Natuurlijk Kapitaalrekeningen Nederland 2013-2018

7. Toepassingen op regionale schaal

De natuurlijk kapitaalrekeningen zoals beschreven in het eerste deel van dit rapport bieden een groot aantal invalshoeken die relevant zijn voor beleidsmakers en andere belanghebbenden. In dit hoofdstuk zal hierop nader worden ingegaan.

Allereerst is er de internationale context. In het voorjaar van 2021 zijn de richtlijnen van de SEEA EA aangenomen als statistische standaard door de VN, Europese Commissie, OESO, Wereldbank en andere grote organisaties. Daardoor kan actief worden toegewerkt naar internationale implementatie van de meting van natuurlijk kapitaal. Binnen Europa is Eurostat bezig met de voorbereiding van een wettelijke verplichting voor EU-landen voor het opstellen van natuurlijk kapitaalrekeningen, maar of dit daadwerkelijk gaat lukken moet nog blijken. Wanneer echter concrete data over natuurlijk kapitaal beschikbaar komen voor een groot aantal landen, zal ook het belang van natuurlijk kapitaal wereldwijd meer expliciet worden. Een voorbeeld is informatie over de ecosysteemdiensten die worden geleverd door bijvoorbeeld bossen (denk aan klimaatregulatie en andere regulerende diensten) en die een positieve bijdrage leveren aan welvaart en leefbaarheid over de gehele wereld. Daarnaast biedt de beschikbaarheid van internationaal vergelijkbare data de mogelijkheid voor een analyse van de internationale economische impact op (en gebruikmaking van) natuurlijk kapitaal (natuurlijk kapitaal-voetafdruk), en de afruilen tussen verschillende vormen van gebruik van ecosystemen en hun diensten. De gegevens kunnen dan ook steeds meer gebruikt worden om te rapporteren over o.a. de SDGs en het Post-2020 Global Biodiversity Framework.

Een tweede belangrijke invalshoek is de nationale schaal (zie ook Bogaart et al, 2021). Nederland heeft zich aan verschillende (inter)nationale afspraken en doelstellingen gecommitteerd die een directe relatie hebben met natuurlijk kapitaal. Hieronder volgen een aantal voorbeelden. Het Global Biodiversity Framework schrijft voor dat het verdere verlies van biodiversiteit voorkomen moet worden, en de Europese Natura 2000 richtlijnen geven aan dat de kwaliteit van de habitats en soortenrijkdom in Natura 2000 gebieden niet mag verslechteren. Beide onderwerpen worden expliciet geadresseerd in de conditierekening; de tijdseries hierin laten ook de ontwikkelingen door de tijd zien. Het klimaatakkoord van Parijs, evenals het Nederlandse klimaatakkoord, gaan uit van een reductie van de uitstoot van broeikasgassen; de koolstofrekening geeft nauwkeurig weer in welke sectoren in Nederland de grootste uitstoot plaatsvindt én hoe dit zich verhoudt tot bijvoorbeeld opslag van CO2 in biomassa en uitstoot in veenweidegebieden. De SDG (Sustainable Development Goals) agenda, en specifiek SDG 15 (leven op het land), heeft onder andere als doel dat ecosysteemdiensten geleverd op land en in zoetwaterecosystemen gewaarborgd moeten worden; de ecosysteemdiensten-rekeningen geven een tijdserie die hierover gedetailleerde informatie geeft. De WHO geeft richtlijnen voor bijvoorbeeld luchtkwaliteit, opdat de gezondheid van de bevolking niet nadelig beïnvloedt wordt door luchtvervuiling. Cijfers over fijnstof- en stikstofconcentraties en overschrijdingen staan expliciet in de milieukwaliteitsrekeningen, en geven een beeld van zowel de ruimtelijke spreiding van de problematiek als de ontwikkeling door de tijd. Het nationale streven naar een circulaire economie, en meer specifiek naar circulaire landbouw, omvat de productie van en de handel in biomassa, veevoer en voedsel. De cijfers en kaarten uit de NKR maken nu al voor een groot deel duidelijk wáár deze geproduceerd worden en hoeveel, hetgeen gebruikt kan worden om de lokale koppeling tussen aanbod en gebruik te bevorderen.

