1940

Man staat voor wachthuisje in Sliedrecht met oproep om door te staken april-mei stakingen
© Foto J. van Rhijn, Rotterdam. April-meistaking 1943. Wachthuisje in Sliedrecht-met oproep om door te staken.

Stakingen waren verboden door de Duitse bezetter. Toch zijn er enkele grote stakingen geweest, in 1941, 1943 en 1944. De bekendste is de nog altijd herdachte Februaristaking van 1941. Deze staking, die twee dagen duurde, was gericht tegen de Jodenvervolging en werd georganiseerd door de CPN (Communistische Partij van Nederland). Zij begon in Amsterdam, maar bereikte ook andere steden als Utrecht en Hilversum.

De staking begon bij de Amsterdamse trams, maar werd al snel algemeen. De bezetter greep hard in. Er vielen negen doden en 24 zwaargewonden, en talloze stakers werden gevangengenomen. Na afloop van de twee stakingsdagen opende de bezetter de jacht op CPN-leden. Hierbij werd onder meer de Joodse communist Leendert Schijveschuurder opgepakt. Hij zou de eerste Nederlander worden die door de bezetter werd gefusilleerd.

Staking tegen dwangarbeid

De April-meistaking van 1943 was vooral gericht tegen de gedwongen arbeidsinzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. De bezetter doodden bij deze staking ruim 200 mensen. Het was het meest massale protest van bezet Europa en misschien wel de grootste staking uit de Nederlandse geschiedenis. De aanleiding voor de spontane landelijke staking was de bekendmaking op 29 april 1943 dat Nederlandse oud-militairen die gevochten hadden in 1940 zich moesten melden om in Duitsland te gaan werken. In totaal zouden 240 duizend mannen worden opgeroepen.

De staking werd georganiseerd vanuit machinefabriek Stork in Hengelo. Stakingsleider was Jan Berend Vlam, die direct voor zijn actie acht maanden in een interneringskamp had gezeten. Een sleutelrol werd vervuld door een telefoniste van Stork, verzetsstrijder Femy Efftink. Zij belde met alle contacten die zij als telefoniste had met het verzoek om ook mee te doen. Uiteindelijk legden naar schatting 400 duizend mensen het werk neer. Onder de stakers bevonden zich allerlei soorten werkenden: mijnwerkers, fabrieksarbeiders en boeren. Boeren leverden melk rechtstreeks aan de consument of spoelden deze weg in plaats van aan de zuivelfabriek te leveren.

De bezetter reageerden meedogenloos. Er werd op samenscholende groepen geschoten en willekeurig opgepakte stakers werden geëxecuteerd. Uiteindelijk brak dit binnen vijf dagen de staking. Desondanks wordt deze gezien als een keerpunt. De anti-Duitse stemming nam toe en het verzet groeide. Tot teleurstelling van de stakers waren de treinen door blijven rijden, ondanks enkele acties op locale stations. De NS zou het vervoer richting concentratiekampen lang loyaal blijven uitvoeren, evenals dat van Nederlandse dwangarbeiders, Duitse militairen en oorlogsmaterieel. Een jaar later kwam het NS-personeel wel tegen een en ander in het geweer.

Spoorwegstaking 1944

In tegenstelling tot de April-meistaking werd de treinstaking van 1944 gecoördineerd door de Nederlandse regering in ballingschap. Na een oproep via Radio Oranje legden 30 duizend spoorwegmedewerkers het werk neer. Het begin van de staking viel samen met Operatie Market Garden, een uiteindelijk mislukte actie van de Geallieerden om de grote rivieren in Nederland over te steken.

Ook over het effect van de treinstaking wordt door historici niet gunstig geoordeeld. De staking, die alleen in Friesland en het westen van het land volledig was, duurde acht maanden. Daarmee ontstond een probleem om de vele monden van de stakers en hun gezinnen te voeden en in hun levensonderhoud te voorzien. Uiteindelijk werd de algehele voedselvoorziening van het westen van Nederland een belangrijke schaduwzijde van de actie. De hongerwinter van 1944 / 1945 is volgens historici in belangrijke mate te wijten aan logistieke problemen ten gevolge van de treinstaking.

Relevante links