Verkenning mogelijkheden beschikbaarheid statistieken over data delen, Internet of Things en clouddiensten

Over deze publicatie

Het gebruik en het delen van data krijgen een steeds belangrijkere rol in de economie. Om deze ontwikkeling in goede banen te leiden heeft de Europese Unie een Europese datastrategie geïntroduceerd. Als onderdeel van deze strategie zijn de Data Governance Act (DGA) en Data Act (DA) ontwikkeld. Deze nieuwe wetten hebben het doel om data op betrouwbare wijze beschikbaar te stellen, om kaders vast te stellen voor het delen van data en de rechten op toegang tot data te reguleren.

Met het oog op deze nieuwe wetten en achterliggende ontwikkelingen van de maatschappij is er een informatiebehoefte ontstaan rond data delen, Internet of Things en clouddiensten. Dit rapport geeft een overzicht van de bij het CBS beschikbare informatie over de domeinen die worden gereguleerd middels de DGA en DA. Het beoogde doel van deze verkenning is daarmee niet het beoordelen of toetsen van deze wetten, maar het inventariseren van gegevens voor toekomstige monitoring. Er wordt specifiek aandacht besteed aan gegevens over het Internet of Things en het gebruik van clouddiensten. Naast de reeds beschikbare data wordt er ingegaan op mogelijkheden die er zijn voor het samenstellen van nieuwe gegevens of informatie over een langere periode.

Voor een snel overzicht van de gevonden mogelijkheden ingedeeld naar haalbaarheid kan de paragraaf Samenvatting en overzicht geraadpleegd worden.

Dit rapport is opgesteld als onderdeel van het programma Beleidsaanvullende Statistieken (BAS) van het CBS, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, DG Economie en Digitalisering (EZ E&D).

1. Introductie

Data zijn in de huidige digitale economie een essentieel middel voor economische groei en innovatie. Daarnaast kan innovatief en creatief gebruik van data leiden tot nieuwe banen, bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke problemen en efficiëntie van processen vergroten. Voor bedrijven en instellingen kan het combineren van data uit diverse bronnen bijdragen aan verbeteringen van het productieproces of de dienstverlening. Een voorwaarde voor een dergelijk gebruik van data is dat de benodigde gegevens beschikbaar zijn of op een laagdrempelige manier verkregen kunnen worden. Mogelijk zijn er op dit moment nog belemmeringen voor een brede inzet van het gebruik van data uit diverse bronnen. Het faciliteren van het gemakkelijk en laagdrempelig delen van data kan bijdragen aan een betere benutting van data en biedt kansen meerwaarde te creëren voor het bedrijfsleven en de publieke sector.

1.1 Data Governance Act en Data Act

In lijn met deze ontwikkelingen zijn de Data Governance Act (DGA) en de Data Act (DA) door de Europese Unie opgesteld om de Europese data-economie te versterken. Deze wetten hebben als doel het betrouwbaar beschikbaar stellen van data te faciliteren, kaders te stellen voor het delen van data en de rechten op toegang tot data te reguleren. Beide wetten zijn onderdeel van de Europese Data Strategie die erop gericht is om “mensen op de eerste plaats te zetten bij de ontwikkeling van technologie en de Europese waarden en rechten in de digitale wereld te verdedigen en te bevorderen”. Het doel van deze Data Strategie is één markt te creëren voor data om zo de Europese concurrentiepositie op mondiale schaal te versterken en datasoevereiniteit te waarborgen.

De Data Governance Act richt zich op het vergroten van het vertrouwen bij het delen van data. Er worden meerdere maatregelen omschreven, zoals het versterken van het kader voor het hergebruik van overheidsdata en het erkennen van data-altruïstische organisaties2). Deze wetgeving is op 3 juni 2022 gepubliceerd en is vanaf 24 september 2023 van kracht. In de DGA wordt ook een kader opgesteld voor databemiddelingsdiensten. Een databemiddelingsdienst is een dienst die de commerciële uitwisseling van data tussen bedrijven en instellingen faciliteert. Om het vertrouwen in deze diensten te vergroten is een registratieplicht ingesteld waarbij specifieke eisen worden gesteld aan bedrijven en organisaties die als databemiddelingsdienst optreden.

De Data Act richt zich op eerlijke toegang tot data en gebruikersrechten. Waar de DGA processen en structuren faciliteert voor het vrijwillig delen van data, omschrijft de DA wie waarde uit data mag halen en onder welke voorwaarden dit mag gebeuren. De wetgeving is op 11 januari 2024 gepubliceerd. De meeste bepalingen zullen op 12 september 2025 in werking treden. In dit rapport wordt aandacht besteed aan de volgende onderwerpen onder de DA: maatregelen rond Internet of Things (IoT) apparaten en de toegang tot de data van deze apparaten, datadeel-overeenkomsten en voorwaarden bij verplichte datadeling door bedrijven.

De DA gaat ook over interoperabiliteit van data-gerelateerde diensten, om datadeelmogelijkheden te vergroten en de positie van gebruikers te versterken. Een belangrijk onderdeel hiervan is het verlagen van de drempels bij het overstappen van de ene naar de andere cloudaanbieder. Dit valt onder een bredere informatiebehoefte rond het gebruik van clouddiensten. Clouddiensten zijn internetdiensten die netwerken, servers, opslag, rekenkracht, applicaties en andere IT-middelen aanbieden via het internet, zonder dat lokale infrastructuur nodig is (definitie volgens National Institute of Standards and Technology, NIST). Het is gewenst om een breder beeld te krijgen van de aanbieders en gebruikers van clouddiensten in Nederland. Dat gaat zowel over informatie over de aanbieders en gebruikers van clouddiensten in Nederland, als over specifiekere thema’s rond het functioneren van de Nederlandse markt zoals de mogelijkheid van overstappen tussen cloudaanbieders, multicloud (gelijktijdig gebruik van meerdere diensten van verschillende cloudaanbieders) en kennisontwikkeling in de cloudsector.

1.2 Verkenning

Het CBS voert dit verkennend onderzoek uit op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Het doel van dit onderzoek is om te inventariseren welke cijfers nu reeds beschikbaar zijn bij het CBS en welke informatie mogelijk in de toekomst kan worden verkregen over de domeinen waarop de DGA en DA betrekking hebben. De centrale vraag is of er veranderingen op de lange termijn teweeg worden gebracht in het gebruik van data en de processen daarvan en welke dit zijn. Om deze vraag te beantwoorden via statistische informatie over de data en het gebruik ervan, is een inventarisatie binnen het CBS uitgevoerd en zijn een aantal gesprekken met externe partijen gevoerd. De inventarisatie van de beschikbare en mogelijk nieuwe databronnen geeft een indicatie van mogelijke statistieken die door het CBS ontwikkeld zouden kunnen worden. Dit rapport biedt daarmee een overzicht van mogelijke vervolgstappen en projecten die het CBS kan uitvoeren omtrent de DGA, DA en clouddiensten.

Er wordt gekeken naar toekomstbestendige informatiebronnen over de thema’s van de DGA en DA, en er worden processen beschreven die mogelijk een langere doorlooptijd hebben. Wanneer het CBS op dit moment weinig tot geen mogelijkheden ziet om op onderdelen informatie samen te stellen, wordt aangegeven op welke punten er daarvoor beperkingen zijn.

De onderwerpen over data delen, Internet of Things en clouddiensten zijn nog niet uitgebreid opgenomen in reguliere statistieken en de ontwikkelingen volgen elkaar in een hoog tempo op. De recent ontwikkelde DGA en DA hebben ook nog geen jurisprudentie. Het kwantificeren van informatie over deze onderwerpen zit nog in een pioniersfase. Diverse gesprekspartners gaven aan dat het een belangrijk, maar complex onderwerp is. Definities zijn nog niet universeel, de markten rond data en clouddiensten zijn diffuus, omvangrijk en internationaal, en zowel gebruikers als consumenten zijn niet altijd geheel bekend met alle elementen van de onderzochte onderwerpen. Deze aspecten komen ook in dit rapport aan de orde op de punten waar ze een belemmering vormen voor het samenstellen van informatie.

1.3 Indeling Rapport

Deze verkenning bestaat uit een beschrijving van de verschillende domeinen waarop de DGA en DA betrekking hebben. Hoofdstuk 1 geeft een algemene inleiding. In hoofdstuk 2 wordt het delen van data besproken en wordt kort een mogelijke werkwijze beschreven om een breder beeld van de data economie te krijgen. Hoofdstuk 3 omschrijft de mogelijke informatie over (data en producten van) het Internet of Things. Hoofdstuk 4 en 5 gaan over cloudaanbieders en cloudgebruikers.

Per thema wordt er besproken welke informatie te verkrijgen zou kunnen zijn, welke inspanning hier naar verwachting voor nodig zou zijn, en welke informatie nu niet samen te stellen is. Er wordt per thema regelmatig verwezen naar verschillende methoden van het CBS om (nieuwe) informatie samen te stellen. In hoofdstuk 6 worden deze methoden elk beschreven, inclusief de randvoorwaarden en een indicatie van de minimaal benodigde doorlooptijd. Veel van de nieuwe statistieken omschreven in dit rapport maken momenteel nog geen onderdeel uit van het reguliere CBS programma.

Het rapport sluit af met een korte samenvatting en een overzichtstabel van de besproken onderwerpen. Het overzicht deelt de onderwerpen in naar haalbaarheid en bevat per onderwerp een grove indicatie van de omvang van benodigde vervolgstappen voor het samenstellen van nieuwe cijfers.

2) Data-altruïstische organisaties delen data voor het algemeen belang. Zij handelen niet vanuit een commercieel oogpunt.

2. Data Delen

Informatie wordt tegenwoordig op grote schaal verzameld door bedrijven en organisaties. Klantgedrag wordt gemonitord, productieprocessen worden bijgehouden met sensoren en openbare informatie op het internet wordt automatisch en grootschalig verzameld en gebruikt. Analyse van deze data kan nieuwe inzichten in processen geven en daardoor de economische of maatschappelijke waarde van bedrijven en instellingen verhogen. Gecombineerd gebruik van data uit verschillende bronnen kan extra waardevolle inzichten bieden die ten goede kan komen aan de productiviteit van bedrijven of kan helpen maatschappelijke problemen op te lossen. Data hebben dus waarde en daarmee is er een markt voor het beschikbaar stellen van data aan andere partijen. De DGA en DA beogen het delen van data tussen partijen eenvoudiger te maken en het vertrouwen erin te vergroten.

Het grootschalig gebruik van data en de uitwisseling ervan is een relatief nieuw fenomeen, maar de ontwikkelingen gaan snel. Vanwege het digitale karakter laat de uitwisseling van data zich niet of nauwelijks beperken door landsgrenzen. Daarnaast is er ook weinig zicht op grensoverschrijdende datastromen. De online datamarkt heeft dus geen nationaal karakter. De datastromen en -handel buiten de traditionele bedrijfshandel en over de landsgrenzen heen is complex en wordt niet vanzelf waargenomen door het CBS.

