Auteur: Hans Schmeets, Jeanet Exel, Anton ten Westenend, Dennis Martens

De Heitjes en de sociale contacten in Heerlen

Over deze publicatie

In Heerlen is het wantrouwen tussen de burgers groot. Zo behoort Heerlen tot de drie grote gemeenten met het laagste vertrouwen van burgers in elkaar. Ook is de deelname aan vrijwilligerswerk in Heerlen het geringst, en hebben de Heerlenaren weinig vertrouwen in de politiek. Beduidend beter is het gesteld met de sociale contacten, waar in dit essay op wordt ingegaan. Zo heeft 82 procent minstens een keer per week contact met een familielid, 73 procent met een vriend of kennis, en 60 procent met de buren. Dat ligt weliswaar nog iets onder het landelijke gemiddelde, maar in veel andere grote gemeenten zijn er minder sociale contacten. Aanvullend onderzoek, uit 2020, leert dat in Heerlen-noord de burgers zeggen dat ze beduidend minder vaak een wekelijks contact hebben met een familielid, vriend of buur dan in het zuiden van Heerlen. De verschillen tussen zowel de gemeenten als tussen de twee gebieden in Heerlen zijn nauwelijks toe te schrijven aan demografische- en sociaaleconomische kenmerken. In Heerlen is inmiddels een experiment gestart waarbij burgers klussen kunnen uitvoeren voor een vrijwilligersvergoeding in de vorm van ‘heitjes’. Hiermee wordt beoogd om de burgerbetrokkenheid te vergroten, de openbare ruimte te verbeteren en de lokale economie te stimuleren. Daartoe behoort ook een intensivering van de sociale contacten.

Hans Schmeets is verbonden aan het CBS en de Universiteit van Maastricht,
Jeanet Exel aan het CBS,
Anton ten Westenend aan de Buurtorganisatie GMS, en
Dennis Martens aan de gemeente Heerlen
(voor vragen of opmerkingen OenBI@heerlen.nl)

1. Relevantie van sociale contacten

De afgelopen twee jaar hebben een wissel gelegd op het samen zijn van mensen in de samenleving. Maatregelen om de Covid-19 pandemie te verslaan, waaronder het houden van afstand tot elkaar,  hadden vooral tot doel dat fysieke sociale contacten werden vermeden om zo de verspreiding van het virus tegen te gaan. Sociale contacten zijn niet alleen van belang voor het welzijn van het individu, maar ook voor het welzijn van de samenleving. Door onderlinge communicatie ontstaan verbindingen tussen personen, en door regelmatige contacten worden die sociale banden onderhouden. Sociale contacten zijn ook essentieel voor het vormen van de sociale netwerken in de samenleving met gemeenschappelijke waarden, ook wel aangeduid als ‘sociaal kapitaal’ (Van Beuningen en Schmeets, 2013). Dit sociaal kapitaal is als het ware de smeerolie die de samenleving draaiende houdt en heeft een positief effect op zowel de welvaart (Knack en Kiefer, 1997) als het welzijn (Krol, 2011; Portela, Neira, Salinas-Jiménez, 2013; Matsushima en Matsunaga, 2015). Minder contacten tussen mensen zal de sociale cohesie doen afbrokkelen. Vandaar dat het van belang is dat mensen met elkaar interacteren. Naast het belang voor de samenleving, is eerder ook aangetoond dat het onderhouden van sociaal contact met naasten en het gevoel belangrijk te zijn voor anderen ons gelukkiger maakt en meer tevreden met het sociale leven (Mars en Schmeets, 2011; CBS, 2016; 2018; Coumans en Schmeets, 2019).
Hoe is het gesteld met de sociale contacten in Heerlen, zowel voor als tijdens de pandemie? En zien we ook op dit terrein dat de inwoners van Heerlen-noord achterblijven ten opzichte van Heerlen-zuid? En wat kunnen we verwachten van het Heerlens-Heitje project waarin burgers gestimuleerd worden om als vrijwilliger klusjes tegen een geringe vergoeding op te pakken?

1) https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2021/meer-vrijwilligers-in-heerlen-met-het-heitje.
2) https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2022/de-heitjes-en-het-onderlinge-wantrouwen-in-heerlen.
3) https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2022/de-heitjes-en-het-politieke-vertrouwen-in-heerlen.

