CBS meet biodiversiteit op grote schaal

/ Auteur: Masja de Ree
Een libelle in de natuur
© Hollandse Hoogte / EyeEm Mobile GmbH
Boerenlandvogels staan er slecht voor, libellen doen het beter. Op 22 mei, de Dag van de Biodiversiteit, staan we stil bij de natuurstatistieken van het CBS en de steeds grotere vraag naar data over soorten en ecosystemen, zowel binnen als buiten het CBS. Binnen het CBS wordt de samenwerking tussen de natuurstatistieken en de natuurlijk kapitaalrekeningen daarom de komende tijd versterkt. Daarnaast onderzoekt het CBS hoe het nog meer tegemoet kan komen aan vragen van externe partners over data met betrekking tot de biodiversiteit op regionaal niveau.

Een halve eeuw Natuurstatistieken

De natuurstatistieken van het CBS bestaan al een halve eeuw. In het begin was het werk gericht op het in beeld brengen van de verspreiding van soorten uit enkele soortgroepen. Later konden door gestandaardiseerde waarnemingen populatietrends berekend worden. Deze trends en de indicatoren die daaruit voortkomen worden tegenwoordig veel gebruikt, bijvoorbeeld ter verantwoording van het natuurbeleid van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en provincies. Ook worden ze ingezet voor beleidsstudies van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) of als feitelijke basis voor de publicaties van het Wereld Natuurfonds. Maar binnen het CBS had de statistiek lange tijd een aparte status. Statistisch onderzoeker Richard Verweij: ‘Dat is aan het veranderen. Er is steeds breder aandacht voor biodiversiteit en onze data zijn op steeds meer plekken binnen de organisatie nodig. Zo werken we nu intensief samen met de afdeling Milieurekeningen.’

Internationale afspraken

In het nieuwe Meerjarenprogramma 2024-2028 van het CBS is veel aandacht voor klimaat en duurzaamheid. Zowel economische activiteit als biodiversiteit spelen daarbij een grote rol. Ook de externe vraag naar data neemt toe door de brede belangstelling voor het onderwerp op het gebied van politiek en beleid, zowel landelijk als Europees maar ook wereldwijd. Het ministerie van Financiën trekt bijvoorbeeld een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Biodiversiteit. Patrick Bogaart, statistisch onderzoeker bij de afdeling Milieurekeningen: ‘Onze Directeur-Generaal heeft erop aangedrongen dat het CBS daar ook aan tafel zit. Daarnaast zijn bij de conferentie van de Verenigde Naties (VN) over biodiversiteit in Canada eind vorig jaar nieuwe internationale afspraken over doelen op dit gebied gemaakt: het VN-Biodiversiteitsverdrag. Via de Europese Unie zullen daaruit ook verplichtingen voor Nederland voortvloeien. Om goed beleid te kunnen maken en om aan nieuwe wetgeving te voldoen, is monitoring nodig en daar komt het CBS in beeld.’

Jonge kieviten kruipen uit hun ei in een weiland.
© Hollandse Hoogte / Vidiphoto

Meten op landelijk niveau

Om de biodiversiteit van Nederland in kaart te brengen gebruikt het CBS de data van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). In de jaren negentig zijn de meeste van de huidige meetprogramma’s voor flora en fauna opgezet en later verenigd in het NEM. Vrijwilligers doen sindsdien op een gestandaardiseerde manier waarnemingen. Het veldwerk wordt gecoördineerd door particuliere organisaties als SOVON en de Vlinderstichting. Het CBS bewaakt de kwaliteit van de meetnetwerken en de gegevens die daaruit voortkomen.

Provincies en Natura 2000 gebieden

In Nederland wordt op veel bestuurlijke niveaus aan biodiversiteit gewerkt. De provincies voeren het beleid uit en die kijken vooral naar de Natura 2000 gebieden. Verweij: ‘Provincies moeten aan het Rijk rapporteren hoe het met de natuur gaat. Zij gebruiken daarvoor vaak de regionale gegevens van het CBS, bijvoorbeeld over de populaties vlinders, libellen, zoogdieren. Maar de huidige natuurmonitoring is opgezet om een landelijk beeld te vormen. Op dit moment hebben we voor veel soorten nog niet genoeg meetpunten om betrouwbare trends op provinciaal niveau te berekenen, laat staan op het niveau van Natura 2000 gebieden. Daarom zal er nog meer gemonitord moeten worden.’ Die behoefte aan data op lokaal of regionaal niveau past in een bredere trend. Bogaart: ‘Veel maatschappelijke uitdagingen als het stikstofprobleem en de woningnood zijn zeer complex. Er zitten veel aspecten aan vast en over al die aspecten zijn op lokaal en regionaal niveau data nodig om de vragen die bij deze onderwerpen spelen te kunnen beantwoorden.’

