet volgens de DGA noch volgens de bredere definitie. Op de website van het EU-register van databemiddelingsdiensten en uit een overleg met de toezichthouder ACM bleek dat het huidige aantal geregistreerde databemiddelingsdiensten momenteel dusdanig laag is voor het CBS dat de registratie nu nog geen bruikbare bron is voor het vaststellen van de volledige populatie van databemiddelingsdiensten. Vanwege de registratieplicht zal dit register na verloop van tijd wel uitgroeien tot de voornaamste bron voor de afbakening van de populatie Nederlandse databemiddelingsdiensten. Overige bronnen voor de identificatie van databemiddelingsdiensten onder de DGA-definitie zijn op dit moment niet beschikbaar bij het CBS. Ook over bedrijven volgens de bredere definitie van databemiddelingsdiensten heeft het CBS nog geen data beschikbaar.
Identificatie databemiddelingsdiensten
De indeling naar sectoren en bedrijfstakken volgens de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI) die het CBS hanteert, heeft geen specifieke categorieën voor databemiddelingsdiensten. De klasse die het meest hierop lijkt is ‘63.1 Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten; webportalen’. Deze klasse bevat echter vooral andere typen bedrijven. In de SBI-indeling die gebruikt wordt vanaf 2025 worden wel bemiddelingsdiensten in verschillende markten onderscheiden, maar geen enkele van deze categorieën komt voldoende overeen met de werkzaamheden van databemiddelingsdiensten. Daarnaast wordt binnen deze categorieën geheel geen verschil gemaakt tussen online en offline producten.
Als Nederlandse databemiddelaars op een andere wijze geïdentificeerd kunnen worden, kunnen deze gekoppeld worden aan het Algemeen Bedrijven Register (ABR) van het CBS (zie paragraaf 6.1) en kunnen de kenmerken van deze bedrijven in kaart worden gebracht. Dit kan mogelijk ook via een vragenlijst specifiek voor deze groep van bedrijven (zie paragraaf 6.2 voor de randvoorwaarden en beperkingen van deze optie). Een afbakening van Nederlandse bedrijven met databemiddelingsdiensten via een combinatie van bronnen (waaronder informatie van websites via webscraping) en een modelmatige aanpak zou nader onderzocht kunnen worden. Hieruit zou moeten blijken of de informatie op websites voldoende onderscheidend is om databemiddelingsdiensten te identificeren.
Een andere optie voor de afbakening van deze bedrijven is het toevoegen van een identificerende filtervraag in een CBS-enquête die aan een brede en diverse steekproef van bedrijven wordt uitgevraagd. Voor deze benadering is er het bezwaar dat de verwachte populatie Nederlandse databemiddelingsdiensten nu zeer klein is, wat de volgende twee problemen veroorzaakt. Ten eerste is het onzeker of er voldoende databemiddelingsdiensten kunnen worden geïdentificeerd om betrouwbare cijfers te produceren, aangezien de uitvraag van bredere CBS-enquêtes op basis van steekproeven wordt bepaald. Kleine bedrijven komen minder vaak voor in de steekproef van bredere CBS-enquêtes en de beoogde doelgroep wordt daardoor niet voldoende aangeschreven. Ten tweede zou de lastendruk van de toegevoegde filtervraag waarschijnlijk niet in verhouding staan tot de waarde van de relatief kleine geïdentificeerde populatie.
Ook het internationale karakter van de datamarkt is een obstakel voor de identificatie van alle actieve databemiddelingsdiensten in Nederland, omdat het CBS alleen informatie over Nederlandse bedrijven verzamelt. Met de Europese datastrategie richt Europa zich op de Europese markt voor data. Vandaar lijkt het kansrijker om informatie over datadeelrelaties en databemiddelingsdiensten op een Europees schaalniveau te verzamelen, als bedrijven actief zijn op een Europese markt en Europese landsgrenzen niet relevant zijn voor de ontplooide activiteiten.
Voor het CBS is er wel een mogelijkheid om via de gebruikers informatie in te winnen over databemiddelingsdiensten. Een aanknopingspunt om informatie te verzamelen over het gebruik van databemiddelingsdiensten zou kunnen zijn om vragen op te nemen in de enquête ICT-gebruik bedrijven. Zo zou het aantal en type (commerciële) bedrijven die gebruik maakt van databemiddelingsdiensten bepaald kunnen worden. In paragraaf 6.2 is meer te lezen over de enquête ICT-gebruik bedrijven, het toevoegen van vragen aan deze bestaande enquête en de beperkingen daarbij.