2. De pandemie en de sociale contacten

Resultaten uit het onderzoek Sociale samenhang en Welzijn uit 2020 tonen aan dat 83 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder regelmatig – dat is minstens wekelijks – contact heeft met een familielid buiten het eigen huishouden (CBS, 2021). Dat kan op verschillende manieren: een ontmoeting, bellen, het versturen van een app of een chatbericht, of schrijven per e-mail of een traditionele brief die per post wordt verstuurd. Een dagelijks familiecontact heeft 33 procent, 50 procent heeft dat wekelijks, 12 procent maandelijks, 3 procent minder dan maandelijks en 2 procent vrijwel nooit. Deze band met de familie is heel stabiel: sinds 2013 is het regelmatige familiecontact 82 tot 84 procent.

Driekwart van de 15-plussers heeft in 2020 regelmatig een contact gehad met een vriend of goede kennis. Dagelijks communiceert 30 procent daarmee, 46 procent doet dat wekelijks, 17 procent maandelijks, 5 procent minder dan maandelijks en 3 procent vrijwel nooit. Ook bij deze contactvorm is de trend heel stabiel. Dat geldt niet voor het burencontact: waar in 2013 nog 63 procent regelmatig contact had met hun buren, is dat in 2020 gereduceerd tot 55 procent. Bovendien verloopt deze afname geleidelijk, en wordt vooral veroorzaakt door het dalende aandeel dat elke dag de buren contacteerde; van 18 procent in 2013 tot 12 procent in 2020. Naast deze frequente burencontacten, heeft 43 procent een wekelijks contact. Verder ziet, belt, of appt 21 procent hun buren maandelijks, 9 procent doet dat minder dan maandelijks en 15 procent vrijwel nooit. Er zijn dus geen duidelijke indicaties dat in 2020, het eerste corona-jaar, de sociale contacten sterk zijn afgenomen. Dit blijkt ook uit de kwartaalcijfers, met grofweg het eerste kwartaal vlak voor de aanvang van Covd-19 pandemie, en de daarop volgende drie kwartalen. In de grafiek is te zien dat na het eerste kwartaal het regelmatige contact met een familielid iets is gestegen. Het contact met een vriend(in) of goede kennis is daarentegen wel gedaald met vier procentpunt. Bij het burencontact is in het tweede en derde kwartaal een stevige groei te zien, om daarna weer in te zakken naar het niveau van voor de crisis.

2.1 Wekelijkse sociale contacten, 2020
KwartaalFamilie (%)Vrienden (%)Buren (%)
I81,777,752,3
II84,475,058,8
III82,274,958,1
IV83,373,852,7

Dat de sociale contacten geen stevige knauw hebben gekregen wordt verder ondersteund door aanvullende trends in de afgelopen twee jaar per kwartaal te bekijken4). Een kleine groep blijft verstoken van regelmatige contacten. Zo’n 4 tot 5 procent heeft minder dan wekelijks contact met zowel familieleden als vrienden en buren. Vlak voor de pandemie, in het eerste kwartaal van 2020, was dat 4,9 procent. In de daaropvolgende drie kwartalen nam de omvang van deze groep iets af. Ook in 2021 is deze groep, die sociaal buitengesloten is, niet gegroeid ten opzichte van voor de crisis. Dergelijke cijferopstellingen betekenen uiteraard niet dat de manier waarop sociale contacten vorm krijgen gelijk is gebleven. Zo kan de vorm van deze contacten wel veranderen, zoals van fysiek naar op afstand via de telefoon of video-bellen, en het versturen van berichten.

4) https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/welvaart-in-coronatijd.