Als laatste voorbeeld van het belang van natuurlijk kapitaal op nationale schaal noemen we het enorme belang van een schone en aantrekkelijke omgeving in eigen land, voor bijvoorbeeld ontspanning, recreatie en toerisme. Dit belang is eens te meer duidelijk geworden gedurende de COVID-19-crisis.

De natuurlijk kapitaalrekeningen bevatten, zoals blijkt uit de eerdere hoofdstukken, een zeer grote hoeveelheid data, over een groot scala aan beleidsrelevante onderwerpen, voor verschillende jaren en veelal ruimtelijk expliciet. Om deze rijkdom aan data van toegevoegde waarde te laten zijn voor landelijk beleid is het van groot belang om deze samen te vatten in een beperkt aantal kernindicatoren. Hoewel veel details in zo’n aanpak uiteraard verloren gaan, geven dit soort kernindicatoren op hoofdlijnen weer wat de ontwikkelingen van natuurlijk kapitaal in Nederland zijn. Het komende jaar zal deze aanpak verder uitgewerkt worden. Een logische vervolgstap hierbij is de opname van kernindicatoren in andere publicaties, zoals in de Monitor Brede Welvaart12). Het uitgangspunt ten opzichte van natuurlijk kapitaal in de Monitor Brede Welvaart is dat ons huidige niveau van welvaart (waarbij de huidige stand van natuurlijk kapitaal en het gebruik ervan weergegeven wordt in het ‘hier en nu’ dashboard), niet ten koste mag gaan van de beschikbare hoeveelheid natuurlijk kapitaal voor toekomstige generaties (zoals weergegeven in het ‘later’ dashboard) of in andere landen (het ‘elders’ dashboard). De uitdaging voor de nabije toekomst is om de rijke en gedetailleerde data uit de natuurlijk kapitaalrekeningen in te passen in deze systematiek.

De regionale en lokale invalshoek van natuurlijk kapitaal zijn ook zeer relevant. Het laatste deel van dit hoofdstuk dient ter illustratie van de toepassingsmogelijkheden op deze kleinere ruimtelijke schaal. Om deze data optimaal te benutten wordt eveneens gekeken naar inpassing van kernindicatoren uit de natuurlijk kapitaalrekeningen op regionale en lokale schaal in de regionale Monitor Brede Welvaart.

In dit hoofdstuk wordt eerst gekeken naar de algehele relevantie en toepassingsmogelijkheden van de verschillende rekeningen. De kracht van het rekeningenstelsel schuilt er echter mede in dat de rekeningen onderling vergeleken en met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Ter illustratie daarvan wordt in dit rapport gekeken naar een aantal geselecteerde maatschappelijk relevante thema’s voor één provincie, de provincie Utrecht. De selectie van (beleids)thema’s is hierbij gebaseerd op de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht (Provincie Utrecht, 2021). Hiermee worden ook de mogelijke toepassingen op provinciaal niveau en lagere schaalniveaus geïllustreerd.

7.1 Beleidsrelevantie van de verschillende rekeningen

7.1.1 Omvang van ecosystemen en ecosysteemdiensten

De ecosysteemtypenkaart en de ecosysteemomvangrekening die hiervan is afgeleid, omvatten veel verschillende onderliggende bronnen, met specifieke informatie over bijvoorbeeld natuurbeheer, landbouw en de openbare ruimte. Hiermee integreren ze informatie over verschillende beleidsterreinen en kan met name de samenhang hiertussen geanalyseerd worden. Zo gebruikt de ecosysteemtypenkaart dezelfde broninformatie als het Basisbestand Natuur en Landschap en kunnen beide kaarten dus naast elkaar gebruikt worden.

De ecosysteemomvangrekening biedt een gemeenschappelijke basis voor discussie tussen stakeholders over de samenstelling van, en veranderingen in, ecosysteemtypen binnen een land. De data ondersteunen de afleiding van samenhangende indicatoren over ontbossing, natuurontwikkeling, landbouwconversie, stadsuitbreiding en enkele andere vormen van ecosysteemverandering; ze helpen ook het meten van ecosysteemdiversiteit en het afleiden van indicatoren voor veranderingen in biodiversiteit.