2.2 Datadeel-overeenkomsten
Een datadeel-overeenkomst is een overeenkomst waarin twee partijen vast kunnen leggen welke (persoons)gegevens uitgewisseld worden, voor welk doel, welke beveiligingsmaatregelen genomen moeten worden, wat de duur van de overeenkomst is en of er een vergoeding aan verbonden is. Deze overeenkomsten zijn vaak bedoeld voor omvangrijkere data-uitwisselingen tussen twee partijen. In de DA worden ‘eerlijke contractvoorwaarden’ benoemd voor dit type overeenkomsten.
Het CBS heeft op dit moment geen gegevens over datadeel-overeenkomsten tussen bedrijven of instellingen. Er zijn ook geen nieuwe bronnen geïdentificeerd die het aantal datadeel-overeenkomsten in Nederland bevatten. Net als bij databemiddelingsdiensten is er wel een mogelijkheid om vragen toe te voegen aan de enquête ICT-gebruik bedrijven over datadeel-overeenkomsten. Op deze manier kunnen bedrijven direct worden bevraagd over hun datadeelrelaties, en de vorm die deze aannemen. Ook hiervoor geldt dat er beperkingen zijn voor het toevoegen van vragen aan de enquête ICT-gebruik bedrijven (zie paragraaf 6.2).
Als potentiële vervolgvraag kan nagegaan worden of bedrijven bij hun datadeel-overeenkomsten gebruik maken van een breder gedeeld afsprakenstelsel, bijvoorbeeld in de vorm van een dataruimte vanuit de sector waarin ze opereren. Via deze vervolgvraag kan dan bijvoorbeeld gemonitord worden of er een toename is in het gebruik van geharmoniseerde standaarden voor data-uitwisseling. De vraagstelling naar dit complexe begrip moet wel helder geformuleerd zijn, zodat deze door respondenten begrepen wordt.
2.3 Overige data-uitwisselingen
Naast de onderlinge uitwisseling van data tussen bedrijven, zijn er ook Europese en Nederlandse ontwikkelingen in het delen van data binnen bedrijfssectoren. Dit zijn bijvoorbeeld de Europese Data Spaces op strategische Europese onderwerpen, DANS voor het delen van Nederlandse onderzoeksdata en Odissei als de nationale onderzoeksinfrastructuur voor de Nederlandse sociale wetenschappen. Dergelijke Europese en sectorale benaderingen laten we hier verder buiten beschouwing. Data-uitwisselingen binnen deze omgevingen worden niet specifiek waargenomen door het CBS.
In het kader van de DGA zal het CBS aangewezen gaan worden als een zogeheten bevoegd orgaan. Het CBS zal bijstand gaan verlenen aan overheidsorganisaties die in een beveiligde omgeving beschermde gegevens beschikbaar willen stellen voor hergebruik ten behoeve van statistisch of wetenschappelijk onderzoek. Het is nog moeilijk in te schatten hoeveel overheidspartijen het CBS gaan benaderen voor deze dienstverlening, vooral omdat de DGA geen nieuwe wettelijke grondslag bevat om data beschikbaar te stellen voor hergebruik. Het is op dit moment nog niet bekend óf, door wie en op welke wijze eventuele monitoring van deze gefaciliteerde DGA-onderzoeksprojecten zal worden uitgevoerd.
Dataverwerkingsbedrijven
Bedrijven die zich specialiseren in het verwerken en analyseren van data hebben voordeel bij een toename van gedeelde data. Bij het verwerken en analyseren van data kunnen nieuwe verbanden gelegd worden en inzichten ontstaan, die kunnen zorgen voor verbeteringen van de productie of dienstverlening. Een monitoring van het aantal dataverwerkingsbedrijven kan aantonen of deze bedrijven in aantal en/of omvang toenemen na intreding van de DGA en DA. De DGA en DA hebben immers ook het doel om de data-infrastructuur te verbeteren. Bij dataverwerkingsbedrijven kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bedrijven die AI-modellen ontwikkelen of bedrijven die marketingconsultancy leveren op basis van data analyse.