3. De sociale contacten in Heerlen

We hebben gezien dat in Nederland een duidelijke meerderheid regelmatige sociale contacten onderhoudt met familieleden, met vrienden en goede kennissen, en met buren. Contacten zijn noodzakelijk voor de sociale netwerken in een samenleving, die ontstaan uit personen van de eigen groep zoals de familiekring en de vrienden, als uit personen die niet noodzakelijk tot de eigen zelf gekozen groep behoren, zoals de buren. Dit onderscheid staat ook bekend als ‘bonding’ en ‘bridging’ sociaal kapitaal (Putnam, 2000). En vooral dit overbruggende sociaal kapitaal wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor de sociale cohesie. Waar lange termijn ontwikkelingen geen afname van de contacten met familie en de vriendenkring laten zien, is dit wel duidelijk te zien in het burencontact. Dit is echter minder zichtbaar in een afname van de groep die wekelijks hun buren ziet, spreekt of op een andere wijze daarmee communiceert, maar is vooral toe te schrijven aan de groep die zeer frequent, dagelijks, een burencontact heeft. Een tweede constatering is dat er nauwelijks aanwijzingen zijn dat de Covid-19 pandemie sterke negatieve gevolgen heeft gehad voor de sociale contacten. Hoewel de vriendencontacten licht zijn afgenomen, is er juist bij de burencontacten een groei te zien. Dit kan er op duiden dat minder persoonlijk contact kennelijk gecompenseerd wordt door andere contactvormen, zoals (beeld)bellen of het sturen van berichtjes.
Dergelijke statistieken op basis van het tweede en derde kwartaal 2020 zijn van belang om de cijfers van de gemeente Heerlen te kunnen duiden. Immers, in het kader van het Heitjes-project is in deze periode een apart onderzoek gehouden in de gemeente Heerlen om de sociale samenhang en het welzijn, waaronder de sociale contacten, vast te stellen.

Voordat we op deze bevindingen ingaan, positioneren we Heerlen eerst ten opzichte van 50 andere grotere gemeenten. Daarvoor maken we gebruik van landelijke gegevens die in acht opeenvolgende jaren sinds 2012 zijn verzameld, en waar in totaal 61.200 personen van 15 jaar en ouder hebben meegedaan. Daaruit blijkt dat in Heerlen gemiddeld genomen in de periode 2012-2019 met 82 procent een grote meerderheid minstens een keer per week een contact met een familielid dat niet behoort tot het eigen huishouden. Dit is nagenoeg gelijk aan het landelijke gemiddelde van 83 procent. Op de ranglijst met de minste familiale contacten staat Heerlen op plek 16 van de 51 grotere gemeenten. Heerlen doet het in dit opzicht beter dan bijvoorbeeld de gemeenten Alkmaar, Nieuwegein, Hoorn en Gouda waar minder dan 80 procent een wekelijks contact met hun familie onderhoudt. De gemeenten Sittard-Geleen en Hilversum nemen met 88 procent de kopposities in.

Van de 15-plussers heeft in deze periode gemiddeld 77 procent een wekelijks contact met een vriend, vriendin of goede kennis. In Heerlen is dat met 73 procent een stuk lager, waarmee Heerlen terecht komt op plaats 8 op de ranglijst van de gemeenten met de minste vriendencontacten. In Roosendaal vinden dergelijke contacten met 71 procent het minst vaak plaats, in Meierijstad met 86 procent het meest. Landelijk heeft een kleine meerderheid van 61 procent regelmatig contact met hun buren. In Heerlen is dat met 60 procent ook het geval, waarmee Heerlen op de ranglijst van de 51 grotere gemeenten een middenpositie inneemt. De variatie is iets groter dan de twee andere contactvormen: van 51 procent in Delft tot 69 procent in de gemeente Westland.

De samenstelling van de bevolking in de steden is niet gelijk. Zo is bijvoorbeeld Heerlen vergrijsd en wat lager opgeleid ten opzichte van Utrecht. En aangezien bijvoorbeeld jongeren vaker contact hebben met vrienden, en ouderen vaker met familie en buren, speelt de compositie van de bevolking een rol bij de sociale contacten. Door rekening te houden met de verschillen in onder meer leeftijd en opleidingsniveau is onderzocht of Heerlen dan opschuift op de ranglijsten van de sociale contacten. Het blijkt dan dat het aandeel met een regelmatig familiecontact nagenoeg gelijk blijft: Heerlen neemt dan de positie 15 in waarmee het een positie achteruit gaat. Ook heeft een dergelijke correctie weinig gevolgen voor het vriendencontact: Heerlen verbetert zich op de ranglijst met de minste vriendencontacten van 8 naar 11. En bij het burencontact verandert de positie van 25 naar 21, ofwel een verandering van 60 naar 59 procent. Daarmee kunnen we concluderen dat de sociaal-demografische verschillen qua man/vrouw verdeling, leeftijdsopbouw, en opleidingsniveau slechts een beperkte rol spelen in de sociale contacten in Heerlen.