Van groot belang is het monitoren van de veranderingen van ecosysteemtypen. Dit is momenteel met name relevant vanwege enerzijds de grote vraag naar terrein voor woningbouw, en anderzijds de behoefte aan ruimte voor de opwekking van duurzame energie, naast de al bestaande vormen van landgebruik (zie bijvoorbeeld: https://www.pbl.nl/publicaties/grote-opgaven-in-een-beperkte-ruimte). Hierdoor ontstaat behoefte aan een goed monitoringssysteem voor natuurlijk kapitaal in het algemeen en van ecosysteemtypen in het bijzonder. De ecosysteemomvangrekening en bijbehorende tabellen bieden de benodigde informatie in zeer hoog detail, zoals te zien is in hoofdstuk 2 van dit rapport. De achterliggende informatie geeft gedetailleerd inzicht in de opgetreden veranderingen, omdat hierin de omzetting van het ene naar het andere type ecosysteem terug te vinden is. Daarnaast kunnen de gedetailleerde kaarten gebruikt worden als input voor bijvoorbeeld beleidsplannen.

Deze omzetting van ecosysteemtypen en de veranderingen in milieukwaliteit (zie ook par. 7.1.2) heeft directe gevolgen voor de geleverde ecosysteemdiensten en de monetaire waarde die ze vertegenwoordigen. Figuur 5.5.3 impliceert dat wanneer bijvoorbeeld een oud bedrijventerrein wordt omgezet in een park, dit in potentie resulteert in een gemiddelde waarde van geleverde ecosysteemdiensten van circa 40 000 euro per hectare13) (in dit geval geleverd door o.a. recreatie, groene leefomgeving, fijnstofafvang en CO2-vastlegging). De natuurlijk kapitaalrekeningen bieden dus handvatten om een eerste inschatting te maken van de toe- of afname van natuurlijk kapitaal ten gevolge van veranderd landgebruik, hoewel aanvullende, lokale informatie uiteraard nodig is om een compleet beeld te verkrijgen. De natuurlijk kapitaalrekeningen kunnen echter helpen om de eerste stappen in een kosten-baten analyse te zetten.

De natuurlijk kapitaalrekeningen kunnen ook helpen bij besluitvorming over efficiënte inzet van middelen op het gebied van milieubeleid. Zo kunnen de kosten gerelateerd aan natuurbeheer bijvoorbeeld vergeleken worden met de baten in de vorm van ecosysteemdiensten. Ook kunnen afwegingen over het type natuurontwikkeling cijfermatig ondersteund worden op basis van deze data. Zo maakt het voor het type en de omvang van geleverde ecosysteemdiensten uit of bijvoorbeeld aan te planten bomen geplant worden langs een snelweg of in een woonwijk of park. De in de natuurlijk kapitaalrekeningen gepresenteerde data en kaarten vormen daarnaast relevante input om de natuureffecten van (voorgenomen) beleid op andere beleidsterreinen (zoals waterbeheer, energie, infrastructuur en wonen) in te schatten.

7.1.2 Beleidsrelevantie van milieukwaliteit, biodiversiteit en de koolstofbalans

Monitoring van de milieukwaliteit van ecosystemen is van groot belang bij het ondersteunen van milieubeleid. Milieubeleid is vaak gericht op het identificeren van bijzondere en kwetsbare ecosystemen en het beschermen, behouden en herstellen van hun toestand. De natuurlijk kapitaalrekeningen verschaffen, naast een globaal inzicht over het bereiken van bovengenoemd doel, ook ruimtelijk of lokaal inzicht in de locaties waar dit doel meer of minder in beeld komt. Andere beleidsdomeinen, zoals waterbeheer, energie, infrastructuur en wonen, hebben echter ook impact op milieukwaliteit, waardoor een continue en ruimtelijk expliciete monitoring van milieukwaliteit ook voor die beleidsdomeinen belangrijke input kan leveren. Zo geven de kaarten een beeld van de locaties van natuur die meer of minder door stikstofuitstoot belast is, van gebieden met veel en met weinig uitstoot van broeikasgassen veroorzaakt door lage grondwaterstanden en van gebieden met een groot belang voor recreatie en toerisme (en mogelijke milieudruk die daardoor kan ontstaan).