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar omvangrijke en geformaliseerde datadeelrelaties tussen partijen. Vanuit het perspectief van de aanbieder kan hier een onderscheid worden gemaakt tussen 1-tot-1 relaties en 1-tot-meerdere relaties. In het eerste geval wordt data van één partij met één andere gedeeld. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van individuele datadeel-overeenkomsten om de voorwaarden van deze relatie vast te leggen. Bij 1-tot-meerdere relaties is het data-aanbod niet gericht op een enkele partij, maar op meerdere geïnteresseerde partijen. De data-aanbieder kan eigen voorwaarden opstellen voor het gebruik en de gebruiker van de aangeboden data. Zo kan de data gratis en openbaar aangeboden worden, maar bijvoorbeeld ook enkel aan een specifieke doelgroep voor een vastgestelde prijs. Het aanbieden van data aan geïnteresseerde partijen kan onder andere via databemiddelingsdiensten.

Wanneer binnen een sector data wordt gedeeld volgens een breed gedragen afsprakenstelsel over onder andere standaarden, principes en gebruikte diensten, kan er gesproken worden van een data ruimte. Voor een uitgebreidere definitie kan het Data Space Support Center worden geraadpleegd. Het gebruik van een gedeeld afsprakenstelsel verhoogt interoperabiliteit en bevordert vertrouwen. Zowel 1-tot-1 relaties als 1-tot-meerdere relaties kunnen binnen een gedeeld afsprakenstelsel bestaan. Het gebruik van databemiddelingsdiensten kan helpen bij het makkelijk adopteren van de afgesproken regels.

2.1 Databemiddelingsdiensten

Databemiddelingsdiensten onder de DGA

In de DGA wordt een wetgevend kader gegeven voor databemiddelingsdiensten (zie hoofdstuk 3 van de DGA). Dit zijn bemiddelingsdiensten die het mogelijk maken voor een partij hun data aan te bieden aan andere geïnteresseerde partijen. De DGA heeft deels als doel het vertrouwen in databemiddelingsdiensten te vergroten door een aantal eisen te stellen aan de aanbieders van deze diensten: er is een registratieplicht, de aanbieders van databemiddelingsdiensten mogen geen aanvullende diensten leveren binnen hun juridische entiteit en de bemiddelde data mag niet voor andere doeleinden dan de uitwisseling gebruikt worden. De toezichthouder voor deze wetgeving is de Autoriteit Consument en Markt (ACM), die tevens ook de registratie uitvoert. De geregistreerde bedrijven kunnen een EU-label aanvragen waarmee ze aantonen een betrouwbare databemiddelingsdienst aan te bieden.

Bredere definitie databemiddelingsdiensten

Door de eisen in de DGA is de definitie van databemiddelingsdiensten zoals geformuleerd in de DGA vrij beperkt. Een databemiddelingsdienst kan ook breder gedefinieerd worden als ‘een intermediërende partij die (geaggregeerd) de vraag en aanbod van data bij elkaar brengt om toegang tot de uitwisseling van data te faciliteren’. Een belangrijk verschil tussen deze bredere definitie en de definitie van databemiddelingsdiensten onder de registratieplicht van het DGA is dat er ook overige diensten naast databemiddeling mogen worden aangeboden binnen de juridische entiteit.

Momenteel is er nog geen informatie over databemiddelingsdiensten beschikbaar bij het CBS, niet volgens de DGA noch volgens de bredere definitie. Op de website van het EU-register van databemiddelingsdiensten en uit een overleg met de toezichthouder ACM bleek dat het huidige aantal geregistreerde databemiddelingsdiensten momenteel dusdanig laag is voor het CBS dat de registratie nu nog geen bruikbare bron is voor het vaststellen van de volledige populatie van databemiddelingsdiensten. Vanwege de registratieplicht zal dit register na verloop van tijd wel uitgroeien tot de voornaamste bron voor de afbakening van de populatie Nederlandse databemiddelingsdiensten. Overige bronnen voor de identificatie van databemiddelingsdiensten onder de DGA-definitie zijn op dit moment niet beschikbaar bij het CBS. Ook over bedrijven volgens de bredere definitie van databemiddelingsdiensten heeft het CBS nog geen data beschikbaar.

Identificatie databemiddelingsdiensten

De indeling naar sectoren en bedrijfstakken volgens de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI) die het CBS hanteert, heeft geen specifieke categorieën voor databemiddelingsdiensten. De klasse die het meest hierop lijkt is ‘63.1 Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten; webportalen’. Deze klasse bevat echter vooral andere typen bedrijven. In de SBI-indeling die gebruikt wordt vanaf 2025 worden wel bemiddelingsdiensten in verschillende markten onderscheiden, maar geen enkele van deze categorieën komt voldoende overeen met de werkzaamheden van databemiddelingsdiensten. Daarnaast wordt binnen deze categorieën geheel geen verschil gemaakt tussen online en offline producten.

Als Nederlandse databemiddelaars op een andere wijze geïdentificeerd kunnen worden, kunnen deze gekoppeld worden aan het Algemeen Bedrijven Register (ABR) van het CBS (zie paragraaf 6.1) en kunnen de kenmerken van deze bedrijven in kaart worden gebracht. Dit kan mogelijk ook via een vragenlijst specifiek voor deze groep van bedrijven (zie paragraaf 6.2 voor de randvoorwaarden en beperkingen van deze optie). Een afbakening van Nederlandse bedrijven met databemiddelingsdiensten via een combinatie van bronnen (waaronder informatie van websites via webscraping) en een modelmatige aanpak zou nader onderzocht kunnen worden. Hieruit zou moeten blijken of de informatie op websites voldoende onderscheidend is om databemiddelingsdiensten te identificeren.

Een andere optie voor de afbakening van deze bedrijven is het toevoegen van een identificerende filtervraag in een CBS-enquête die aan een brede en diverse steekproef van bedrijven wordt uitgevraagd. Voor deze benadering is er het bezwaar dat de verwachte populatie Nederlandse databemiddelingsdiensten nu zeer klein is, wat de volgende twee problemen veroorzaakt. Ten eerste is het onzeker of er voldoende databemiddelingsdiensten kunnen worden geïdentificeerd om betrouwbare cijfers te produceren, aangezien de uitvraag van bredere CBS-enquêtes op basis van steekproeven wordt bepaald. Kleine bedrijven komen minder vaak voor in de steekproef van bredere CBS-enquêtes en de beoogde doelgroep wordt daardoor niet voldoende aangeschreven. Ten tweede zou de lastendruk van de toegevoegde filtervraag waarschijnlijk niet in verhouding staan tot de waarde van de relatief kleine geïdentificeerde populatie.

Ook het internationale karakter van de datamarkt is een obstakel voor de identificatie van alle actieve databemiddelingsdiensten in Nederland, omdat het CBS alleen informatie over Nederlandse bedrijven verzamelt. Met de Europese datastrategie richt Europa zich op de Europese markt voor data. Vandaar lijkt het kansrijker om informatie over datadeelrelaties en databemiddelingsdiensten op een Europees schaalniveau te verzamelen, als bedrijven actief zijn op een Europese markt en Europese landsgrenzen niet relevant zijn voor de ontplooide activiteiten.

Voor het CBS is er wel een mogelijkheid om via de gebruikers informatie in te winnen over databemiddelingsdiensten. Een aanknopingspunt om informatie te verzamelen over het gebruik van databemiddelingsdiensten zou kunnen zijn om vragen op te nemen in de enquête ICT-gebruik bedrijven. Zo zou het aantal en type (commerciële) bedrijven die gebruik maakt van databemiddelingsdiensten bepaald kunnen worden. In paragraaf 6.2 is meer te lezen over de enquête ICT-gebruik bedrijven, het toevoegen van vragen aan deze bestaande enquête en de beperkingen daarbij.

2.2 Datadeel-overeenkomsten

Een datadeel-overeenkomst is een overeenkomst waarin twee partijen vast kunnen leggen welke (persoons)gegevens uitgewisseld worden, voor welk doel, welke beveiligingsmaatregelen genomen moeten worden, wat de duur van de overeenkomst is en of er een vergoeding aan verbonden is. Deze overeenkomsten zijn vaak bedoeld voor omvangrijkere data-uitwisselingen tussen twee partijen. In de DA worden ‘eerlijke contractvoorwaarden’ benoemd voor dit type overeenkomsten.

Het CBS heeft op dit moment geen gegevens over datadeel-overeenkomsten tussen bedrijven of instellingen. Er zijn ook geen nieuwe bronnen geïdentificeerd die het aantal datadeel-overeenkomsten in Nederland bevatten. Net als bij databemiddelingsdiensten is er wel een mogelijkheid om vragen toe te voegen aan de enquête ICT-gebruik bedrijven over datadeel-overeenkomsten. Op deze manier kunnen bedrijven direct worden bevraagd over hun datadeelrelaties, en de vorm die deze aannemen. Ook hiervoor geldt dat er beperkingen zijn voor het toevoegen van vragen aan de enquête ICT-gebruik bedrijven (zie paragraaf 6.2).

Als potentiële vervolgvraag kan nagegaan worden of bedrijven bij hun datadeel-overeenkomsten gebruik maken van een breder gedeeld afsprakenstelsel, bijvoorbeeld in de vorm van een dataruimte vanuit de sector waarin ze opereren. Via deze vervolgvraag kan dan bijvoorbeeld gemonitord worden of er een toename is in het gebruik van geharmoniseerde standaarden voor data-uitwisseling. De vraagstelling naar dit complexe begrip moet wel helder geformuleerd zijn, zodat deze door respondenten begrepen wordt.

2.3 Overige data-uitwisselingen

Naast de onderlinge uitwisseling van data tussen bedrijven, zijn er ook Europese en Nederlandse ontwikkelingen in het delen van data binnen bedrijfssectoren. Dit zijn bijvoorbeeld de Europese Data Spaces op strategische Europese onderwerpen, DANS voor het delen van Nederlandse onderzoeksdata en Odissei als de nationale onderzoeksinfrastructuur voor de Nederlandse sociale wetenschappen. Dergelijke Europese en sectorale benaderingen laten we hier verder buiten beschouwing. Data-uitwisselingen binnen deze omgevingen worden niet specifiek waargenomen door het CBS.

In het kader van de DGA zal het CBS aangewezen gaan worden als een zogeheten bevoegd orgaan. Het CBS zal bijstand gaan verlenen aan overheidsorganisaties die in een beveiligde omgeving beschermde gegevens beschikbaar willen stellen voor hergebruik ten behoeve van statistisch of wetenschappelijk onderzoek. Het is nog moeilijk in te schatten hoeveel overheidspartijen het CBS gaan benaderen voor deze dienstverlening, vooral omdat de DGA geen nieuwe wettelijke grondslag bevat om data beschikbaar te stellen voor hergebruik. Het is op dit moment nog niet bekend óf, door wie en op welke wijze eventuele monitoring van deze gefaciliteerde DGA-onderzoeksprojecten zal worden uitgevoerd.

Dataverwerkingsbedrijven

Bedrijven die zich specialiseren in het verwerken en analyseren van data hebben voordeel bij een toename van gedeelde data. Bij het verwerken en analyseren van data kunnen nieuwe verbanden gelegd worden en inzichten ontstaan, die kunnen zorgen voor verbeteringen van de productie of dienstverlening. Een monitoring van het aantal dataverwerkingsbedrijven kan aantonen of deze bedrijven in aantal en/of omvang toenemen na intreding van de DGA en DA. De DGA en DA hebben immers ook het doel om de data-infrastructuur te verbeteren. Bij dataverwerkingsbedrijven kan bijvoorbeeld worden gedacht aan bedrijven die AI-modellen ontwikkelen of bedrijven die marketingconsultancy leveren op basis van data analyse.

