SDG 1 Geen armoede

Het streven van SDG 1 is dat er in 2030 niemand meer in extreme armoede leeft. Hierbij gaat het ook om sociale bescherming, gelijke economische rechten, en hogere weerbaarheid tegen schokken, vooral voor arme en kwetsbare mensen.

Samenvatting van de resultaten
Het dashboard en de indicatoren
Dashboard SDG 1 Geen armoede
Meer informatie

Samenvatting van de resultaten

  • In SDG 1 zijn geen trends die duiden op een afname van de brede welvaart.
  • Nederland staat doorgaans hoog in de EU-ranglijst bij indicatoren die vergeleken kunnen worden met andere landen.
  • Het besteedbare inkomen stijgt trendmatig en is hoog ten opzichte van andere EU-landen.
  • De trend in het aantal daklozen is veranderd van stijgend in de periode 2013-2020 naar stabiel in 2014-2021.

Het dashboard en de indicatoren

SDG 1 is gericht op de afname van alle vormen van armoede, zowel de financiële aspecten als de impact van armoede op het leven. De SDG-agenda vraagt speciale aandacht voor sociale bescherming, gelijke economische rechten en weerbaarheid van arme en kwetsbare groepen. Omdat armoede in Nederland van een andere orde is dan in de armste landen van de wereld, zijn voor de Nederlandse context indicatoren toegevoegd. Het beleid in Nederland richt zich op het voorkomen en tegengaan van armoede en problematische schulden, met speciale aandacht voor kinderen die in armoede leven (CBS, 2021). Deze armoedeproblematiek is door de coronacrisis extra actueel.

Het dashboard laat zien hoe de inkomens in Nederland zich ontwikkelen, hoe groot het risico op inkomensarmoede of sociale uitsluiting is en in hoeverre mensen financiële zorgen hebben. Voor de materiële welvaart van personen wordt het (gestandaardiseerd) besteedbaar inkomen van het huishouden gebruikt. Dit inkomen is de basis voor hun bestedingen, besparingen, ontsparingen en beleggingen. Bij huishoudens met een laag besteedbaar inkomen in combinatie met weinig vermogen is er een verhoogde kans op armoede. Als mensen in zo’n huishouden naast weinig inkomen ernstige financiële beperkingen hebben of niet of weinig werken, lopen ze ook het risico van sociale uitsluiting. Naast besteedbaar inkomen, kijkt het dashboard ook naar de bestaanszekerheid die mensen ervaren.

Bij enkele indicatoren wordt de eenheid jaarlijks aangepast: de bedragen worden hier uitgedrukt in constante prijzen met basisjaar 2020.

De ontwikkeling van de brede welvaart op basis van de trends in dit dashboard is positief. Alle indicatoren duiden op stijgende dan wel stabiele brede welvaart. Er zijn echter nog weinig cijfers over 2021 beschikbaar, omdat inkomensgegevens grotendeels gebaseerd zijn op belastingaangiftes. De effecten van de coronacrisis op inkomen, vermogen en schulden worden dan ook pas op langere termijn goed zichtbaar. Bij SDG 1 wijzen de posities binnen de EU dezelfde kant op: bij bijna alle indicatoren die vergeleken konden worden, heeft Nederland een plaats in de Europese voorhoede.

SDG 1   Geen armoede  

Middelen en mogelijkheden

€ 32 400
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
5e
€ 28 600
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
5e
2,2%
€ 64 600
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart

Uitkomsten

16,1%
6e
30
13,4%
7e
17,6%
8e
3,1%
6,9%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart
7,9%

Beleving

22,5%
De langjarige trend wijst op een stijging van de brede welvaart

Middelen en mogelijkheden hebben betrekking op de financiële middelen die mensen tot hun beschikking hebben en de eventuele ondersteuning daarbij. Hier is het beeld positief, met drie stijgende middellangetermijntrends over de periode 2014–2021 en hoge posities vergeleken met andere EU-landen.

Het gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar inkomen per huishouden steeg in 2020 verder, naar 32,4 duizend euro. De mediaan van het besteedbaar inkomen ging ook omhoog maar komt lager uit (28,6 duizend euro) dan het gemiddelde omdat de zeer hoge inkomens het gemiddelde omhoog trekken. Nederland heeft bij beide indicatoren een hoge positie op de Europese ranglijst.