Monitoring van natuur- en milieukwaliteit is dus essentieel voor het kunnen bewaken van het voortbestaan en goed functioneren van alle componenten van de natuurlijke leefomgeving, en daarmee ook voor ons eigen welzijn. Dit kan concreet gemaakt worden door middel van het concept van ecosysteemdiensten. De hoeveelheid ecosysteemdiensten die een specifiek ecosysteem kan leveren (aanbod) wordt in principe bepaald door de omvang en milieukwaliteit van dit ecosysteem. In hoofdstuk 3 is te zien dat een aantal aspecten van milieukwaliteit een overwegend ongunstige waarde en/of ontwikkeling laat zien. Dit is het geval voor biodiversiteit, diverse waterkwaliteitsindicatoren en een aantal drukfactoren. De gemiddelde luchtkwaliteit in Nederland voldoet op meerdere aspecten.

De afname van biodiversiteit en waterkwaliteit kunnen in de context worden geplaatst van de drukfactoren, zoals vermesting, verzuring en verdroging. Een belangrijke kanttekening hierbij is echter wel dat de huidige indicatoren voor druk in de natuurlijk kapitaalrekeningen nog niet compleet zijn. Informatie over bijvoorbeeld versnippering van leefgebieden, allerlei vormen van vervuiling (zoals pesticiden en andere bestrijdingsmiddelen, (micro-)plastics, geluid- en lichtoverlast etc.) en de mate van verdroging in het zomerseizoen, is niet meegenomen in dit rapport. Omdat de informatie over biodiversiteit ook niet ruimtelijk expliciet is op dit moment, is het niet mogelijk om eventuele causale verbanden tussen drukfactoren, biodiversiteit en waterkwaliteit op basis van deze cijfers verder te onderzoeken. Desalniettemin geven de data een belangrijk signaal af; voor een groot deel van de (semi-) natuurlijke gebieden in Nederland worden grenswaarden voor drukfactoren overschreden. Tegelijkertijd neemt in veel gebieden de milieukwaliteit, waaronder biodiversiteit, af.

De koolstofbalans geeft een ander soort beleidsrelevante informatie. Enerzijds hangen de diverse onderdelen van ‘koolstof in de biosfeer’ samen met de omvang van ecosystemen (meer bos en meer grasland leidt tot meer koolstofvastlegging en opslag). Deze informatie kan gebruikt worden om de invloed van bos en andere ecosystemen op de koolstofbalans in te schatten. Zo blijkt dat bos goed is voor ca. de helft van de huidige opslag van koolstof in de biosfeer, met 33,7 Mton C (in Nederland) in 2018 en een jaarlijkse koolstofvastlegging van 0,4 Mton. Het effect van bijvoorbeeld de aanplant van nieuw bos en andere vormen van vegetatie kan dus uit deze informatie bepaald worden. De analyses laten ook zien dat de jaarlijkse vastlegging van koolstof in vegetatie en bodems qua orde van grootte vrijwel gelijk is aan de emissies gerelateerd aan de oxidatie van venige en moerige bodems ten gevolge van een lage grondwaterstand. Op lokale en regionale schaal kunnen deze cijfers goede ondersteuning bieden om de invloed van bijvoorbeeld de verhoging van grondwaterstanden te analyseren.

Tegelijkertijd geeft de koolstofbalans voor Nederland belangrijke contextuele informatie: zo zijn de veranderingen in de koolstofbalans ten gevolge van natuurlijke vastlegging en opslag van koolstof in bodems en vegetatie, vele malen kleiner dan de veranderingen gerelateerd aan koolstof in de economie. De mogelijkheden om koolstofuitstoot door economische activiteiten te compenseren door aanplant van bos lijken daardoor relatief beperkt; om bijvoorbeeld alle huidige binnenlandse CO2-uitstoot te compenseren zou minstens vier keer het oppervlak van Nederland bebost moeten worden. Tegelijkertijd laten de andere natuurlijk kapitaalrekeningen zien dat het natuurlijk kapitaal gerelateerd aan bossen vanwege de bijdragen van álle hier bekeken ecosysteemdiensten (zoals b.v. recreatie en toerisme) wel degelijk van groot belang is. In deze context is ook de relatie met circulaire economie van belang, bijvoorbeeld vanwege het gebruik van resthout en biomassa in andere toepassingen, zoals energieopwekking en het (potentieel) gebruik van hout in de bouw.