Momenteel is er bij het CBS nog geen overzicht van alle Nederlandse dataverwerkingsbedrijven. De SBI klasse ‘63.1 Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten; webportalen’ bevat wel gegevensverwerking, maar ook veel andere typen bedrijven. Een andere complicerende factor bij het gebruik van de SBI is dat hier enkel wordt ingedeeld naar hoofdactiviteit van het bedrijf. Bij veel bedrijven is dataverwerking geen hoofdactiviteit, maar wordt dit wel als nevenactiviteit uitgevoerd. Via de SBI zal de groep bedrijven waarvoor dataverwerking geen hoofdactiviteit is, gemist worden. Voor een breder beeld van dataverwerking in Nederland zou een andere identificatietechniek passender kunnen zijn, bijvoorbeeld door middel van een filtervraag in bestaande enquêtes. Mogelijk sluiten de huidige vragen over datagebruik en -analyse in de enquête ICT-gebruik bedrijven al voldoende aan bij dit doel.

Bij het in kaart brengen van Nederlandse bedrijven die aan dataverwerking doen moet wel rekening worden gehouden met het internationale karakter van de dataverwerkingsmarkt. Met een inventarisatie van de Nederlandse bedrijven wordt er waarschijnlijk maar een klein deel van de markt beschreven.

2.4 Data-economie algemeen

Informatie over het bredere beeld van de gehele data-economie valt buiten de scope van dit rapport. Enkele relevante onderdelen noemen we hier wel kort.

In de CBS-rapporten Digitale grensoverschrijdende transacties (2019) en Imports of digitised products (2021) worden enkele methodes beschreven voor het meten van de import en export van digitale producten en diensten. Eén van deze besproken diensten zijn database-services, waar het delen van data toe behoort. In het rapport De waarde van data 2001-2017, gepubliceerd in 2021, wordt een methode beschreven om de waarde van data in de Nederlandse economie te kwantificeren. Hier wordt gewerkt vanuit het perspectief van de nationale rekeningen, waarbij data beschouwd worden als investeringen. In 2021 is ook het rapport Supply-Use tables for the digital economy gepubliceerd. In dit rapport wordt voor de Nederlandse economie in 2018 een nieuwe versie van aanbod- en gebruiktabellen ingevuld. Het sjabloon voor deze nieuwe tabellen is geïntroduceerd door de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) en heeft als doel om digitale producten en industrieën meer zichtbaar te maken in de nationale rekeningen.

Eurostat heeft de laatste tien jaar enkele rapporten uitgebracht over de datamarkt in Europa. Het meest recente rapport European Data Market study 2024-20263) schetst in hoofdstuk 2 een kwantitatief beeld van de Europese datamarkt. Hiervoor worden vijf hoofdindicatoren gebruikt: dataprofessionals, databedrijven, de inkomsten van databedrijven, de datamarkt en de data-economie. Deze indicatoren worden gepubliceerd op Europees niveau en op lidstaatniveau, waaronder Nederland. Enkele gevraagde indicatoren sluiten nauw aan bij de onderwerpen van dit rapport zoals cijfers over de data monetisation, data flows en de data professional skills gap (het verschil tussen vraag en aanbod van personeel met de juiste vaardigheden).

Het zou onderzocht kunnen worden of (delen van) deze exercitie door het CBS zou kunnen worden uitgevoerd voor de indicatoren van Nederland. Uitvoering door het CBS zorgt voor transparante methodes voor het samenstellen van cijfers, bovendien kan toegespitst worden op de Nederlandse economie en gebruik gemaakt worden van Nederlandse data. Het moet eerst bepaald worden of dit voldoende meerwaarde biedt ten opzichte van de bestaande Europese uitvoering en publicatie. Een haalbaarheidsstudie kan uitwijzen hoe het CBS deze indicatoren kan berekenen op basis van eigen bronnen en hoe omvangrijk dit project zou worden. Voor een dergelijk onderzoek geven we wel expliciet aan dat dit getoetst moet worden op het naleven door het CBS van de zogenaamde algemene beleidsregel, dat ‘waar mogelijk ruimte wordt gemaakt voor commerciële onderzoeksbureau's’.

3) Uitgevoerd door IDC.

3. Internet of Things

Het gebruik van ‘slimme’ apparaten die met het internet verbonden zijn en online data verzamelen, verzenden en uitwisselen zonder tussenkomst van een persoon neemt toe. Dit zijn bijvoorbeeld ‘slimme meters’ voor water, gas of elektriciteit, smart tv’s, ‘slimme’ deurbellen met camera’s, en sensoren gebruikt in de industriële en agrarische sector. Al deze ‘slimme’ apparaten samen worden ook wel het Internet of Things (IoT) genoemd. De DA regelt de online uitwisseling van data via deze ‘slimme’ apparaten en wie de rechthebbenden zijn van de data die gegenereerd worden door deze apparaten.

3.1 Gebruik van IoT-apparaten

Het aantal personen dat ‘slimme’ apparaten (IoT) in huis gebruikt in Nederland nam toe van 81 procent in 2020 naar 89 procent in 2024. Momenteel meet het CBS alleen het aandeel personen dat een of meerdere IoT-apparaten gebruikt, hierbij wordt wel onderscheid gemaakt tussen enkele verschillende types IoT-apparaten. Van de personen die geen gebruik maken van deze apparaten, geeft 23 procent aan dat zij dit niet doen vanwege zorgen over privacy en beveiliging. Deze meting wordt tweejaarlijks uitgevoerd via de enquête ICT-gebruik personen: Slimme apparaten en systemen, 2020, 2022 en 2024.

Over zakelijk gebruik van IoT-apparaten heeft het CBS in 2021 eenmalig een uitvraag gedaan bij bedrijven, waarbij uitgesplitst is naar verschillende toepassingen: StatLine - ICT-gebruik bij bedrijven; bedrijfstak, 2021. Naast deze eenmalige uitvraag is in 2023 gevraagd (en zal ook in 2025 aan bedrijven gevraagd worden) of ze data analyseren die is gegenereerd door IoT-apparaten. Het antwoord op deze vraag geeft geen volledig beeld van het gebruik van IoT-apparaten. Zo is niet bepaald of bedrijven ook eigenaar zijn van de IoT-apparaten waar ze data van analyseren, en zullen er ook bedrijven zijn die geen data analyseren van IoT-apparaten terwijl ze deze apparaten wel in gebruik hebben.

3.2 Aantal IoT-apparaten

Het aantal IoT-apparaten in Nederland wordt door het CBS niet direct waargenomen. Voor zover bekend is er geen register van alle actieve IoT-apparaten in Nederland. Het aantal IoT-apparaten in gebruik zou wel gevraagd kunnen worden aan personen en bedrijven via de enquêtes ICT-gebruik personen en bedrijven (zie paragraaf 6.2). Op basis van de uitvraag kan een schatting gemaakt worden van het totaal aan IoT-apparaten dat gebruikt wordt in Nederland. Een kanttekening daarbij is wel dat het voor respondenten niet altijd eenvoudig is een juiste opgave te doen van het aantal IoT-apparaten over alle vestigingen van een bedrijf.

Internetverbinding IoT-apparaten via sim-kaarten

Een andere manier om de ontwikkeling van het aantal IoT-apparaten te benaderen is door te kijken naar de verbinding van apparaten met het internet. Hiermee kan een deel van het aantal actieve IoT-apparaten worden geschat. IoT-apparaten kunnen op verschillende manieren verbonden zijn met het internet, zoals bijvoorbeeld via sim-kaarten, het LoRa-netwerk, bluetooth of wifi.

IoT-apparaten kunnen verbonden worden met het internet via speciale sim-kaarten. Voor geautomatiseerde datatoepassingen moeten verplicht sim-kaarten met 097-nummers gebruikt worden, op deze manier blijven er voldoende 06-nummers beschikbaar voor telefonie. Het aantal uitgegeven simkaarten met 097-nummers geeft hiermee een indicatie voor het aantal IoT-apparaten dat op deze manier verbonden is met het internet. Het is echter niet uitgesloten dat dit type simkaarten ook voor andere doeleinden gebruikt wordt. Het aantal uitgegeven en actieve simkaarten met 097-nummers wordt ieder kwartaal gepubliceerd in de telecommonitor van de ACM (zie tabblad 'Mobiele telefonie'). Deze dataset bevat ook gegevens over het volume aan dataverbruik en SMS-berichten van 097-simkaarten, het aantal aansluitingen aan SP’s/MVNO’s (Service Provider / Mobile Virtual Network Operators4)) en ‘revenues’. De microdata van deze monitor worden jaarlijks geleverd aan het CBS. De huidige overeenkomst tussen de ACM en CBS biedt ruimte voor een kwartaallevering van deze data.

Overige IoT-internetverbindingen

IoT-apparaten kunnen ook via het LoRa-netwerk (Long Range) verbonden worden met het internet. Dit LoRa-netwerk is vergunningsvrij te gebruiken en er geldt geen meldings- of registratieplicht. Het LoRa-netwerk wordt voornamelijk gebruikt voor apparaten die niet continu een internetverbinding nodig hebben, maar af en toe kleine hoeveelheden data doorgeven (zoals sensoren). Er zijn bij het CBS geen tellingen van het aantal abonnementen op het landelijk dekkend LoRa-netwerk van KPN of van private geïnstalleerde gateways die gebruik maken van dit netwerk. Ook zijn er geen cijfers over internetverbindingen van IoT-apparaten via bluetooth of wifi beschikbaar bij het CBS. Hier lijken momenteel ook geen mogelijkheden voor te bestaan.

Aantal IoT-apparaten via producenten

Een andere wijze om het aantal IoT-apparaten in Nederland te benaderen is om bedrijven te bevragen die deze apparaten produceren of verkopen. Dit lijkt geen veelbelovende optie: het is zeer onzeker of deze bedrijven geïdentificeerd kunnen worden op basis van de huidig beschikbare data. Indien dit toch mogelijk zou zijn en óók het aantal geproduceerde en verkochte apparaten van deze bedrijven te achterhalen valt, dan nog geeft dit niet direct een beeld van het aantal IoT-apparaten dat in gebruik is genomen in Nederland. Daarnaast blijft onbekend hoe lang IoT-apparaten actief blijven functioneren. Deze methode zou ook alle internationale leveranciers missen, wat naar verwachting een groot aandeel is. Het bevragen van personen en bedrijven (zie hierboven in paragraaf 3.2) over het aantal gebruikte IoT-apparaten lijkt een grotere kans op succes te geven.

3.3 IoT data

Dataverwerkingsbedrijven

IoT-apparaten genereren een enorme hoeveelheid data. Deze data kan voor veel verschillende doeleinden gebruikt worden. De hoeveelheid data hiervan die dataverwerkingsbedrijven gebruiken wordt op dit moment (nog) niet waargenomen door het CBS. Het is niet zomaar mogelijk om dataverwerkingsbedrijven te identificeren die met deze data werken. Een van de moeilijkheden hierbij is dat deze markt zeer internationaal is. De grootste bedrijven zijn waarschijnlijk niet Nederlands en bevinden zich daardoor geheel buiten het bereik van de CBS enquêtes. Wanneer alleen naar de Nederlandse bedrijven wordt gekeken, wordt het grootste deel van de datastromen nog niet waargenomen. Om hier wel een beeld van te krijgen zou eerst een populatie dataverwerkingsbedrijven in Nederland moeten worden geïdentificeerd (zie paragraaf 2.3). Vervolgens zou aan deze populatie een vragenlijst gestuurd kunnen worden. Dit is echter een aanzienlijk project waarbij de lastendruk een beperkende factor zou kunnen zijn.