3.1 Wekelijkse sociale contacten in 51 grote gemeenten, 2012/2019
FamilieVriendenBuren
%
Nederland83,376,861,0
Heerlen81,773,159,9
Alkmaar76,975,661,5
Almere80,375,762,0
Alphen aan den Rijn83,474,963,9
Amersfoort80,573,459,8
Amstelveen86,181,259,4
Amsterdam80,182,853,7
Apeldoorn84,675,664,2
Arnhem82,076,861,9
Assen80,473,562,8
Breda80,680,656,5
Delft83,675,551,2
Deventer84,876,165,0
Dordrecht81,872,662,6
Ede86,478,560,3
Eindhoven83,078,552,4
Emmen82,972,067,2
Enschede83,579,059,9
Gouda78,278,260,6
Groningen83,081,153,5
Haarlem84,278,661,7
Haarlemmermeer81,375,359,4
Helmond83,376,353,7
Hengelo82,572,462,9
Hilversum88,076,262,9
Hoeksche Waard86,172,262,2
Hoorn77,277,761,2
Leeuwarden81,974,963,7
Leiden81,980,653,3
Leidschendam-Voorburg79,871,859,1
Maastricht81,880,754,0
Meierijstad83,985,962,6
Midden-Groningen80,375,661,4
Nieuwegein77,072,959,8
Nijmegen81,680,151,6
Nissewaard86,775,261,0
Oss83,679,963,6
Overige gemeenten84,075,763,2
Purmerend86,576,661,8
Roosendaal85,270,958,4
Rotterdam82,777,259,0
's-Gravenhage80,678,857,3
's-Hertogenbosch86,078,456,9
Sittard-Geleen88,077,459,4
Súdwest Fryslân83,974,267,8
Tilburg85,777,954,4
Utrecht82,983,252,1
Venlo85,979,361,2
Westland84,774,368,6
Zaanstad82,675,065,6
Zoetermeer82,877,557,8
Zwolle79,777,659,2

4. Vertrouwen van Heerlenaren in 2020

In verband met het Heerlens-Heitje project heeft in de periode april tot en met september 2020 een groep van ruim 1100 personen deelgenomen aan het enquête-onderzoek ‘Sociale samenhang en Welzijn’ van het CBS. Het onderzoek in Heerlen vond vooral plaats in het tweede en deels in het derde kwartaal van 2020. Dat was de beginperiode van de pandemie in Nederland. Dit is relevant om de cijfers van het Heerlen onderzoek te duiden. Zoals te zien is in grafiek 1 had in deze periode zo’n 83 procent minstens een wekelijks contact met een familielid, 75 procent met een vriend of goede kennis, en 58 procent met een buur. Het blijkt dat de inwoners van Heerlen nauwelijks lager scoren dan het landelijk gemiddeld. Zo geeft 82 procent aan regelmatig met de familie te communiceren. Het vriendencontact is met 73 procent ook iets lager dan gemiddeld. Daarentegen is in deze periode in Heerlen er meer contact met de buren: 61 procent doet dat waarmee het 3 procent hoger is dan landelijk.

In de vorige essays werd geconstateerd dat er in Heerlen een duidelijke tweedeling is. In Heerlen-zuid wordt beduidend meer vrijwilligerswerk gedaan en is het onderlinge vertrouwen hoger dan in Heerlen-noord. Ook bij de sociale contacten komt dit patroon naar voren. Zo heeft in Heerlen-noord 80 procent regelmatig contact met een familielid, in Heerlen-zuid 87 procent. Bij het vriendencontact is dit 70 versus 78 procent, en bij het burencontact 59 tegenover 64 procent.

4.1 Wekelijkse sociale contacten in Heerlen, 2020
RegioFamilie (%)Vrienden (%)Buren (%)
Heerlen-noord80,070,358,8
Heerlen-zuid86,677,663,8
Heerlen82,573,060,7

5. Waarom vooral contacten beperkt in Heerlen-noord?

De statistieken roepen wellicht vragen op over de sociale contacten van de Heerlenaren. Over een langere periode zien we dat Heerlen lage posities inneemt in de contacten met familie en met vrienden, terwijl het burencontact vrijwel overeenkomt met het landelijke beeld. In de periode april tot oktober 2020 is er in Heerlen nauwelijks verschil ten opzichte van het landelijke gemiddelde, en is er zelfs meer burencontact dan het landelijke beeld. Dit kan duiden op een inhaalslag in 2020 van de Heerlense bevolking op alle drie communicatievormen: familie, vrienden, en buren. De meest in het oog springende statistieken hebben betrekking op de verschillen binnen Heerlen: in Heerlen-noord zijn er veel minder sociale contacten dan in Heerlen-zuid.