7.2 Beleidsrelevantie op provinciaal niveau: voorbeelden voor de provincie Utrecht

Natuurbeheer is beleidsmatig primair de verantwoordelijkheid van de provincies. In het Natuurbeheerplan (NBP) geven provincies onder andere de begrenzingen aan van gebieden die in aanmerking komen voor subsidies voor landschapsbeheer en de ontwikkeling en het beheer van (agrarische) natuur. Het NBP kan in principe jaarlijks geactualiseerd worden door de Provincies. Informatie hieruit over natuurbeheer is in de natuurlijk kapitaalrekeningen onder andere gebruikt in de definities van de individuele ecosysteemtypen, en daarmee ook in de kaarteenheden van de ecosysteemtypenkaart.

Het beleid voor ruimtelijke ordening wordt in Nederland ondersteund door de ontwikkeling van zogenaamde omgevingsvisies, waarin de strategische visie met betrekking tot de gehele fysieke leefomgeving wordt vastgelegd. Omgevingsvisies worden zowel ontwikkeld op landelijk, provinciaal als gemeentelijk niveau en zijn breder van scope dan de NBP’s. De omgevingsvisie heeft betrekking op alle terreinen van de leefomgeving en gaat in op de samenhang tussen ruimte voor wonen en economische activiteiten, water, milieu, natuur, landschap en cultureel erfgoed. In dit hoofdstuk wordt de beleidsrelevantie van de natuurlijk kapitaalrekeningen op provinciale schaal geïllustreerd aan de hand van een aantal uitgelichte thema’s in de omgevingsvisie van de provincie Utrecht.

Voor een groot aantal van de in deze omgevingsvisie uitgelichte onderwerpen kunnen de NKR dienen als monitor voor verandering in de richting van de geformuleerde ambities, als input voor scenarioberekeningen of gebiedsplannen, als startpunt voor een MKBA of voor andere analyses. Dit geldt zowel voor toepassingen of plannen op het gebied van milieubeleid, als op andere beleidsterreinen die impact hebben op natuur en milieukwaliteit, zoals waterbeheer, energie, infrastructuur en wonen. Hieronder is een selectie van ambities van de provincie Utrecht uitgelicht waarvoor de natuurlijk kapitaalrekeningen relevante informatie kunnen verschaffen. De teksten in de tekstkaders zijn afkomstig uit de Omgevingsvisie Provincie Utrecht 2021. Per onderwerp worden indicatoren uit de verschillende rekeningen van de natuurlijk kapitaalrekeningen genoemd die gebruikt kunnen worden om de voortgang van (een deel van) deze ambities te meten.

Allereerst is de omvang van ecosysteemtypen (figuur 7.2.1) van Utrecht van belang, omdat deze aangeeft wat de huidige omvang van ecosystemen is en de basis vormt voor de kwantiteit en locatie van de levering van de ecosysteemdiensten. In de tabellenbijlage zijn de rekeningen voor milieukwaliteit en ecosysteemdiensten voor de provincie Utrecht te vinden.

7.2.1 Ecosysteemtypenkaart voor de provincie Utrecht, 2018

Kaart 7.2.1 is de ecosysteemtypenkaart voor de provincie Utrecht voor 2018. De ecosysteemtypen kaart is een landsdekkende, zeer gedetailleerde kaart met 50 verschillende ecosysteemtypen in zowel de (semi-) natuurlijke gebieden, agrarische gebieden en de bebouwde omgeving.

7.2.1 Recreatie en toerisme

Relevante informatie uit de natuurlijk kapitaalrekeningen:

  • Groen-blauwe ruimte per inwoner; deze indicator verschaft informatie over de aanwezigheid van (semi)natuurlijke elementen in de leefomgeving, zoals parken, bossen en wateren, evenals de hoeveelheid mensen met wie deze ruimte gedeeld wordt. Deze indicator kan verder uitgewerkt worden om te kijken of de ontwikkeling van (recreatief) groen gelijke tred houdt met verstedelijking, en wat het oppervlak binnen een bepaalde afstand van de verschillende woonkernen is.
  • Aanbod en gebruik van ecosysteemdiensten recreatie en toerisme; Deze zijn in zowel fysieke zin (aantallen wandelaars en totaal afgelegde afstand, respectievelijk aantal overnachtingen) als de monetaire waarde die dit representeert beschikbaar. De bijbehorende kaarten geven aan welke gebieden naar verwachting bezocht worden door wandelaars respectievelijk toeristen, zoals te zien in figuur 7.2.1.1 voor wandelrecreatie in 2018. Idealiter wordt dit model uitgebreid met andere vormen van recreatie, zoals recreatief fietsen. In Utrecht werd in 2018 door 1 983 duizend mensen een overnachting geboekt in het kader van natuurtoerisme. Dit leverde een monetaire bijdrage op van de ecosysteemdienst van 330 miljoen euro door natuurrecreatie en 105 miljoen euro door natuurtoerisme.