Momenteel is er bij het CBS nog geen overzicht van alle Nederlandse dataverwerkingsbedrijven. De SBI klasse ‘63.1 Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten; webportalen’ bevat wel gegevensverwerking, maar ook veel andere typen bedrijven. Een andere complicerende factor bij het gebruik van de SBI is dat hier enkel wordt ingedeeld naar hoofdactiviteit van het bedrijf. Bij veel bedrijven is dataverwerking geen hoofdactiviteit, maar wordt dit wel als nevenactiviteit uitgevoerd. Via de SBI zal de groep bedrijven waarvoor dataverwerking geen hoofdactiviteit is, gemist worden. Voor een breder beeld van dataverwerking in Nederland zou een andere identificatietechniek passender kunnen zijn, bijvoorbeeld door middel van een filtervraag in bestaande enquêtes. Mogelijk sluiten de huidige vragen over datagebruik en -analyse in de enquête ICT-gebruik bedrijven al voldoende aan bij dit doel.
Bij het in kaart brengen van Nederlandse bedrijven die aan dataverwerking doen moet wel rekening worden gehouden met het internationale karakter van de dataverwerkingsmarkt. Met een inventarisatie van de Nederlandse bedrijven wordt er waarschijnlijk maar een klein deel van de markt beschreven.
2.4 Data-economie algemeen
Informatie over het bredere beeld van de gehele data-economie valt buiten de scope van dit rapport. Enkele relevante onderdelen noemen we hier wel kort.
In de CBS-rapporten Digitale grensoverschrijdende transacties (2019) en Imports of digitised products (2021) worden enkele methodes beschreven voor het meten van de import en export van digitale producten en diensten. Eén van deze besproken diensten zijn database-services, waar het delen van data toe behoort. In het rapport De waarde van data 2001-2017, gepubliceerd in 2021, wordt een methode beschreven om de waarde van data in de Nederlandse economie te kwantificeren. Hier wordt gewerkt vanuit het perspectief van de nationale rekeningen, waarbij data beschouwd worden als investeringen. In 2021 is ook het rapport Supply-Use tables for the digital economy gepubliceerd. In dit rapport wordt voor de Nederlandse economie in 2018 een nieuwe versie van aanbod- en gebruiktabellen ingevuld. Het sjabloon voor deze nieuwe tabellen is geïntroduceerd door de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) en heeft als doel om digitale producten en industrieën meer zichtbaar te maken in de nationale rekeningen.
Eurostat heeft de laatste tien jaar enkele rapporten uitgebracht over de datamarkt in Europa. Het meest recente rapport European Data Market study 2024-20263) schetst in hoofdstuk 2 een kwantitatief beeld van de Europese datamarkt. Hiervoor worden vijf hoofdindicatoren gebruikt: dataprofessionals, databedrijven, de inkomsten van databedrijven, de datamarkt en de data-economie. Deze indicatoren worden gepubliceerd op Europees niveau en op lidstaatniveau, waaronder Nederland. Enkele gevraagde indicatoren sluiten nauw aan bij de onderwerpen van dit rapport zoals cijfers over de data monetisation, data flows en de data professional skills gap (het verschil tussen vraag en aanbod van personeel met de juiste vaardigheden).
Het zou onderzocht kunnen worden of (delen van) deze exercitie door het CBS zou kunnen worden uitgevoerd voor de indicatoren van Nederland. Uitvoering door het CBS zorgt voor transparante methodes voor het samenstellen van cijfers, bovendien kan toegespitst worden op de Nederlandse economie en gebruik gemaakt worden van Nederlandse data. Het moet eerst bepaald worden of dit voldoende meerwaarde biedt ten opzichte van de bestaande Europese uitvoering en publicatie. Een haalbaarheidsstudie kan uitwijzen hoe het CBS deze indicatoren kan berekenen op basis van eigen bronnen en hoe omvangrijk dit project zou worden. Voor een dergelijk onderzoek geven we wel expliciet aan dat dit getoetst moet worden op het naleven door het CBS van de zogenaamde algemene beleidsregel, dat ‘waar mogelijk ruimte wordt gemaakt voor commerciële onderzoeksbureau's’.