Waarom is dat zo? De sociaal-demografische samenstelling kan hierbij een rol spelen. Zoals eerder beschreven  is det samenstelling van de bevolking van belang is voor de sociale contacten. Hoe zit dat in Heerlen? De grafiek leert dat vrouwen vaker een regelmatig contact hebben met een familielid en een vriend(in) dan mannen, terwijl er geen sekseverschil is in het burencontact. Dergelijke verschillen zijn meer geprononceerd in noordelijke dan in het zuidelijke deel. Zo heeft in Heerlen-noord 74 procent van de mannen regelmatig familiecontact, tegenover 85 procent van de vrouwen. In Heerlen-zuid is dat 83 procent tegenover 90 procent. Vooral in het vriendencontact komt deze discrepantie tot uitdrukking: in Heerlen-noord heeft 63 procent van de mannen tegenover 78 procent van de vrouwen wekelijks contact met vrienden, in Heerlen-zuid is dat 79 versus 76 procent. En bij het burencontact is dit 54 versus 63 procent in het noordelijke deel, en 79 versus 60 procent in Heerlen-zuid. Blijkbaar blijven vooral mannen in Heerlen-noord achter in hun sociale contacten.

5.1 Wekelijkse sociale contacten naar geslacht in Heerlen, 2020
Geslacht/contactenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Mannen
Familie74,383,477,8
Vrienden62,678,668,7
Buren53,96859,3
Vrouwen
Familie85,39087
Vrienden77,776,477,2
Buren63,459,662
 

Ook is leeftijd onderscheidend voor de sociale contacten. Jongeren hebben beduidend meer contacten met vrienden, terwijl de 65-plussers vaker een contact hebben met een familielid. Ook is er frequenter contact met een buur naarmate de leeftijdsgroep ouder is: 52 procent van de 15- tot 45 jarigen, 64 procent van de 45- tot 65-jarigen en 70 procent van de 65-plussers ziet, spreekt of communiceert op een andere wijze minstens een keer per week. In Heerlen-noord is leeftijd sterker gerelateerd aan de contacten met familieleden dan in Heerlen-zuid. Waar driekwart van de jongeren in het noordelijke deel een regelmatig familiecontact heeft, is dat in het zuidelijke deel met 9 op de 10 aanmerkelijk hoger. Ook bij de contacten met vrienden en met buren zijn de leeftijdsverschillen in het noordelijke deel groter dan in het zuidelijke.

5.2 Wekelijkse sociale contacten naar leeftijd in Heerlen, 2020
Leeftijd/contactenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
15 tot 45 jaar
Familie75,590,581,1
Vrienden84,586,585,3
Buren4955,651,5
45 tot 65 jaar
Familie77,779,678,4
Vrienden58,97163,3
Buren6266,663,6
65 jaar of ouder
Familie9089,689,8
Vrienden6472,367,2
Buren69,272,370,4
 

In Heerlen is het opleidingsniveau niet sterk onderscheidend voor de sociale contacten. De hoogopgeleiden hebben iets vaker een vriendencontact. Verder neemt het burencontact af naarmate de opleiding hoger is: van 65, via 60 naar 56 procent. De uitsplitsing naar de twee deelgebieden laat ook deze patronen zien. Een uitzondering is Heerlen-zuid waar vooral de middelbaar opgeleiden contacten met hun familie onderhouden.

5.3 Wekelijkse sociale contacten naar opleiding in Heerlen, 2020
Opleiding/contactenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Laag
Familie79,482,580,3
Vrienden69,476,971,7
Buren636864,5
Middelbaar
Familie78,290,683,2
Vrienden68,673,270,4
Buren57,664,560,3
Hoog
Familie81,986,384
Vrienden75,883,379,4
Buren54,357,255,7
 

Ook het te besteden huishoudensinkomen is, vergelijkbaar met opleiding, nauwelijks bepalend voor de sociale contacten in Heerlen. Zo is er geen verschil tussen de personen met een laag en hoog inkomen in het contactmet familie en buren. Wel heeft met 75 procent de hogere inkomensgroep iets meer contact met een vriend(in) of goede bekende dan de groep, met 70 procent, die minder te besteden heeft.

