1946

Bakkersstaking 1947
© Bakkersstaking 1947. Fotocollectie Anefo.

In 1946 waren er een aantal stakingen om politieke redenen. Bijvoorbeeld tegen de zogeheten politionele acties- de dekolonisatieoorlog - in Nederlands-Indië en tegen het lossen van sinaasappelen uit het Spanje van Franco. Maar er waren ook veel niet-politieke stakingen. Bijvoorbeeld in de havens van Rotterdam, Amsterdam en Vlissingen, en bij het Haagse trambedrijf. Het aantal geschillen in 1946 en 1947 was het grootste in de naoorlogse geschiedenis.

Een van de redenen waarom er tegen de politionele acties werd gestaakt was dat de regering hiervoor massaal dienstplichtigen rekruteerde. De enige Nederlandse partij die het Indonesische onafhankelijkheidsstreven steunde, de CPN, riep daarop een demonstratie uit. De demonstratie liep uit de hand: er viel één dode en vele gewonden. Hierop braken her en der in het land “groote en wilde stakingen” uit.

De stakingen betroffen onder meer de Amsterdamse trams en de stadsreiniging, fabrieken van Fokker, Werkspoor en de Zaandamse levensmiddelenindustrie. Na de stakingen in Amsterdam en Zaandam werd ook gestaakt in fabrieken en bedrijven in Friesland, Groningen, Twente en op het Noord-Hollandse plateland. Er werden massabetogingen gehouden, waarop de politie charges deed. Grote man van de betogingen was het Amsterdams CPN-raadslid Henk Gortzak. De onvrede was echter breder dan alleen onder communisten: van de Nederlanders was ruim 40 procent tegen de politionele acties. De betogingen ten spijt gingen deze gewoon door. Uiteindelijk zouden 100 duizend dienstplichtigen naar Indonesië worden gestuurd. In december 1949 droeg Nederland de soevereiniteit over aan Indonesië en kwam er een einde aan het Nederlandse koloniale bewind in Nederlands-Indië.

Relevante links