7.2.1.1 Natuurgerelateerde recreatie (wandelen) in provincie Utrecht, 2018

Kaart 7.2.1.1 toont natuurgerelateerde recreatie (wandelen) in km per hectare per jaar in Utrecht voor 2018. Er wordt het meest gewandeld in gebieden met bossen, openbaar groen en graslanden, zoals de Utrechtse Heuvelrug (meer dan 10 000 km/hectare/jaar), maar ook natuurgebieden in de directe omgeving van de stad Utrecht.

7.2.2 Leefomgeving en gezondheid

Relevante informatie uit de natuurlijk kapitaalrekeningen:

  • Een gezonde leefomgeving is in eerste zin een groene leefomgeving. Op basis van de ecosysteemtypenkaart kan worden bekeken wat de aanwezigheid van groen-blauwe landschapselementen in de directe omgeving van woonwijken is. Dit kan bijvoorbeeld uitgedrukt worden in het oppervlak groen-blauwe ruimte per persoon binnen loop- of fietsafstand van de woning. Hierbij kan ook specifiek gekeken worden naar de verdeling van deze indicator tussen verschillende woonwijken.
  • Ook levert de nabijheid van (aantrekkelijk) groen in de nabijheid van woningen een economisch voordeel op in de vorm van een hogere marktwaarde van woningen. Ook deze meerwaarde kan in zijn ruimtelijke context worden geanalyseerd. In de provincie Utrecht is 108 miljoen euro (2018) van de waarde in woningen toe te kennen aan nabijheid van groen.
  • Milieukwaliteitsindicatoren die met name relevant zijn voor de directe leefomgeving van mensen zijn de indicatoren voor lucht- en waterkwaliteit. De gemiddelde fijnstofconcentraties in de lucht en de waterkwaliteit per waterlichaam zijn af te leiden uit de conditierekening en uit onderliggende bronnen die in dit project gebruikt zijn, van onder andere het RIVM en de Kaderrichtlijn Water.
  • De afvang van fijnstof als ecosysteemdienst is ook relevant voor dit onderwerp; ook hiervoor zijn gedetailleerde kaarten (figuur 7.2.2.1) en tijdseries beschikbaar. In Utrecht werd in 2018 1 034 kton fijnstof (PM2.5) afgevangen, hetgeen een waarde vertegenwoordigd in de vorm van vermeden ziektekosten en vroegtijdig overlijden van 17,3 miljoen euro.
  • Lokale klimaatregulatie. In een veranderend klimaat, met naar verwachting drogere en hetere zomers, zijn hittegolven een toenemend risico voor een vergrijzende populatie die hier gevoelig voor is. Met name in een sterk verstedelijkte omgeving worden deze hittegolven versterkt door een combinatie van factoren die direct aan de aard van de leefomgeving te koppelen zijn (meer en hoger steen; minder groen; het bekende “urban heat island effect”). De ecosysteemdienst “lokale klimaatregulatie” meet in hoeverre vegetatie in of nabij de woonomgeving helpt om de intensiteit van deze hittegolven en daarmee de gezondheidsrisico’s te verzachten.
  • Veel aanvullende informatie met betrekking tot de gezondheid van de leefomgeving zijn terug te vinden in de Atlas Natuurlijk Kapitaal, bijvoorbeeld over lichtvervuiling en geluidsoverlast.

7.2.2.1 Bijdrage luchtfiltratie aan vermeden kosten door ziekte en vroegtijdig overlijden in provincie Utrecht, 2018

Kaart 7.2.2.1 toont de bijdrage in euro per hectare per jaar van luchtfiltratie aan vermeden kosten door ziekte en vroegtijdig overlijden in de provincie Utrecht voor 2018. Met name gebieden dichtbij de bebouwde omgeving en (semi-) natuurlijk ecosysteemtypen dragen veel bij.

