6. Bronnen en methoden CBS
In dit rapport zijn een aantal mogelijke bronnen en methoden meerdere keren benoemd. Dit hoofdstuk geeft meer uitleg over de opzet en het gebruik van deze bronnen. De randvoorwaarden en beperkingen van deze bronnen geven de (on)mogelijkheden aan voor nieuwe monitoring.
6.1 Registerinformatie
De meeste informatie voor het maken van statistieken verkrijgt het CBS tegenwoordig uit registers. Voor economische statistieken over bedrijven vormt de inschrijving van bedrijven bij de Kamer van Koophandel (het handelsregister) een belangrijke basis. Aangevuld met extra informatie worden deze identificatie- en structuurgegevens door het CBS gebruikt als het Algemeen Bedrijven Register (ABR). Door bedrijven en instellingen in het ABR te koppelen met gegevens uit andere registers (o.a. financiële gegevens, werknemersbestand) wordt de informatie over deze eenheden verrijkt. Op basis van dit register worden veel bedrijfsstatistieken gemaakt. Daarnaast bevat het ABR informatie om bedrijven te selecteren voor een uitvraag voor nader onderzoek.
Bedrijven in het ABR worden getypeerd op basis van de hoofdactiviteit van het bedrijf, overeenkomstig internationale afspraken. Met deze methode is het niet goed mogelijk om onderscheid te maken tussen verschillende diensten of producten van een bedrijf of organisatie voor bijvoorbeeld de omzetgegevens of het aantal werkzame personen. Als een bedrijf digitale diensten aanbiedt, waar clouddiensten slechts een klein onderdeel van zijn, wordt dit bedrijf ingedeeld op basis van de andere digitale diensten en is het niet direct zichtbaar in het ABR dat dit bedrijf ook clouddiensten aanbiedt. Daarnaast is de koppeling van bedrijven in het ABR met andere CBS registers niet altijd volledig, in dit geval moet de ontbrekende bedrijfsinformatie worden bijgeschat.
6.2 Enquêtes
Bestaande enquêtes ICT-gebruik
CBS-registers bevatten breed toepasbare algemene informatie, maar niet alle informatie is uit registers te halen. Voor het verzamelen van specifiekere informatie maakt het CBS gebruik van enquêtes. Zo vraagt het CBS jaarlijks aan een steekproef van bedrijven en een steekproef van personen naar het gebruik van ICT-middelen. Dit resulteert in de jaarlijkse statistieken ICT-gebruik bedrijven en ICT-gebruik personen. De vragenlijsten van beide onderzoeken bestaan grotendeels uit verplichte vragen vanuit Eurostat, en enkele aanvullende vragen die opgesteld zijn door het CBS, vaak in samenspraak met andere partijen. Op basis van actuele ontwikkelingen wordt er elk jaar, via Eurostat op Europees niveau, besloten welke vragen relevant zijn. Er wordt vaak gewerkt met roulerende blokken van vragen. Dit zijn sets van vragen die eens in de zoveel jaar uitgevraagd worden.
De enquête ICT-gebruik bedrijven bestaat uit vier vragenlijsten die gericht zijn aan bedrijven (10 werkzame personen of meer), kleine bedrijven (2 tot 10 werkzame personen), zzp’ers en een aanvullende selectie van bedrijven vanuit de monitoring van het Digital Trust Center (onderdeel van het Ministerie van EZ). De laatste drie groepen ontvangen een minder uitgebreide vragenlijst en vallen niet onder de Eurostat verordening, deze uitvraag wordt aanvullend gefinancierd door het Ministerie van EZ. In totaal worden er ongeveer 50 duizend bedrijven bevraagd. De resultaten worden zodanig verwerkt en gewogen dat er een representatief beeld ontstaat van het ICT-gebruik van alle Nederlandse bedrijven in de doelpopulatie. De doelpopulatie (SBI-bedrijfstakken C-N en Q) omvat momenteel niet alle bedrijfstakken. Zo worden bijvoorbeeld de primaire (SBI-bedrijfstakken A en B) en publieke sectoren (SBI-bedrijfstakken O en P) niet bevraagd.
De onderzoekspopulatie van de enquête ICT-gebruik personen richt zich op inwoners van Nederland van 12 jaar of ouder. Elk jaar responderen er minimaal 5 duizend personen. Ook bij dit onderzoek zijn de cijfers gewogen om een beeld te geven van de gehele doelpopulatie.
Vanuit extra informatiebehoefte is het in principe mogelijk om vragen toe te voegen aan deze enquêtes (maatwerk). Hier zijn wel enkele randvoorwaarden aan verbonden. Een van de belangrijkste randvoorwaarden hierbij is de administratieve lastendruk. Het CBS belast respondenten zo min mogelijk met vragenlijsten. Dit houdt in dat, waar mogelijk, wordt gewerkt met registers of andere informatiebronnen, en dat vragenlijsten zo kort en simpel mogelijk worden gehouden. Een andere manier om lastendruk te verlagen is sommige vragen enkel te stellen aan een relevante deelpopulatie, door middel van filtervragen. Voor de enquêtes ICT-gebruik is de vrije ruimte naast het door Eurostat verplichte deel zeer beperkt, de wensen voor uitbreiding zijn groter dan de beschikbare ruimte. Het voordeel van uitbreiding van bestaande enquêtes is daarentegen dat er geen volledig nieuwe onderzoeken hoeven te worden opgezet en uitgezet (minder kosten, minder lastendruk) en dat de respons op de extra vragen kan worden gekoppeld aan de respons uit het volledige onderzoek.