Consumenten

Data uit IoT- apparaten kunnen ook bruikbaar zijn voor personen en bedrijven die deze apparaten gebruiken. De DA introduceert wetgeving die gebruikers van IoT-apparaten toegang geeft tot hun eigen gegenereerde data. Momenteel is er bij het CBS geen informatie beschikbaar over of consumenten bekend zijn met de door hun IoT-apparaten gegenereerde data. Een consument kan er voor kiezen om IoT-data te delen met derde partijen om bijvoorbeeld inzicht te krijgen in deze data. Hierover heeft het CBS geen informatie. Deze onderwerpen zouden potentieel uitgevraagd kunnen worden bij consumenten, bijvoorbeeld als extra vragen die toegevoegd worden aan de enquêtes ICT-gebruik personen en/of bedrijven (zie paragraaf 6.2).

De DA zal gegevenshouders (bedrijven) vanaf september 2025 verplichten om data te delen met gebruikers van geleverde IoT-apparaten. Het aantal bedrijven wat dan verplicht data moet delen en of er compensatie zal worden gegeven voor het delen van deze data wordt (nog) niet waargenomen door het CBS. Deze gegevens zouden mogelijk bij bedrijven uitgevraagd kunnen worden in de enquête ICT-gebruik bedrijven (zie paragraaf 6.2). Mogelijk is dit wel een té specifieke vraag voor de gehele populatie van deze enquête, dit is enkel relevant voor de subgroep van bedrijven die IoT-apparaten aan gebruikers levert. Deze vraag kan dan wellicht beter gesteld worden aan een geselecteerde groep van bedrijven (selectie van bedrijven door middel van een filtervraag), onder het voorbehoud dat deze groep groot genoeg is voor betrouwbare uitkomsten.

Energiedata van ‘slimme’ meters

In de bedrijfstak energie worden IoT-apparaten nu veel gebruikt: er zijn veel energie-aansluitingen met een ‘slimme’ meter. Op termijn (voorziene periode: maanden) krijgt het CBS mogelijk beschikking over de data die door deze IoT-apparaten gegenereerd wordt. Deze data geven ook informatie over het aantal huishoudens en bedrijven die dit soort IoT-apparaten gebruiken en hoeveel IoT-apparaten er zijn per energie-aansluiting. Hiermee kan dan het deel van de actieve IoT-apparaten voor de energiesector bij huishoudens en bedrijven in beeld gebracht worden.

4) MVNO = Mobile Virtual Network Operator. Een mobiel telecombedrijf dat niet over een eigen radiospectrum licentie beschikt, maar onder eigen merknaam mobiele telefonie verkoopt over het netwerk van een andere mobile operator.

4. Cloudaanbieders

Clouddiensten zijn IT-diensten die via het internet worden aangeboden. De gebruiker betaalt voor het daadwerkelijke gebruik van één of meerdere diensten (hardware en/of software) die op de infrastructuur van een cloudaanbieder draaien. Het grootste deel van cloud wordt, zowel in Nederland als op mondiale schaal, aangeboden door een handjevol zeer grote bedrijven. Deze zeer grote cloudaanbieders worden ook wel hyperscalers genoemd. Zij zijn ingericht om enorme aantallen gebruikers wereldwijd tegelijkertijd te voorzien van software, rekenkracht en opslagcapaciteit. De cloudmarkt wordt ook binnen Nederland gedomineerd door deze buitenlandse bedrijven (zie ook: Openbare marktstudie cloudservices ACM).

Een belangrijk aspect van clouddiensten is dat er voor de gebruiker geen lokale IT-infrastructuur nodig is. De diensten en opslag worden aangeboden vanuit diverse locaties wereldwijd. Digitale datastromen zijn sterk grensoverschrijdend. De bedrijven of vestigingen van de aanbieders van deze diensten bevinden zich vaak op andere locaties en in andere landen. Het verzamelen van informatie over hyperscalers vraagt daarom om een samenwerking op Europees niveau. Voor nationale statistiekbureaus is het niet zomaar uit te voeren om een totaalbeeld van deze hyperscalers te verkrijgen. Enerzijds onttrekken deze bedrijven zich aan (statistische) waarneming door nationale statistiekbureaus aangezien zij hun diensten aanbieden vanuit diverse landen. Anderzijds zijn ze met hun diensten aan bedrijven in alle Europese landen wel dominant aanwezig op alle nationale markten. Een Europese samenwerking zou met meer autoriteit gegevens over de bedrijfsactiviteiten van deze hyperscalers in Europa en de afzonderlijke landen kunnen verkrijgen.

In vergelijking met deze grote hyperscalers bedienen overige Europese en Nederlandse cloudaanbieders een zeer klein deel van de (zakelijke) markt volgens het ACM marktonderzoek. De nieuwe richtlijnen van de DA zijn opgesteld met het doel om de interoperabiliteit tussen clouddiensten te verbeteren, waardoor overstappen tussen verschillende aanbieders makkelijker moet worden. Dit biedt mogelijk meer kans voor Nederlandse (en Europese) aanbieders om tot deze markt toe te treden en hun marktaandeel te vergroten. Daarnaast kunnen recente geopolitieke verschuivingen de vraag vergroten naar Europese alternatieven voor de diensten die worden aangeboden door de Amerikaanse hyperscalers. Al is het marktaandeel van Nederlandse en Europese cloudaanbieders op dit moment zeer beperkt, het monitoren van de ontwikkelingen van Nederlandse en Europese cloudaanbieders kan hierdoor in belang zijn toegenomen. Een monitoring zou zoveel mogelijk veranderingen van de Nederlandse en Europese cloudmarkt in beeld moeten brengen.

Een belangrijk en complex aspect van de cloudmarkt is de gelaagdheid van aangeboden diensten. De clouddiensten worden veelal onderverdeeld in drie typen: Infrastructure-as-a-Service (IaaS), Platform-as-a-Service (PaaS) en Software-as-a-Service (SaaS). IaaS ligt vaak aan de basis van de andere twee typen clouddiensten. Veel diensten van een bepaalde laag zijn afhankelijk van de producten van bedrijven die een ‘diepere’ laag aanbieden. Een voorbeeld hiervan is een (Europees) bedrijf dat software aanbiedt (SaaS), en hiervoor de IaaS diensten van een hyperscaler (niet-Europees) gebruikt. Veel producten en services zijn dus op een complexe wijze met elkaar verweven. Dit kan problemen opleveren, bijvoorbeeld wanneer bepaald moet worden hoeveel waarde een bepaalde dienst biedt, terwijl deze niet geïsoleerd gebruikt worden.

4.1 Marktaandeel cloudaanbieders

Om een beeld te krijgen van de Nederlandse cloudmarkt kan gekeken worden naar welke aanbieders welk deel van de (zakelijke) gebruikers voorziet van diensten. Hiermee kan het marktaandeel van de verschillende aanbieders worden bepaald. Het marktaandeel kan op verschillende manieren worden berekend, bijvoorbeeld op basis van het aantal klanten of de omzet. De Openbare Marktstudie Clouddiensten van de ACM (2022) geeft een overzicht van de Nederlandse clouddienstenmarkt. Deze studie geeft onder andere geschatte marktaandelen op basis van omzet van alle belangrijkste cloudaanbieders in Nederland. Hieruit blijkt dat hyperscalers ongeveer 70 tot 85 procent van het Nederlandse marktaandeel bezitten. De gebruikte gegevens in deze marktstudie zijn direct opgevraagd bij de individuele bedrijven, de ACM heeft op deze wijze ook gegevens gekregen van de internationale aanbieders. De ACM liet weten dat zij dergelijke onderzoeken alleen uitvoeren naar aanleiding van een specifieke vraag, gegevens voor een reguliere monitor worden dus niet via deze weg verzameld.

Buitenlandse cloudaanbieders worden door het CBS doorgaans niet direct waargenomen, omdat het CBS enkel Nederlandse bedrijven bevraagt. Het komt echter wel voor dat het CBS in gesprek gaat met individuele bedrijven om specifieke belemmeringen voor statistieken weg te nemen. Voor de cloudmarkt zou het CBS in gesprek kunnen gaan met de Nederlandse vestiging(en) van de hyperscalers om te horen of zij data zouden willen leveren over hun Nederlandse (zakelijke) gebruikers. Ervaring leert dat dit traject een lange adem nodig heeft en de uitkomst onzeker is. Een variant op deze benadering is om een samenwerking op te zetten tussen het CBS, een ministerie of de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland en de hyperscalers, waarbij de uiteindelijke methode voor analyse van de data vrij beschikbaar komt. De uitkomst van een dergelijke benadering is hoogst onzeker, het is niet bekend of de hyperscalers hiervoor openstaan. Daarnaast is het belangrijk dat als het CBS beschikking krijgt over data van de hyperscalers, het CBS geen onthullende bedrijfsinformatie publiceert over individuele bedrijven. In enkele andere statistieken met een beperkt aantal grote berichtgevers (bijvoorbeeld bij zeer grote supermarktketens), kon dit opgelost worden door expliciet toestemming te vragen voor publicatie aan alle individuele berichtgevers.

Enquêtering zakelijke cloudgebruikers

Een alternatieve manier om de verdeling van het marktaandeel van cloudaanbieders in beeld te brengen is Nederlandse (zakelijke) cloudgebruikers te vragen tot welke nationaliteit (bijvoorbeeld Nederlands, Europees of niet-Europees) hun cloudaanbieders behoren (zie paragraaf 6.2). Als gebruikers ook per dienst aangeven tot welke nationaliteit de cloudaanbieders behoren, kan ook een onderscheid worden gemaakt tussen de nationaliteitsverdeling van marktaandelen van de cloudaanbieders naar de verschillende type clouddiensten (IaaS, PaaS of SaaS). Op deze wijze kan het CBS via de gebruikers een beeld krijgen van de nationaliteitsverdeling van het marktaandeel van (internationale) cloudaanbieders die actief zijn op de Nederlandse markt.

Door de gegevens over de cloudaanbieders te combineren met een vraag aan de gebruikers over de kosten van hun cloudgebruik (nieuw in 2025) kan een verfijning worden aangebracht in de schatting van het marktaandeel (zie paragraaf 5.1). Het is echter nog niet zeker of deze vraag na 2025 in de enquête ICT-gebruik bedrijven opgenomen blijft.

4.2 Bedrijfsgegevens Nederlandse Cloudaanbieders

Eerder pilotonderzoek

In 2021 heeft het CBS een studie over cloudaanbieders gepubliceerd: Pilotonderzoek Nederlandse cloudaanbieders, 2019. Een van de conclusies van het onderzoek was dat de gebruikte methode geen internationale cloudaanbieders op de Nederlandse markt kon identificeren. In de cijfers worden enkel Nederlandse cloudaanbieders onderscheiden, het grootste deel van de markt is in dit onderzoek dus niet opgenomen.

Via een keyword-analyse van websites is de populatie afgebakend, deze is vervolgens aangevuld met reeds bekende cloudaanbieders. De gevonden populatie aan bedrijven is vervolgens gekoppeld aan CBS-registers. Dit betekent dat de bedrijfsgegevens van het gehele bedrijf worden geteld en er niet enkel gekeken werd naar het bedrijfsonderdeel dat verantwoordelijk was voor de clouddiensten. Dit leidde tot een overschatting van het aantal werknemers en de omzet voor clouddiensten van de gevonden bedrijven in de populatie. Er kon op deze manier ook geen onderscheid worden gemaakt tussen IaaS-, PaaS- en SaaS-diensten.