5.4 Wekelijkse sociale contacten naar huishoudensinkomen in Heerlen, 2020
Huishoudensinkomen/contactenHeerlen-noord (%)Heerlen-zuid (%)Heerlen (%)
Laag
Familie79,488,982,1
Vrienden67,677,370,4
Buren58,263,359,7
Hoog
Familie81,284,682,8
Vrienden73,97775,4
Buren58,964,661,5
 

Het gelijkschakelen van de sociaaleconomische en demografische factoren geeft deels inzichten in de achtergronden van het verschil in de sociale contacten tussen inwoners van Heerlen-noord en Heerlen-zuid. Dat de Heerlenaren die in het zuidelijke deel wonen beduidend meer contacten met hun familie, vrienden en buren onderhouden dan in het noordelijke deel, kan nauwelijks aan de samenstelling worden toegeschreven. Dit betreft niet alleen de factoren in de gepresenteerde grafieken – geslacht, leeftijd, opleiding en inkomen – maar ook de migratieachtergrond, en het hebben van betaald werk aan worden toegevoegd.

6. Conclusie en discussie

In dit overzicht van de sociale contacten die de inwoners van Heerlen onderhouden is gestart met de positionering van Heerlen ten opzichte van het landelijke gemiddelde en 50 grotere steden. Heerlen bekleedt bescheiden posities in het contact met familie en met vrienden: in de meeste andere steden gebeurt dit frequenter. Met het burencontact is het, met een middenpositie, al beter gesteld.  Vervolgens is ingegaan op de aanvullende gegevens die in het Heitjes-project in Heerlen zijn verzameld in de eerste periode van de Covid-19 pandemie. Deze cijfers laten zien dat Heerlen in de contacten met familie en vrienden het landelijke gemiddelde dicht is genaderd, en zelfs meer  burencontacten heeft. Blijkbaar ging de crisis als gevolg van het corona-virus, met vergaande maatregelen om fysieke contacten zoveel mogelijk te vermijden, niet samen met een drastische vermindering van de sociale contacten.

De cijfers laten ook zien dat wederom de tegenstelling tussen Heerlen-noord en Heerlen-zuid naar voren komt. In het noordelijke gebied zijn niet alleen minder vrijwilligers (essay 1) en is er meer onderling wantrouwen (essay 2) en wantrouwen jegens de politiek (essay 3) dan in Heerlen-zuid, maar er zijn ook beduidend minder sociale contacten. Sociaaldemografische en sociaaleconomische verschillen tussen de beide gebieden spelen hierin evenwel geen rol.

In de eerdere essays is reeds gewezen op historische verklaringen, zoals de mijnsluitingen, armoede, en Duitse grensmigranten die vanaf de jaren zeventig in Nederland kwamen wonen maar veelal hun sociale netwerken in Duitsland bleven behouden (zie ook Glas en Mulder, 2018). Deze grensmigranten gingen vanwege de woningmarkt vlak over de grens wonen, maar bleven in Duitsland werken, brachten hun kinderen ook daar naar school, en bleven ook daar aan het verenigingsleven deelnemen. Er waren weinig impulsen om in hun nieuwe woongebied te investeren in sociale contacten, mede vanuit de gedachte dat ze op termijn weer zouden remigreren naar Duitsland. Nader historisch onderzoek is nodig om na te gaan of deze grensmigranten zich vooral in het noordelijke deel van Heerlen hadden gevestigd, daar waar vooral de goedkope woningen waren te vinden.

Ook andere mechanismen hebben mogelijk een rol gespeeld. Met de mijnen kwam migratie op gang vanuit andere delen in Nederland, veelal personen die geen Limburgs dialect spraken, en dat ook niet aan hun kinderen konden meegeven. Er ontstond zo een soort ‘mijnwerkerstaal’, dat wil zeggen een regionaal Nederlands met veel herkenbare Limburgse dialectinvloeden (Cornips en Van den Hengel, 2018). Heerlen is dan ook een stad waar een veel groter deel dan in andere Limburgse steden en dorpen geen dialect sprak. Taal is een verbindende factor: sociale contacten komen moeizamer op gang indien er een taalbarrière is. Mogelijk heeft dit geresulteerd in een tegenstelling tussen de Limburgse bevolking die onderling in het Heerlense dialect communiceerde, en de out-groep die vooral Nederlands of Duits sprak. En dat taal in Heerlen, en in Heerlen-noord in het bijzonder, een sterkere belemmerende factor voor de onderlinge contacten was en is, dan bijvoorbeeld in de gemeente Vaals waar van oudsher een overgrote meerderheid een dialect spreekt dat veel raakvlakken heeft met het dialect dat in het aangrenzende Aken word gebruikt.