De enquêtes ICT-gebruik bedrijven en personen hebben al een lange vragenlijst. Het CBS wil daarom deze vragenlijsten waar mogelijk verkorten. Dit betekent dat er geen of weinig nieuwe vragen kunnen worden toegevoegd zonder dat er andere vragen komen te vervallen, en dat er keuzes moeten worden gemaakt over welke vragen de hoogste prioriteit hebben. Daarnaast is er bij deze vragenlijsten voorkeur voor simpele vragen die enkel met ja/nee te beantwoorden zijn.
Vanuit de huidige informatiebehoefte kan toch overwogen worden om vragen te wijzigen of toe te voegen. Voor het opstellen van nieuwe vragen heeft het CBS expertise. In samenwerking met de inhoudelijke teams en het Vragenlab van het CBS kan een aanpassing van de vragenlijst of de opzet ontwikkeld worden.
Zowel het toevoegen als het aanpassen van de vragen in bestaande enquêtes heeft een aanzienlijke doorlooptijd voor zowel de ontwikkeling als de programmering als het testen van deze vragen. Dit traject start al ruim voor aanvang van het veldwerk. Voor beide enquêtes van ICT-gebruik bedrijven en personen starten de voorbereidingen in de zomer van het jaar vóór het verslagjaar. Van een bestaande enquête zijn de basiskosten van opzet en uitvoering al gedekt, voor het maatwerk (extra vragen) komen er dan enkel aanvullende kosten bij voor de ontwikkeling, programmering en het testen van deze vragen. Deze kosten hangen af van de hoeveelheid en complexiteit van de vragen. Daarnaast moet (binnen het CBS) expliciet toestemming gevraagd worden over de verhoging van de lastendruk die het toevoegen of aanpassen van vragen met zich mee brengt.
Nieuwe enquête
Nieuwe vragen voor een specifieke groep respondenten, zoals Nederlandse cloudaanbieders, kunnen ook via een geheel nieuwe vragenlijst worden gesteld die specifiek voor deze doelpopulatie is ontwikkeld. Deze optie wordt enkel gebruikt wanneer het CBS de gevraagde informatie niet praktisch uitvoerbaar op een andere manier kan verzamelen. Dit is ook alleen uitvoerbaar als zowel de doelpopulatie van Nederlandse bedrijven voldoende kan worden afgebakend, en deze gekoppeld kan worden met het ABR (als de populatie van bedrijven via online informatie is verkregen). Vervolgens kan een vragenlijst en een verwerkingsstraat ontwikkeld worden.
Voor het afbakenen van een deelpopulatie bedrijven kunnen meerdere technieken gebruikt worden. Eerst wordt gekeken of de Standaard Bedrijfsindeling (SBI, indeling naar hoofdactiviteit) gebruikt kan worden. Wanneer deze indeling niet volstaat, zijn er enkele alternatieve benaderingen mogelijk. Afhankelijk van de beoogde populatie kan worden gewerkt met identificatie op basis van webscraping, samenwerking met brancheorganisaties, het gebruik van respons uit andere CBS-enquêtes of het gebruik van overige externe bronnen. Middels een haalbaarheidsonderzoek kan worden vastgesteld of het inderdaad mogelijk is de populatie af te bakenen. Vervolgens kan het traject worden gestart om de vragenlijst en verwerkingsstraat op te zetten. Hierbij blijft het ook altijd van belang om de lastendruk van de doelpopulatie te beperken, dit kan een reden zijn waarom bedrijven niet of slechts beperkt aanvullend bevraagd kunnen worden voor nieuwe en niet-verplichte statistieken.
Het opstellen van een nieuwe enquête heeft in verhouding hogere kosten dan het toevoegen van vragen aan een bestaande enquête. Bij het opstellen van een geheel nieuwe enquête zullen ook de basiskosten van opzet en uitvoering meetellen. Dit kan echter in sommige gevallen de enige optie zijn, bijvoorbeeld voor relevante informatie over een specifieke populatie of als er meer vragen nodig zijn dan opgenomen kunnen worden in bestaande enquêtes.
6.3 Samenwerkingsverbanden
Individueel overleg met grote berichtgevers
In sommige gevallen komt het voor dat het CBS te maken heeft met een beperkt aantal grote berichtgevers en is publicatie in eerste instantie niet mogelijk omwille van onthullingrisico (bijvoorbeeld bij grote supermarktketens). Echter, als alle betrokken berichtgevers individueel toestemming geven om de cijfers te publiceren, is publicatie van deze statistieken toch mogelijk. Ervaring leert dat dit traject een lange adem nodig heeft en de uitkomst onzeker is. Een variant op individueel overleg met grote berichtgevers is om een formele samenwerking op te zetten tussen CBS, een ministerie en de grote berichtgever, waarbij de uiteindelijk gekozen methode voor berekening van de data vrij beschikbaar komt voor alle betrokken partijen. De uitkomst van een dergelijke benadering is ook hoogst onzeker.