Onderzoek op grensvlak natuur, milieu en economie

Bij de natuurlijk kapitaalrekeningen heeft het CBS zelf ook behoefte aan extra data over de biodiversiteit. Biodiversiteit is namelijk een belangrijke indicator voor de kwaliteit van ecosystemen en is mede bepalend voor de ecosysteemdiensten die geleverd kunnen worden. Neem de ecosysteemdienst natuurrecreatie: duingebied heeft daar een belangrijke waarde. Maar als er teveel wandelaars en fietsers in een gebied zijn, kan de natuur verstoord raken en verliest het aan kwaliteit, en is het gebruik dus niet duurzaam. Bogaart: ‘Om die balans nog beter te monitoren gaan we als afdelingen nog meer met elkaar samenwerken en meer onderzoek doen op het grensvlak tussen natuur, milieu en natuurlijk kapitaal. We zoeken antwoorden op vragen als: welke biodiversiteitsgegevens kunnen gebruikt worden voor de milieurekeningen of welke economische factoren hebben een negatieve invloed op de biodiversiteit en hoe komt dat?’ Verweij: ‘Door meer samen te werken, kunnen we vaker met behulp van eigen CBS-data verklaren hoe het bijvoorbeeld komt dat een soort afneemt.’

Experimenteren

Uiteindelijk is het doel altijd om te komen tot indicatoren die de beleidsvorming direct kunnen ondersteunen. Bogaart: ‘We experimenteren nu bijvoorbeeld met kaarten over de landschapsstructuur, waarop onder meer staat hoeveel heggen en houtwallen er in een gebied zijn. Die heggen en houtwallen zijn een voorwaarde voor bepaalde dieren die in het gebied voorkomen. We hebben ook een kaart met begrazingsintensiviteit. Dit soort informatie is heel relevant voor bijvoorbeeld het beleid om de grutto te beschermen.’

Hoe het gaat met de natuur?

Alle natuurstatistieken van het CBS worden gepubliceerd in het Compendium voor de Leefomgeving, een website over milieu, natuur en ruimte in Nederland. Het Compendium is een samenwerking tussen het CBS, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), de Wageningen University and Research (WUR) en het RIVM. De lezer krijgt daar een uitleg en duiding van de getoonde informatie, die nodig is om te verantwoorden hoe de gegevens verwerkt worden en hoe de resultaten geïnterpreteerd moeten worden. Verweij: ‘Het antwoord op de vraag of het goed gaat met de natuur is ingewikkeld. Er valt veel negatiefs te melden, maar er zijn ook lichtpuntjes. Neem de libellen. Daar gaat het beter mee sinds de kwaliteit van het zoetwater in Nederland is verbeterd. Daarnaast rukken zuidelijke soorten door de klimaatverandering verder op naar het noorden, waardoor we toenames zien. Maar met boerenlandvogels gaat het juist slecht, als gevolg van ontwikkelingen in het agrarisch gebied in de afgelopen decennia. Een uitspraak doen over dé natuur is daarom lastig.’

Goed en compleet beeld

De cijfers over biodiversiteit van het CBS worden onder meer gebruikt voor de vogel- en habitatrichtlijn. Dat zijn twee Europese richtlijnen gericht op natuurbescherming. Maar het CBS zelf doet geen uitspraak over de waarde van ontwikkelingen. Verweij: ‘We presenteren de cijfers zo feitelijk mogelijk. Maar omdat de interpretatie zo lastig is, brengt dat het gevaar met zich mee dat mensen naar eigen voorkeur in de data gaan zoeken. We denken er daarom wel over na hoe we het beeld dat ontstaat op basis van onze data zo goed en compleet mogelijk voor het voetlicht kunnen brengen.’