Identificatie Nederlandse cloudaanbieders

Voor een actueler beeld van Nederlandse cloudaanbieders, en om deze populatie in de toekomst te monitoren, kan het pilotonderzoek herhaald worden op dezelfde wijze, of met een verbeterde methode voor de identificatie van de Nederlandse cloudaanbieders. Een verbeterde methode op basis van machine learning algoritmen is al gebruikt voor de identificatie van onder andere AI-producerende bedrijven en online platformen. De leden van de brancheorganisaties Dutch cloud community (Nederland) en CISPE (Europa) kunnen daarbij gebruikt worden als startpunt voor de afbakening van de populatie. Het is nog niet mogelijk om buitenlandse cloudaanbieders via deze weg te identificeren, deze zijn niet opgenomen in het ABR (zie paragraaf 6.1).

Bedrijfsgegevens van buitenlandse cloudaanbieders

Er zijn nu geen cijfers beschikbaar over het aanbod van de grote internationale cloudaanbieders. Er zijn wel diverse commerciële databronnen die schattingen geven van cijfers over de gehele markt van cloudaanbieders, veelal op basis van financiële rapporten. Via modellering wordt deze data verdeeld over afzonderlijke landen, waaronder Nederland. Het CBS beschikt niet over deze (internationale) data. Het CBS heeft ook geen informatie over de jurisdictie over buitenlandse bedrijven in Nederland, en dus ook niet over de herkomst van buitenlandse cloudaanbieders in Nederland.

Identificatie van SaaS-aanbieders via marketplaces

Software-as-a-Service (SaaS) is de overkoepelende term voor alle software die als clouddienst wordt aangeboden. SaaS wordt online aangeboden, de gebruiker installeert de software dus niet op de eigen computer. Deze diensten worden vaak aangeboden via een abonnement. De SaaS-markt is tegenwoordig zeer uitgebreid en diffuus. Veel computer- en mobiele applicaties worden als SaaS aangeboden door een veelvoud van grote en kleine bedrijven op een mondiale markt. Een mogelijke alternatieve route om een selectie van cloudaanbieders te identificeren is via SaaS-marketplaces.

De eerder genoemde hyperscalers bieden via zogenaamde marketplaces (een soort ‘app store’) veel verschillende SaaS aan, dit zijn zowel eigen diensten als diensten van derden. Deze applicaties draaien dan op de cloud en via services van de verbonden hyperscaler (‘gelaagdheid’ van de cloudmarkt). Via het aanbod op deze marketplaces is wellicht een methode te ontwikkelen om te achterhalen welke aanbieders er actief zijn op de SaaS-markt. Een grote hindernis is dat deze marketplaces internationaal zijn opgezet. Het is ook nog onbekend of er een bruikbare methode kan worden ontwikkeld om Nederlandse aanbieders of internationale aanbieders actief op de Nederlandse markt te identificeren. Het afbakenen van de gehele (internationale) populatie van bedrijven die SaaS aanbieden is daardoor niet eenvoudig, en een overall beeld schetsen van geheel SaaS via de aanbodzijde lijkt op zichzelf al een omvangrijk project met grote onzekerheden.

Als er onderzoek gewenst is naar de mogelijkheden in deze richting, zou het een optie kunnen zijn eerst een deelpopulatie te definiëren, zoals bijvoorbeeld enkel SaaS op gebied van ‘productiviteit’. Deze kleinere schaal is wellicht beter te onderzoeken dan wanneer de omvangrijke totale SaaS-markt in een keer wordt bekeken.

4.3 Ervaringen Nederlandse Cloudaanbieders

Nieuwe bedrijfsenquête

Er is ook behoefte aan informatie over cloudaanbieders die doorgaans niet uit registers te halen is. Er is een wens naar informatie over ervaren barrières om te voldoen aan de vraag van de afnemers (zoals niet-beschikbare fysieke ruimte of een te hoge regeldruk); over samenwerkingen met beroepsonderwijs en universiteiten; en over afgenomen diensten van de verschillende lagen (IaaS, PaaS of SaaS). Voor zover het Nederlandse cloudaanbieders betreft, zouden deze na identificatie bevraagd kunnen worden over deze onderwerpen via een nieuwe enquête. In het pilotonderzoek uit 2019 waren er 740 Nederlandse cloudaanbieders geïdentificeerd, waarvan ongeveer de helft bestond uit één werkzame persoon. Bij een dergelijk kleine populatie van bedrijven ligt een integrale uitvraag voor de hand. Voor meer informatie over het opzetten van een nieuwe enquête verwijzen we naar paragraaf 6.2.

4.4 Vacatures Nederlandse Cloudaanbieders

De Nederlandse arbeidsmarkt heeft al tijden te maken met krapte. Er zijn sinds eind 2021 meer openstaande vacatures dan werklozen, en in verschillende bedrijfstakken is er moeite om openstaande vacatures te vervullen. Cloudaanbieders kunnen wellicht niet voldoen aan de vraag van afnemers als er een tekort is aan ICT-personeel. In de vacaturedata van het CBS (kwartaalenquête vacatures) wordt onderscheid gemaakt naar bedrijfstak en beroep.

Vacatures naar bedrijfstak

Openstaande, ontstane en vervulde vacatures

Voor alle bedrijfstakken (waaronder de bedrijfstak Informatie en communicatie) zijn er kwartaalcijfers vanaf 1997 over openstaande, ontstane en vervulde vacatures.

Gedetailleerdere uitsplitsing naar bedrijfstak voor ontstane vacatures

Het kan onderzocht worden of op basis van deze brondata de bedrijfstak Informatie en communicatie in meer detail uitgesplitst kan worden voor ontstane vacatures, zodat deze meer aansluit op de populatie Nederlandse cloudaanbieders. Een mogelijke selectie van SBI-codes (standaard bedrijfsindeling) zou zijn:

62.01 Ontwikkelen, produceren en uitgeven van software

63 Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie;

63.1 Inrichten van computerinfrastructuur, gegevensverwerking, hosting en aanverwante activiteiten;

63.9 Activiteiten van webportalen en overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie.

Om te kijken of het mogelijk is om cijfers over ontstane vacatures te publiceren naar gedetailleerdere bedrijfstakken moet onderzocht worden of er voldoende celvulling is. Daarnaast moet onderzocht worden of er voldoende van deze vacatures in de brondata aanwezig zijn voor een betrouwbare waarneming. Het is waarschijnlijk dat er meer details mogelijk zijn voor ontstane vacatures. Zo is in een eerder project over zorg en welzijn gebleken dat het mogelijk is meer details in de vacaturecijfers te produceren. Dit voorbeeld van vacaturedata met een gedetailleerdere uitsplitsing naar bedrijfstak is te zien in het AZW-project (Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn).

Ontstane vacatures naar beroep

Het CBS publiceert ook vanaf 2018 jaarlijks het aantal ontstane vacatures per beroepsklasse uitgesplitst naar bedrijfstak. Een van deze beroepsklassen, die goed aansluit op cloudaanbieders, is specialisten ICT: de software- applicatieontwikkelaars, databank- en netwerkspecialisten (BRC code 081). Deze informatie is te vinden in de tabel Ontstane vacatures, beroepenindeling.

Ontstane vacatures in meer detail naar beroep of vaardigheden

Om te bepalen of ontstane vacatures naar beroep in nog meer detail kunnen worden gepubliceerd, bijvoorbeeld voor de beroepssegmenten Software- en applicatieontwikkelaars (BRC code 0811), Databank- en netwerkspecialisten (BRC code 0812) en de beroepsgroep van Netwerk- en systeemtechnici (ISCO2008 unit group 3513 binnen BRC code 0821), is een vervolgonderzoek nodig. Daarnaast wordt in de brondata ook een beroepenindeling met meer detail van het UWV gegeven (de zogenaamde ‘vijfde laag’). Deze indeling maakt het mogelijk ‘Database en datawarehouse ontwikkelaars’ en ‘Database en datawarehouse beheerders’ te onderscheiden.

Als de bestaande indelingen van vacatures naar beroep niet voldoende aansluiten bij de gevraagde functies, zou, als alternatief, met een algoritme een selectie van vacatures gemaakt kunnen worden op basis van informatie in vacatureteksten. Op deze wijze kunnen vacatures geïdentificeerd worden die zich richten op arbeidskrachten met cloud-gerelateerde vaardigheden. Een vergelijkbare analyse is uitgevoerd voor vacatures voor arbeidskrachten met AI-vaardigheden.

Voor meer details in cijfers over de ontstane vacatures naar beroep moet, net als bij cijfers over de vacatures naar bedrijfstak, onderzocht worden of er voldoende celvulling is voor deze uitsplitsingen. Een publicatie van kwartaalcijfers in plaats van jaarcijfers zou wellicht ook mogelijk zijn voor ontstane vacatures naar beroep.

Vacaturegraad naar bedrijfstak

De vacaturegraad geeft het aantal openstaande vacatures weer per duizend banen, en is dus een relatieve maat voor de vraag naar personeel. Een bedrijfstak met een hele dynamische arbeidsmarkt heeft wellicht veel ontstane vacatures, maar als deze ook eenvoudig worden vervuld, ervaart men hier geen personeelskrapte. Dat ligt anders als er veel vacatures openstaan, deze worden namelijk in de vacaturegraad gerelateerd aan het aantal banen in de bedrijfstak.

Voor alle bedrijfstakken (waaronder de bedrijfstak Informatie en communicatie) wordt ieder kwartaal (vanaf 1997) het aantal openstaande vacatures op het aantal banen (vacaturegraad) berekend.

Vacaturegraad in meer detail binnen Informatie en communicatie

Afhankelijk van de kwaliteit van de brondata van de online vacatures zou via een modelmatige benadering ook het aantal openstaande vacatures berekend kunnen worden naar bedrijfstak in meer detail, en daarmee ook de vacaturegraad. Het is zonder nader onderzoek niet in te schatten of voor de vacaturegraad de cijfers met voldoende kwaliteit berekend kunnen worden. Dit is mede afhankelijk van de kwaliteit van de waarneming binnen de relevante SBI-groepen in de kwartaalenquête vacatures.

5. Cloudgebruikers

Naast de interesse voor de aanbieders op de cloudmarkt is er ook interesse naar de gebruikers op deze markt. Het gebruik van cloud is de afgelopen jaren toegenomen en ook de manier van gebruik is geleidelijk aan veranderd. Zoals beschreven is in de marktstudie clouddiensten van het ACM, kampen cloudgebruikers met een aantal problemen waaronder vendor-lock-in: na de initiële keuze voor een aanbieder is het complex om over te stappen. Dit wordt veroorzaakt en versterkt door gebrekkige interoperabiliteit, complexe tariefstructuren, egress fees5) en technische belemmeringen. De DA probeert een gedeelte van deze problemen aan te pakken, en daarmee overstappen gemakkelijker te maken. Met de groei van cloudgebruik gebeurt het daarnaast vaker dat gebruikers meerdere diensten van verschillende cloudaanbieders gebruiken. Dit fenomeen wordt multicloud genoemd. Deels gebeurt dit onbewust, maar hier kan ook een strategische keuze achterliggen.