In het vorige essay, waar het vertrouwen van de Heerlenaren in de politiek is besproken, is een aantal kanttekeningen geplaatst bij het Heerlens-Heitje project. Door de Covid-19 pandemie is het aantal deelnemers dat klussen, tegen een vergoeding die past in de vrijwilligersregeling, uitvoert vooralsnog beperkt. Daarmee kan dit nauwelijks een impuls geven aan de sociale contacten die ontstaan door het (gezamenlijk) uitvoeren van deze klussen. Daar tegenover staat dat er veel aandacht wordt gegeven aan allerlei activiteiten binnen het Heitjes-project, hetgeen de onderlinge contacten kan doen toenemen. Met dit essay wordt beoogd om een volgende bouwsteen van de sociale cohesie, de sociale contacten, te agenderen. Dit is eerder gebeurd voor andere bouwstenen waaronder het vrijwilligerswerk, het onderlinge vertrouwen, en het vertrouwen in de landelijke en lokale politiek. Op deze wijze hopen we een bijdrage te leveren aan het bespreekbaar maken en vergroten van kennis en inzichten op deze terreinen, en daarmee tevens het Heitje voor het voetlicht te plaatsen. Dergelijke inzichten kunnen ook resulteren in een gedifferentieerde aanpak naar stadsdeel met het oog op het versterken van de contacten van de burgers met hun familie, vrienden en vooral hun buren.

Referenties

CBS (2016). Wie weinig contacten heeft voelt zich niet altijd alleen. CBS-nieuwsbericht.

CBS (2018). Tevredener met sociale leven bij persoonlijk contact. CBS-nieuwsbericht.

CBS (2021). CBS Statline. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/25/tevredener-met-sociale-leven-bij-persoonlijk-contact

Cornips, L. en L. van den Hengel (2018). Revitalisering van het mijnverleden in Heerlen door hybride taalculturele praktijken. In: Rutte, W. (red.) Sociaal-Historisch Centrum voor Limburg. Jaarboek 2018. Zwolle/Maastricht: Sociaal Historisch Centrum voor Limburg, 281-311.

Coumans, M., en H. Schmeets (2019). Sociaal contact: kwantiteit en kwaliteit. Statistische Trends, december 2019.

Kloosterman, R. en K. van der Houwen (2014). Frequentie en kwaliteit van sociale contacten. Bevolkingstrends, februari 2014, Den Haag/Heerlen: CBS.

Knack S. en P. Keefer (1997). Does social capital have an economic pay-off? A cross country investigation. Quarterly Journal of Economics, 112(4), 1251-1288.

Kroll, C. (2011). Different Things Make Different People Happy: Examining Social Capital and Subjective Well-Being by Gender and Parental Status. Social Indicators Research, 104(1), 157-177.

Mars, G. en H. Schmeets (2011). Meer sociale samenhang, meer geluk? Bevolkingstrends, 59(3).

Matsushima, M, en Y. Matsunaga (2015). Social Capital and Subjective Well-Being in Japan.
International Journal of Voluntary and Nonprofit Organizations 26(4), 1016–1045.

Portela, M., I. Neira, en M. del Mar Salinas-Jiménez (2013). Social Capital and Subjective Wellbeing in Europe: A New Approach on Social Capital. Social Indicators Research, 114, 493-511.

Van Beuningen, J. en H. Schmeets (2013). Developing a Social Capital Index for the Netherlands. Social Indicators Research, 113(3), 859-886.

Glas, I. en L. Mulder (2018). Diversiteit naar herkomst en sociale cohesie. In: Jennissen, R., Engbersen, G., Bokhorst, M. en M. Bovens (red.) De nieuwe verscheidenheid. Toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland. Den Haag: WRR,  75-122.

Putnam, R. D. (2000). Bowling Alone. The Collapse and Revival of American Community. New York: Simon & Schuster.