7.2.3 Robuuste natuur met hoge biodiversiteit

Relevante informatie uit de natuurlijk kapitaalrekeningen:

  • Het percentage van ecosysteemtypen dat onderdeel is van de NNN wordt bijgehouden in de conditierekening. Hieruit is ook de samenstelling (qua ecosysteemtypen) van de NNN in Utrecht te bepalen.
  • De indicatoren over biodiversiteit zoals genoemd in hoofdstuk 3 zijn direct relevant voor dit thema, maar zijn op dit moment nog niet ruimtelijk expliciet. Inmiddels worden ook data ontwikkeld die wel een ruimtelijke spreiding weergeven voor bijvoorbeeld de diversiteit aan dagvlinders, zoals beschreven in de biodiversiteitsrekening.
  • De drukindicatoren uit de conditierekening geven aan dat het areaal bos in de provincie Utrecht dat te maken heeft met te hoge stikstofdepositie tussen 2013 en 2018 is toegenomen van 83,8 naar 85,9 procent. Voor open natuur, zoals zandverstuivingen, natuurlijke graslanden en heide, is dit toegenomen van 26,1 naar 36,1 procent. Stikstofdepositie is één van de processen die instandhouding van beschermde en bedreigde flora en fauna bedreigt.
  • De omvang van houtopstanden zoals bos, wordt gemonitord in de ecosysteemomvangrekening. De dichtheid van heggen en bomenrijen is zichtbaar in de heggenkaart en is onderdeel van de conditierekening. Deze geven naast informatie over de omvang en lengte van houtopstanden ook inzicht in de verandering van voor het landschap belangrijke elementen zoals heggen en bomenrijen in het landelijke gebied. Voor deze houtopstanden worden de bijdrage aan de ecosysteemdiensten fijnstofafvang (schone lucht) en CO2 vastlegging bepaald (zie figuur 7.2.5.1).
  • Op basis van de ecosysteemtypenkaarten kunnen indicatoren worden ontwikkeld die iets zeggen over de ruimtelijke structuur van het landschap, zoals bijvoorbeeld de mate waarin verschillende ecosysteemtypen met elkaar verbonden zijn, of grootschaligheid of kleinschaligheid van het landschap. Voor dagvlinders is hiermee (in de biodiversiteitsrekening) aangetoond dat de gebieden in het Groene Hart met grootschalige landbouw een relatief kleine diversiteit aan typische boerenlandvlinders kennen.

7.2.4 Duurzame landbouw

Relevante informatie uit de natuurlijk kapitaalrekeningen:

  • Natuurinclusieve landbouw gaat onder andere over het vergroten van de rol van regulerende en ondersteunende ecosysteemdiensten als factor in landbouwkundige productie. Een aantal van deze factoren is nu al opgenomen in het pallet van onderzochte ecosysteemdiensten, zoals bestuiving. Ook zijn relevante onderliggende factoren zoals het gehalte koolstof in de bodem opgenomen in de milieukwaliteitsrekening. In Utrecht vertegenwoordigd de bestuiving door wilde bijen een bijdrage aan de opbrengst van gewassen van 43,2 miljoen euro (2018).
  • Het integratief karakter van de NKR kan helpen bij het vinden van synergie met betrekking tot maatschappelijke uitdagingen. Verwacht wordt bijvoorbeeld dat een extensivering van natuurinclusieve agrarische bufferzones rondom kwetsbare natuurgebieden gepaard gaat met het vergroten van de biodiversiteit ter plekke, meer afvang van fijnstof, een verlaging van de stikstofdruk op de betrokken natuurgebieden en een vergroting van de aantrekkelijkheid voor recreatie.