Bij de mediane (jaar-op-jaar) koopkrachtverandering verandert de trend niet noemenswaardig. De 2,2 procent groei in 2020 , was wel de sterkste sinds 2016. Vooral werknemers gingen er op vooruit: een groot deel van hun cao-loonafspraken was al gemaakt voor het uitbreken van de coronacrisis en geldig tijdens de pandemie. (Steun)maatregelen van de overheid droegen eveneens bij aan de gunstige koopkrachtontwikkeling. Voor 2021 zijn nog geen cijfers over de mediane koopkracht beschikbaar. Voorlopige cijfers over het reëel beschikbaar inkomen van de huishoudens in 2021 zijn er al wel, deze wijzen op een toename van 2,6 procent.

Niet alleen bij de inkomens, maar ook bij het vermogen is de langjarige trend stijgend. De almaar stijgende huizenprijzen zijn een belangrijke motor hierachter. Het mediane vermogen van Nederlandse huishoudens was op 1 januari 2020 64,6 duizend euro. Met andere woorden de helft van de huishoudens heeft minder dan dit bedrag aan vermogen opgebouwd, de andere helft meer.

Gebruik betreft het gebruik van verschillende vormen van financiële ondersteuning. Er zijn voor deze categorie geen indicatoren bekend die voldoen aan de kwaliteitseisen van deze publicatie.

Uitkomsten hebben hier betrekking op het aandeel mensen met risico op armoede of sociale uitsluiting. Slechts één trend laat een significante verandering zien. Waar Nederland internationaal vergeleken kan worden is de positie doorgaans hoog. Het aantal daklozen per 10 duizend inwoners in dezelfde leeftijdscategorie (18-64 jaar) is recent niet toegenomen. Hier zet de stijgende trend in de periode 2013-2020 niet door. Veilige en betaalbare zelfstandige woonruimte wordt gezien als een basisbehoefte. In januari 2021 sliepen van elke 10 duizend inwoners van 18-64 jaar er dertig op straat, in laagdrempelige opvang of tijdelijk bij familie of vrienden. Vooral mannen lopen het risico dakloos te worden. Overigens worden daklozen van 65 jaar of ouder hier niet meegeteld omdat zij niet voorkomen in de bronnen die het CBS gebruikt.

Iets meer dan 900 duizend mensen leefden in 2020 in een huishouden onder de lage-inkomensgrens. Zo’n 376 duizend huishoudens hadden al ten minste vier jaar achtereen een laag inkomen (3,1 procent). Ondanks de coronacrisis en de economische krimp hoefden in 2020 relatief minder huishoudens dan in 2019 langdurig rond te komen van een laag inkomen, mogelijk vanwege de steunpakketten van de overheid. In 2020 woonden 221 duizend kinderen tot 18 jaar in een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens, het laagste aantal in 25 jaar. Dit komt neer op 6,9 procent van alle kinderen, gemiddeld twee per schoolklas. Bij ruim 95 duizend kinderen (3,1 procent) moest het gezin al vier jaar of langer rondkomen van een laag inkomen.

Volgens Eurostat liep 16,1 procent van de Nederlandse bevolking in 2020 risico op armoede of sociale uitsluiting, 0,4 procentpunt minder dan in 2019. Met dit percentage steekt Nederland gunstig af tegen andere landen in de EU. De relatieve armoede, het deel van de bevolking met een inkomen beneden de Europese armoedegrens, is tussen 2019 en 2020 met 0,2 procentpunt toegenomen, naar 13,4 procent. Nederland stond in 2020 op de zevende plaats binnen de EU-27, nog net in de bovenste groep. De armoedekloof - hoever het mediane inkomen onder de Europese armoedegrens ligt - was in 2020 (17,6 procent) iets groter dan in 2019 (17,1 procent). Hier heeft Nederland in de EU een middenpositie met een achtste plek. Een flink deel van de huishoudens (7,9 procent) kampte in 2020 met geregistreerde problematische schulden. De trend is stabiel.

Beleving gaat over de ervaren bestaanszekerheid. Het percentage mensen dat zegt zich veel zorgen te maken over hun financiële toekomst kwam in 2021 uit op 22,5. Het aandeel daalt weliswaar, maar is nog steeds aanzienlijk.

Meer informatie

Armoede en sociale uitsluiting 2021