5.1 Omvang cloudgebruik Nederlandse bedrijven

Aandeel bedrijven met cloudgebruik

Momenteel wordt het gebruik van clouddiensten uitgevraagd aan bedrijven in de CBS-enquête ICT-gebruik bedrijven. Dit gebeurt, vanaf 2020, jaarlijks. Met deze uitvraag wordt het percentage bedrijven dat clouddiensten gebruikt vastgesteld (71 procent van de Nederlandse bedrijven met meer dan tien werkzame personen in 2024 en 49 procent van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen). Er wordt gevraagd naar het gebruik van meerdere typen clouddiensten, en bij gebruik van minimaal één van deze diensten wordt dit bedrijf in de statistiek gezien als cloudgebruiker. De cijfers geven nog niet direct weer wat de omvang is van het cloudgebruik.

Schatting cloudgebruik via kosten

De omvang van het gebruik van clouddiensten zal op een andere manier bepaald moeten worden. In 2025 is een vraag opgenomen in de enquête ICT-gebruik bedrijven waarbij de respondent een schatting dient te geven van de kosten voor het gebruik van clouddiensten. In veel gevallen zijn de kosten voor clouddiensten ‘pay as you go’. Dit betekent dat de kosten afhankelijk zijn van de omvang van het gebruik (diensten, opslag of rekenkracht). De met deze vraag geschatte kosten zouden kunnen fungeren als een proxy voor de omvang van het gebruik van de cloud. Het model van ‘pay as you go’ is niet altijd het gebruikte model voor facturatie, dus nader onderzoek moet uitwijzen of via de kosten een betrouwbare schatting te maken is voor de omvang van het gebruik en of deze indicator voldoende stabiel is door de tijd. Ook is het nog niet duidelijk of deze nieuwe vraag deel zal blijven uitmaken van de enquête ICT-gebruik bedrijven in de toekomst.

De reguliere CBS-statistiek dienstenprijzen biedt geen goede bron voor de geschatte kosten van het cloudgebruik. Deze statistiek heeft wel gegevens over kosten van ‘het gebruik van netwerken van derden’, ‘service provision fees’ en ‘afdrachten IT-verkeer’, maar deze gegevens worden enkel uitgevraagd bij telecommunicatiebedrijven (SBI 61). Dit maakt de beschikbare informatie ongeschikt voor een benadering van de kosten voor alle bedrijven. In andere productiestatistieken wordt geen uitvraag gedaan van kosten voor cloudgebruik. Deze kosten worden daar waarschijnlijk opgegeven onder ‘automatiseringskosten’ of ‘andere diensten’. Deze categorie is te breed om de kosten van cloudgebruik te kunnen onderscheiden.

5.2 Lagen van clouddiensten

Zoals eerder genoemd wordt het gebruik van verschillende typen clouddiensten (bijvoorbeeld e-mail, gedeelde servers en rekenkracht) uitgevraagd in de enquête ICT-gebruik bedrijven van het CBS. De gebruikte diensten kunnen ingedeeld worden naar de verschillende lagen (IaaS, PaaS en SaaS). Eurostat, die de gegevens van de enquête ICT-gebruik bedrijven van de verschillende nationale statistiekbureaus bundelt, doet dit momenteel al. De indeling naar verschillende lagen is daarmee beschikbaar, en ook vergelijkbaar op Europees niveau.

5.3 Vergelijking cloudgebruik

Cloudgebruik naar bedrijfstak

Verschillende bedrijfstakken gebruiken clouddiensten waarschijnlijk op andere wijze en met een ander motief. In de huidige Statline tabellen wordt cloudgebruik uitgesplitst naar bedrijfstak en groepen van meerdere bedrijfstakken samen. Hiermee kunnen dergelijke vergelijkingen gemaakt worden. De enquête ICT-gebruik bedrijven wordt echter momenteel alleen uitgezet bij commerciële bedrijven, met de SBI-bedrijfstakken C tot en met N en Q. De enquête zou uitgebreid kunnen worden met de niet-commerciële organisaties als uit onderzoek blijkt dat de lastendruk voor deze organisaties hiermee niet te veel wordt verhoogd. Bij voldoende respons binnen de verschillende groepen kan vervolgens bepaald worden wat het mogelijke verschil in cloudgebruik is tussen de publieke en commerciële bedrijfstakken.

Vergelijking cloudgebruikers en niet-cloudgebruikers

Via de enquête ICT-gebruik bedrijven kan er onderscheid worden gemaakt tussen bedrijven die wel of geen clouddiensten gebruiken. Deze bedrijven kunnen vergeleken worden op bedrijfsdemografische en bedrijfseconomische kenmerken. Met deze vergelijking kan bijvoorbeeld gesignaleerd worden welke bedrijfstakken minder gebruik maken van clouddiensten. Eenzelfde vergelijking wordt in 2025 door het CBS uitgevoerd voor bedrijven die wel of niet AI-technologieën gebruiken.

5.4 Nieuwe vragen over cloudgebruik

Via de huidige beschikbare bronnen kunnen niet alle onderwerpen rond cloudgebruik worden beschreven. Over enkele onderwerpen is alleen informatie te verkrijgen door een uitvraag onder bedrijven die gebruik maken van de cloud (71 procent van de Nederlandse bedrijven met meer dan 10 werkzame personen in 2024). Het ligt het meest voor de hand deze vragen op te nemen in de enquête ICT-gebruik bedrijven, of een aanvullende enquête op te zetten voor specifieke bedrijven (zie paragraaf 6.2). De volgende onderwerpen kunnen het beste direct worden uitgevraagd bij cloudgebruikers.

Overstappen van cloudaanbieder

Zoals eerder werd genoemd zijn er belemmeringen bij het overstappen van cloudaanbieder, waar het DA oplossingen voor wil bieden. Het is daarom interessant om te monitoren hoeveel bedrijven er de komende jaren overstappen. Aan cloudgebruikers kan gevraagd worden of ze van plan zijn over te stappen, en of er daadwerkelijk is overgestapt. Dit kan over meerdere jaren een beeld schetsen van de dynamiek in de cloudmarkt. Hierbij hebben bedrijven eigen overwegingen om wel of niet over te stappen van cloudaanbieder. Deze overwegingen staan nergens geregistreerd, en deze kunnen dus enkel direct gevraagd worden aan de bedrijven. Het CBS kan via een uitvraag erachter komen hoe vaak verschillende type overwegingen voorkomen.

Multicloud en overige onderwerpen

Er is nu ook nog geen informatie beschikbaar over het gebruik van meerdere clouddiensten van verschillende cloudaanbieders tegelijkertijd (multicloud). Het toepassen van multicloud kan een strategische keuze zijn, maar kan ook onbewust zo gegroeid zijn. Het ACM geeft aan dat er door bedrijven veel gebruik gemaakt wordt van multicloud, maar dat deze keuze vaak niet bewust gemaakt wordt. Bedrijven weten zelf dan niet altijd dat ze multicloud gebruiken als verschillende clouddiensten door een tussenpartij gecombineerd worden tot één dienst. Direct aan bedrijven vragen of ze multicloud toepassen is daardoor wellicht minder effectief. Een alternatief is wellicht om per opgegeven type clouddienst te vragen welke aanbieder daarvoor wordt gebruikt. Het bepalen of het gebruik van multicloud een strategische keuze is, vergt ook een directe vraag aan de betreffende bedrijven. Een voorbeeld van een strategische keuze voor multicloudgebruik is te zien bij het onderwijs en onderzoeksinstellingen. Hiervoor verwijzen wij naar SURF, de ict-coöperatie van Nederlandse onderwijs- en onderzoeksinstellingen. In hun cloud sourcing strategie (september 2024) staan onder andere hun overwegingen beschreven om te kiezen voor één of meerdere cloudaanbieders en de keuze tussen hyperscalers en kleinere lokale cloudaanbieders.

Overige specifieke onderwerpen zouden ook gevraagd kunnen worden aan bedrijven via een enquête (zie paragraaf 6.2), zoals de keuze voor geïntegreerde cyberoplossingen bij cloudgebruik, en het gebruik van maatwerk tegenover standaardaanbod. Bij dit soort specifieke vragen moet altijd overwogen worden of de toegevoegde lastendruk voor bedrijven opweegt tegenover de verkregen informatie.

5) Egress fees zijn tarieven voor het verplaatsen van data uit de cloud. Dit levert extra kosten op als bij een overstap van cloudaanbieder de opgeslagen gegevens verplaatst moeten worden.

6. Bronnen en methoden CBS

In dit rapport zijn een aantal mogelijke bronnen en methoden meerdere keren benoemd. Dit hoofdstuk geeft meer uitleg over de opzet en het gebruik van deze bronnen. De randvoorwaarden en beperkingen van deze bronnen geven de (on)mogelijkheden aan voor nieuwe monitoring.

6.1 Registerinformatie

De meeste informatie voor het maken van statistieken verkrijgt het CBS tegenwoordig uit registers. Voor economische statistieken over bedrijven vormt de inschrijving van bedrijven bij de Kamer van Koophandel (het handelsregister) een belangrijke basis. Aangevuld met extra informatie worden deze identificatie- en structuurgegevens door het CBS gebruikt als het Algemeen Bedrijven Register (ABR). Door bedrijven en instellingen in het ABR te koppelen met gegevens uit andere registers (o.a. financiële gegevens, werknemersbestand) wordt de informatie over deze eenheden verrijkt. Op basis van dit register worden veel bedrijfsstatistieken gemaakt. Daarnaast bevat het ABR informatie om bedrijven te selecteren voor een uitvraag voor nader onderzoek.

Bedrijven in het ABR worden getypeerd op basis van de hoofdactiviteit van het bedrijf, overeenkomstig internationale afspraken. Met deze methode is het niet goed mogelijk om onderscheid te maken tussen verschillende diensten of producten van een bedrijf of organisatie voor bijvoorbeeld de omzetgegevens of het aantal werkzame personen. Als een bedrijf digitale diensten aanbiedt, waar clouddiensten slechts een klein onderdeel van zijn, wordt dit bedrijf ingedeeld op basis van de andere digitale diensten en is het niet direct zichtbaar in het ABR dat dit bedrijf ook clouddiensten aanbiedt. Daarnaast is de koppeling van bedrijven in het ABR met andere CBS registers niet altijd volledig, in dit geval moet de ontbrekende bedrijfsinformatie worden bijgeschat.

6.2 Enquêtes

Bestaande enquêtes ICT-gebruik

CBS-registers bevatten breed toepasbare algemene informatie, maar niet alle informatie is uit registers te halen. Voor het verzamelen van specifiekere informatie maakt het CBS gebruik van enquêtes. Zo vraagt het CBS jaarlijks aan een steekproef van bedrijven en een steekproef van personen naar het gebruik van ICT-middelen. Dit resulteert in de jaarlijkse statistieken ICT-gebruik bedrijven en ICT-gebruik personen. De vragenlijsten van beide onderzoeken bestaan grotendeels uit verplichte vragen vanuit Eurostat, en enkele aanvullende vragen die opgesteld zijn door het CBS, vaak in samenspraak met andere partijen. Op basis van actuele ontwikkelingen wordt er elk jaar, via Eurostat op Europees niveau, besloten welke vragen relevant zijn. Er wordt vaak gewerkt met roulerende blokken van vragen. Dit zijn sets van vragen die eens in de zoveel jaar uitgevraagd worden.