7.2.5 Perspectief voor bodemdalingsgebieden

Relevante informatie uit de natuurlijk kapitaalrekeningen:

  • In figuur 7.2.5.1 en 7.2.5.2 zijn, respectievelijk, voor de provincie Utrecht de ruimtelijke spreiding van koolstofvastlegging (in vegetatie en bodem) en uitstoot (in met name veenweidegebieden) weergegeven. Deze kunnen als input dienen voor lokale beleidsmatige afwegingen.
  • De biotische component van de koolstofbalans voor Utrecht is beschikbaar. Deze is gegeven in tabel 7.2.5.3. Deze tabel laat zien dat de emissies uit Utrechtse veenweidegebieden in 2018 met 116 kton C bijna drie keer zo groot waren als de vastlegging van koolstof in vegetatie (voornamelijk bossen en (blijvende) graslanden) en bodems.
  • Vergelijking van het hele pallet aan ecosysteemdiensten tussen gebieden met een vergelijkbaar bodemtype of -gebruik en waterbeheer, kan inzicht geven in de mogelijkheden om de maatschappelijke meerwaarde van de veenweidegebieden verder te vergroten. Te denken valt bijvoorbeeld aan recreatie, aangepaste landbouwsystemen, biodiversiteit en natuurontwikkeling. Deze gedetailleerde informatie kan ook input vormen voor MKBA’s bij integrale gebiedsontwikkelingsprogramma’s. Daarbij kan bijvoorbeeld ook gekeken worden of lokale en regionale klimaatdoelstellingen realiseerbaar zijn.

7.2.5.1 Koolstofvastlegging in vegetatie en bodems in provincie Utrecht, 2018

Kaart 7.2.5.1 toont de koolstofvastlegging in ton koolstof per hectare per jaar in vegetatie en bodems in provincie Utrecht voor 2018. Gebieden met veel bos, zoals de Utrechtse Heuvelrug, leggen de meeste koolstof vast.

7.2.5.2 Koolstofemissies uit venige en moerige gronden met een lage grondwaterstand in provincie Utrecht, 2015

Kaart 7.2.5.2 toont de koolstofemissies in ton koolstof per hectare per jaar uit venige en moerige gronden met een lage grondwaterstand in de provincie Utrecht voor 2015. Met name in het westen van de provincie zijn hoge koolstofemissies (meer dan 6 ton C/hectare/jaar) uit venige en moerige gronden.

7.2.5.3 Biogene componenten van de koolstofbalans voor de provincie Utrecht (kton C), 2018
Vastlegging in biomassaEmissies uit bodem1)Voorraad in bodem
Totaal Utrecht411162746
Bos2211757
Open natuur1968
Natte gebieden1248
Water060
Akkerbouw2371
Grasland1071552
Intensieve tuinbouw010
Landbouw overig000
Bebouwd22267
Openbaar groen32183

1) verslagjaar 2015
    niets (blanco) : het cijfer kan op logische gronden niet voorkomen


7.3 Totale monetaire waarde van natuurlijk kapitaal

Tot slot is het ook op provinciale schaal relevant om te kijken naar de totale waarde van ecosystemen op basis van alle geleverde en hier berekende14) ecosysteemdiensten per ecosysteemtype. Deze zogenaamde assetwaarde geeft het relatieve belang van ecosysteemtypen weer, aan de hand van het monetaire aanbod van ecosysteemdiensten en het gebruik daarvan. Beleidsmatig zijn deze eerste inschattingen van de assetwaarden relevant, omdat ze direct vergeleken kunnen worden met bijvoorbeeld grondprijzen voor landbouwgrond en bouwgrond. In de provincie Utrecht is de waarde van het natuurlijk kapitaal per hectare in bossen het hoogst, gevolgd door open natuur en openbaar groen. Opvallend is ook de hoge waarde voor natte gebieden, die voornamelijk gerelateerd is aan recreatie en toerisme.

7.3.1 Gemiddelde waarde van het ecosysteemkapitaal in provincie Utrecht¹, 2018
ecosysteemtypeeuro per ha (x1000) (euro per ha (x1000))
Bos889
Open natuur492
Natte gebieden472
Openbaar groen434
Bebouwd123
Akkerbouw96
Grasland93
Water84
Landbouw overig73
Intensieve tuinbouw31
¹Op basis van de elf ecosysteemdiensten berekend in deze studie

 

12) Een klein aantal indicatoren uit de NKR is in de editie van 2021 reeds opgenomen.

13) Deze waarde is een eerste inschatting op basis van de hier berekende ecosysteemdiensten. Deze lijst is niet compleet. Daarnaast is dit een gemiddelde waarde; afhankelijk van de lokale omstandigheden (schaarste aan groen, ligging, kwaliteit en mogelijkheden van het park zelf) zal deze waarde zeer sterk variëren.

14) Niet alle relevante ecosysteemdiensten zijn meegenomen in dit rapport.