De enquête ICT-gebruik bedrijven bestaat uit vier vragenlijsten die gericht zijn aan bedrijven (10 werkzame personen of meer), kleine bedrijven (2 tot 10 werkzame personen), zzp’ers en een aanvullende selectie van bedrijven vanuit de monitoring van het Digital Trust Center (onderdeel van het Ministerie van EZ). De laatste drie groepen ontvangen een minder uitgebreide vragenlijst en vallen niet onder de Eurostat verordening, deze uitvraag wordt aanvullend gefinancierd door het Ministerie van EZ. In totaal worden er ongeveer 50 duizend bedrijven bevraagd. De resultaten worden zodanig verwerkt en gewogen dat er een representatief beeld ontstaat van het ICT-gebruik van alle Nederlandse bedrijven in de doelpopulatie. De doelpopulatie (SBI-bedrijfstakken C-N en Q) omvat momenteel niet alle bedrijfstakken. Zo worden bijvoorbeeld de primaire (SBI-bedrijfstakken A en B) en publieke sectoren (SBI-bedrijfstakken O en P) niet bevraagd.

De onderzoekspopulatie van de enquête ICT-gebruik personen richt zich op inwoners van Nederland van 12 jaar of ouder. Elk jaar responderen er minimaal 5 duizend personen. Ook bij dit onderzoek zijn de cijfers gewogen om een beeld te geven van de gehele doelpopulatie.

Vanuit extra informatiebehoefte is het in principe mogelijk om vragen toe te voegen aan deze enquêtes (maatwerk). Hier zijn wel enkele randvoorwaarden aan verbonden. Een van de belangrijkste randvoorwaarden hierbij is de administratieve lastendruk. Het CBS belast respondenten zo min mogelijk met vragenlijsten. Dit houdt in dat, waar mogelijk, wordt gewerkt met registers of andere informatiebronnen, en dat vragenlijsten zo kort en simpel mogelijk worden gehouden. Een andere manier om lastendruk te verlagen is sommige vragen enkel te stellen aan een relevante deelpopulatie, door middel van filtervragen. Voor de enquêtes ICT-gebruik is de vrije ruimte naast het door Eurostat verplichte deel zeer beperkt, de wensen voor uitbreiding zijn groter dan de beschikbare ruimte. Het voordeel van uitbreiding van bestaande enquêtes is daarentegen dat er geen volledig nieuwe onderzoeken hoeven te worden opgezet en uitgezet (minder kosten, minder lastendruk) en dat de respons op de extra vragen kan worden gekoppeld aan de respons uit het volledige onderzoek.

De enquêtes ICT-gebruik bedrijven en personen hebben al een lange vragenlijst. Het CBS wil daarom deze vragenlijsten waar mogelijk verkorten. Dit betekent dat er geen of weinig nieuwe vragen kunnen worden toegevoegd zonder dat er andere vragen komen te vervallen, en dat er keuzes moeten worden gemaakt over welke vragen de hoogste prioriteit hebben. Daarnaast is er bij deze vragenlijsten voorkeur voor simpele vragen die enkel met ja/nee te beantwoorden zijn.

Vanuit de huidige informatiebehoefte kan toch overwogen worden om vragen te wijzigen of toe te voegen. Voor het opstellen van nieuwe vragen heeft het CBS expertise. In samenwerking met de inhoudelijke teams en het Vragenlab van het CBS kan een aanpassing van de vragenlijst of de opzet ontwikkeld worden.

Zowel het toevoegen als het aanpassen van de vragen in bestaande enquêtes heeft een aanzienlijke doorlooptijd voor zowel de ontwikkeling als de programmering als het testen van deze vragen. Dit traject start al ruim voor aanvang van het veldwerk. Voor beide enquêtes van ICT-gebruik bedrijven en personen starten de voorbereidingen in de zomer van het jaar vóór het verslagjaar. Van een bestaande enquête zijn de basiskosten van opzet en uitvoering al gedekt, voor het maatwerk (extra vragen) komen er dan enkel aanvullende kosten bij voor de ontwikkeling, programmering en het testen van deze vragen. Deze kosten hangen af van de hoeveelheid en complexiteit van de vragen. Daarnaast moet (binnen het CBS) expliciet toestemming gevraagd worden over de verhoging van de lastendruk die het toevoegen of aanpassen van vragen met zich mee brengt.

Nieuwe enquête

Nieuwe vragen voor een specifieke groep respondenten, zoals Nederlandse cloudaanbieders, kunnen ook via een geheel nieuwe vragenlijst worden gesteld die specifiek voor deze doelpopulatie is ontwikkeld. Deze optie wordt enkel gebruikt wanneer het CBS de gevraagde informatie niet praktisch uitvoerbaar op een andere manier kan verzamelen. Dit is ook alleen uitvoerbaar als zowel de doelpopulatie van Nederlandse bedrijven voldoende kan worden afgebakend, en deze gekoppeld kan worden met het ABR (als de populatie van bedrijven via online informatie is verkregen). Vervolgens kan een vragenlijst en een verwerkingsstraat ontwikkeld worden.

Voor het afbakenen van een deelpopulatie bedrijven kunnen meerdere technieken gebruikt worden. Eerst wordt gekeken of de Standaard Bedrijfsindeling (SBI, indeling naar hoofdactiviteit) gebruikt kan worden. Wanneer deze indeling niet volstaat, zijn er enkele alternatieve benaderingen mogelijk. Afhankelijk van de beoogde populatie kan worden gewerkt met identificatie op basis van webscraping, samenwerking met brancheorganisaties, het gebruik van respons uit andere CBS-enquêtes of het gebruik van overige externe bronnen. Middels een haalbaarheidsonderzoek kan worden vastgesteld of het inderdaad mogelijk is de populatie af te bakenen. Vervolgens kan het traject worden gestart om de vragenlijst en verwerkingsstraat op te zetten. Hierbij blijft het ook altijd van belang om de lastendruk van de doelpopulatie te beperken, dit kan een reden zijn waarom bedrijven niet of slechts beperkt aanvullend bevraagd kunnen worden voor nieuwe en niet-verplichte statistieken.

Het opstellen van een nieuwe enquête heeft in verhouding hogere kosten dan het toevoegen van vragen aan een bestaande enquête. Bij het opstellen van een geheel nieuwe enquête zullen ook de basiskosten van opzet en uitvoering meetellen. Dit kan echter in sommige gevallen de enige optie zijn, bijvoorbeeld voor relevante informatie over een specifieke populatie of als er meer vragen nodig zijn dan opgenomen kunnen worden in bestaande enquêtes.

6.3 Samenwerkingsverbanden

Individueel overleg met grote berichtgevers

In sommige gevallen komt het voor dat het CBS te maken heeft met een beperkt aantal grote berichtgevers en is publicatie in eerste instantie niet mogelijk omwille van onthullingrisico (bijvoorbeeld bij grote supermarktketens). Echter, als alle betrokken berichtgevers individueel toestemming geven om de cijfers te publiceren, is publicatie van deze statistieken toch mogelijk. Ervaring leert dat dit traject een lange adem nodig heeft en de uitkomst onzeker is. Een variant op individueel overleg met grote berichtgevers is om een formele samenwerking op te zetten tussen CBS, een ministerie en de grote berichtgever, waarbij de uiteindelijk gekozen methode voor berekening van de data vrij beschikbaar komt voor alle betrokken partijen. De uitkomst van een dergelijke benadering is ook hoogst onzeker.

Samenvatting en overzicht

In deze verkenning is onderzocht welke data en bronnen beschikbaar zijn bij het CBS over de onderwerpen data delen, Internet of Things en clouddiensten. De verkenning komt voort uit hernieuwde informatiebehoefte bij het Ministerie van EZ die is ontstaan uit de introductie van de DGA en DA. Er is gesproken met experts binnen en buiten het CBS. Meerdere gesprekspartners gaven aan dit een relevant onderwerp te vinden en dat het zinvol zou zijn meer data te gaan verzamelen in dit kader. Daarnaast erkenden zij ook de complexiteit van het onderwerp en de uitdagingen die overkomen moeten worden om  de gewenste informatie samen te kunnen stellen.

Er is een aantal potentiële databronnen gevonden met informatie die samenhangt met de invoering van de DGA en DA. In beperkte mate zijn cijfers al direct beschikbaar. Het rapport schetst mogelijkheden voor de productie van aanvullende cijfers, hierbij is in veel gevallen nog wel onderzoek nodig naar de praktische haalbaarheid.

Een deel van de gevraagde informatie zal niet op korte termijn beschikbaar kunnen komen bij het CBS. Met name de grote internationale component van het onderwerp beperkt het aantal variabelen waarover het CBS reeds beschikt of op de middellange termijn naar verwachting kan beschikken. De grootste marktpartijen zijn over het algemeen niet Nederlandse bedrijven, en vallen daardoor buiten het directe bereik van de bedrijfsstatistieken van het CBS. Ook heeft het CBS over meerdere digitale onderwerpen nog geen bredere registers om informatie uit te putten.

In deze verkenning worden een aantal suggesties gegeven om toch te komen tot gegevens over de data- en cloudmarkt. Een van de mogelijkheden is gebruikers van deze diensten te benaderen. Een mogelijke beperking hierbij is de lastendruk die gepaard gaat met de enquêtes ICT-gebruik bedrijven en personen. Er is beperkt ruimte voor nieuwe vragen, terwijl er veel potentiële informatieve nieuwe vragen geformuleerd kunnen worden. Een Europees gecoördineerde aanpak bij sterk internationale fenomenen lijkt meer potentie te hebben dan individuele acties van aparte lidstaten. Dat vergt doorgaans een langere doorlooptijd en de ontwikkelingen op deze markt gaan snel. Een andere mogelijkheid is om in overleg te gaan met de grootste (internationale) aanbieders van deze diensten, om belangrijke informatie direct op te vragen.

In de volgende tabellen worden alle bevindingen van het verkennende onderzoek weergegeven. Elke tabel vermeldt over welk onderwerp het gaat, waar in het rapport dit onderwerp beschreven wordt en welke aanvullende belangrijke opmerkingen er zijn over het onderwerp.

In de eerste tabel worden alle onderwerpen genoemd waarover het CBS al cijfers beschikbaar heeft. In de tweede tabel worden alle onderwerpen gegeven waar, met een vervolgonderzoek, in de toekomst mogelijk cijfers over kunnen worden geproduceerd. In deze tabel wordt ook de verwachte omvang van de realisatie van een eventueel vervolgproject aangegeven in de categorieën klein, middelgroot en groot. In de derde tabel worden de variabelen genoemd waarvan met de kennis van nu niet verwacht wordt dat het CBS hier op korte of middellange cijfers over kan produceren.

1a Overzicht Beschikbare informatie
OnderwerpBeschreven in hoofdstuk: kopAanvullende informatie
Aantal personen dat gebruik maakt van IoT-apparaten (verschillende types)hfst 3: Gebruik van IoT-apparatenTweejaarlijks uitgevraagd, bekijk longread
Aantal bedrijven dat gebruik maakt van IoT-apparaten (verschillende types), 2021hfst 3: Gebruik van IoT-apparatenEenmalig uitgevraagd in 2021, bekijk Statline
Aantal bedrijven dat data analyseert van IoT-apparaten, 2023 en 2025hfst 3: Gebruik van IoT-apparatenIn 2023 uitgevraagd, wordt in 2025 herhaald, bekijk Statline. Vervolg staat nog niet vast
Openstaande, ontstane en vervulde vacatures naar bedrijfstakken (o.a. Informatie en communicatie), per kwartaalhfst 4: Openstaande, ontstane en vervulde vacaturesBekijk Statline
Ontstane vacatures naar beroepsklassen, per jaarhfst 4: Ontstane vacatures naar beroepBekijk Statline: specialisten ICT: de software- applicatieontwikkelaars, databank- en netwerkspecialisten (BRC code 081)
Vacaturegraad naar bedrijfstak, per kwartaalhfst 4: Vacaturegraad naar bedrijfstakBekijk Statline: bedrijfstak Informatie en communicatie
Gebruik van verschillende type clouddiensten bij bedrijven, per jaarhfst 5: Aandeel bedrijven met cloudgebruikBekijk Statline

1b Overzicht Nader onderzoek nodig
OnderwerpBeschreven in hoofdstuk: kopGeschatte omvangAanvullende informatie
Nederlandse databemiddelingsdiensten identificeren via registratieplicht ACMhfst 2: Databemiddelingsdiensten onder de DGAmiddelgrootMomenteel nog niet voldoende registraties bij ACM, in de toekomst wel de voornaamste bron
Nederlandse databemiddelingsdiensten populatie afbakenen met nieuwe bronnen (bijv webscraping)hfst 2: Identificatie databemiddelingsdienstenmiddelgroot/groot
Nieuwe vragenlijst voor Nederlandse databemiddelingsdienstenhfst 2: Identificatie databemiddelingsdienstengrootEnkel mogelijk na afbakenen populatie
Nederlandse databemiddelingsdiensten populatie afbakenen met filtervraag in bredere CBS-enquêteshfst 2: Identificatie databemiddelingsdienstenmiddelgrootHet lijkt onwaarschijnlijk dat deze optie kansrijk is, vanwege de verwachte kleine omvang van de populatie databemiddelingsdiensten
Aantal Nederlandse bedrijven dat gebruik maakt van databemiddelingsdiensten, via vragenlijst hfst 2: Identificatie databemiddelingsdienstenklein/middelgrootVragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Aantal Nederlandse bedrijven dat gebruik maken van datadeel-overeenkomsten, via vragenlijsthfst 2: Datadeel-overeenkomstenklein/middelgrootVragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Aantal Nederlandse bedrijven dat bij data delen gebruik maken van breder gedeelde afsprakenstelsels, via vragenlijsthfst 2: Datadeel-overeenkomstenklein/middelgrootVragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Identificeren van Nederlandse bedrijven die data verwerken via filtervraag, via vragenlijstHfst 2: DataverwerkingsbedrijvenmiddelgrootMogelijk kan al gebruik worden gemaakt van huidige vragen over datagebruik en data-analytics in enquête ICT-gebruik bedrijven
Indicatoren van European Data Market Study 2024-2026 (Eurostat) voor Nederland door het CBS laten berekenenhfst 2: Data-economie algemeengrootHaalbaarheidstudie nodig voor onderzoek welke variabelen zich lenen voor uitvoering door CBS. Bekijk rapport Eurostat
Aantal bedrijven dat gebruik maakt van IoT-apparaten (verschillende types), via vragenlijsthfst 3: Gebruik van IoT-apparatenklein/middelgrootDeze vraag is al eens uitgevraagd in 2021. Vragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Aantal bedrijven dat data analyseert van IoT-apparaten, via vragenlijsthfst 3: Gebruik van IoT-apparatenkleinDeze vraag is al eens uitgevraagd in 2023 en wordt uitgevraagd in 2025, vervolguitvraging is nog niet duidelijk. Vragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Aantal gebruikte IoT-apparaten in Nederland, via vragenlijst (bedrijven en personen)hfst 3: Aantal IoT-apparatenmiddelgrootOnzeker of respondenten deze informatie beschikbaar hebben. Vragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Aantal gebruikte 097-simkaarten (type IoT internet verbinding), via ACM telecommonitor datahfst 3: Internetverbinding IoT-apparaten via sim-kaartenkleinData beschikbaar bij CBS via ACM, kwaliteit moet nog onderzocht worden
Informatie over het gebruik van IoT-data door Nederlandse dataverwerkingsbedrijven, nieuwe vragenlijsthfst 3: Dataverwerkingsbedrijvengroot
Informatie over of gebruikers bewust zijn van data uit hun IoT-apparaten en of ze data delen met derden, via vragenlijsthfst 3: Consumentenklein/middelgrootVragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Informatie over of producenten en leveranciers van IoT-apparaten verplicht data moeten delen aan gebruikers, via vragenlijsthfst 3: ConsumentenmiddelgrootDoelpopulatie voor deze vraag is niet eenvoudig vast te stellen. Vragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Gegevens over en van IoT-apparaten in de energiesectorhfst 3: Energiedata van 'slimme' meterskleinCBS gaat de energiecijfers van IoT-apparaten ('slimme' meters) ontvangen. Deze cijfers moeten dan wel nog verwerkt worden
In overleg organiseren van directe waarneming van grote internationale cloudaanbieders op de Nederlandse markthfst 4: Marktaandeel cloudaanbiedersmiddelgroot/grootVia Nederlandse vestigingen kan het CBS contact leggen. Uitkomst zeer onzeker
Samenwerking starten tussen CBS, ministerie en internationale cloudaanbieders over analyse cijfershfst 4: Marktaandeel cloudaanbiedersgrootHet CBS kan contact leggen met internationale cloudaanbieders. Uitkomst zeer onzeker
Verdeling marktaandeel cloudaanbieders naar nationaliteit, via Nederlandse cloudgebruikers, via vragenlijsthfst 4: Enquêtering zakelijke cloudgebruikersklein/middelgrootIn combinatie met de vraag over kosten van clouddiensten kan dit een indicatie geven van de hoeveelheid gebruik. Vragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Nederlandse cloudaanbieders populatie afbakenen met website-informatie en modelleringhfst 4: Identificatie Nederlandse cloudaanbiedersmiddelgrootOp basis van een eerder pilotonderzoek (met verbeteringen) kan opnieuw de populatie worden afgebakend. Bekijk pilotonderzoek
Nieuwe vragenlijst voor Nederlandse cloudaanbieders over onder andere barrières en samenwerkingenhfst 4: Nieuwe bedrijfsenquêtegrootEnkel mogelijk na afbakenen populatie
Via SaaS-marketplaces gegevens verkrijgen over (Nederlandse) SaaS aanbieders en de SaaS-markthfst 4: Identificatie van SaaS-aanbieders via marketplacesmiddelgrootOntwikkeling van nieuwe technieken benodigd voor nieuwe brondata (online marketplace)
Ontstane vacatures gedetailleerdere uitsplitsing naar ICT-bedrijfstakkenhfst 4: Gedetailleerdere uitsplitsing naar bedrijfstak voor ontstane vacaturesklein/middelgrootBekijk Statline
Ontstane vacatures gedetailleerdere uitsplitsing naar ICT-beroepenhfst 4: Ontstane vacatures in meer detail naar beroep of vaardighedenklein/middelgrootBekijk Statline
Ontstane vacatures gedetailleerdere uitsplitsing naar ICT-beroepen via identificatie op basis van cloud-vaardighedenhfst 4: Ontstane vacatures in meer detail naar beroep of vaardighedenmiddelgrootBekijk longread met vergelijkbare methode
Vacaturegraad gedetailleerdere uitsplitsing naar ICT-bedrijfstakkenhfst 4: Vacaturegraad in meer detail binnen Informatie en communicatiemiddelgrootBekijk Statline
Schatting hoeveelheid gebruik clouddiensten door bedrijven via kosten, 2025hfst 5: Schatting cloudgebruik via kostenmiddelgrootHaalbaarheidsonderzoek naar mogelijkheid nodig
Schatting hoeveelheid gebruik clouddiensten door bedrijven via kosten, via vragenlijst (vervolg)hfst 5: Schatting cloudgebruik via kostenklein/middelgrootVervolg indien haalbaarheidsonderzoek positief. Het staat nog niet vast dat de benodigde vraag in de enquête blijft na 2025
Cloudgebruik bedrijven verdelen naar verschillende lagen (IaaS, PaaS en SaaS), via reeds gestelde vraag in vragenlijsthfst 5: Lagen van clouddienstenkleinVerdeling typen diensten over de lagen overnemen van Eurostat. Bekijk Eurostat verdeling
Vergelijking cloudgebruik tussen verschillende bedrijfstakken op basis van respons enquête ICT-gebruikhfst 5: Cloudgebruik naar bedrijfstakkleinPublieke organisaties zijn nu nog geen onderdeel van de enquête ICT-gebruik bedrijven
Niet-commerciële organisaties toevoegen aan de populatie van de enquête ICT-gebruik bedrijvenhfst 5: Cloudgebruik naar bedrijfstakklein/middelgrootDit kan alleen als de lastendruk voor deze organisaties hierdoor niet te veel wordt verhoogd
Een vergelijking tussen bedrijven die clouddiensten gebruiken en bedrijven die dat niet doen op basis van respons enquête ICT-gebruikhfst 5: Vergelijking cloudgebruikers en niet-cloudgebruikersmiddelgroot
Aantal Nederlandse bedrijven dat overstapt van cloudaanbieder en de redenen hiervoor, via vragenlijsthfst 5: Overstappen van cloudaanbiederklein/middelgrootVragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Aantal Nederlandse bedrijven dat gebruik maakt van multicloud, via vragenlijsthfst 5: Multicloud en overige onderwerpenmiddelgrootHet is niet vanzelfsprekend of cloudgebruikers hier betrouwbaar over kunnen antwoorden. Vragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk
Overige vragen over cloudgebruik onderwerpen toevoegen aan de enquêtes ICT-gebruik, via vragenlijsthfst 5: Multicloud en overige onderwerpenklein/middelgrootVragen toevoegen aan bestaande CBS-enquêtes enkel beperkt mogelijk ivm lastendruk

1c Overzicht Geen informatie beschikbaar
OnderwerpBeschrijving in hoofdstuk: kopAanvullende informatie
Nederlandse databemiddelingsdiensten identificeren op basis van huidige CBS gegevenshfst 2: Databemiddelingsdiensten onder de DGA
Aantal datadeel-overeenkomsten in Nederland bepalen met huidige CBS gegevenshfst 2: Datadeel-overeenkomsten
Aantal IoT-apparaten in Nederland bepalen met huidige CBS gegevenshfst 3: Aantal IoT-apparaten
Cijfers over het aantal IoT-apparaten via andere internetverbindingen dan sim-kaartenhfst 3: Overige IoT-internetverbindingen
Aantal IoT-apparaten bepalen via producentenhfst 3: Aantal IoT-apparaten via producentenTe veel onzekerheden bij deze werkwijze
Nederlandse cloudaanbieders identificeren op basis van SBI hfst 4: Identificatie Nederlandse cloudaanbiedersEr zijn geen passende SBI categorieën
Gebruik van externe commerciële databronnen over bijvoorbeeld de cloudmarkthfst 4: Bedrijfsgegevens buitenlandse cloudaanbiedersHet CBS neemt niet regulier data af van commerciële partijen
Informatie over jurisdictie van (internationale) cloudaanbiedershfst 4: Bedrijfsgegevens buitenlandse cloudaanbiedersDit is geen informatie die het CBS levert
Schatting gebruik clouddiensten door bedrijven via CBS-statistiek dienstprijzenhfst 5: Schatting cloudgebruik via kosten