Theoretische grondslag voor de indicatorenset over duurzame ontwikkeling

Er zijn diverse methoden beschikbaar om sets van indicatoren van duurzame ontwikkeling te ontwikkelen. Twee belangrijke methoden zijn onderscheiden: de toekomstgerichte benadering en de geïntegreerde benadering. In de toekomstgerichte benadering op duurzaamheid, ook wel de kapitaalbenadering, wordt gekeken naar de hulpbronnen van een maatschappij: het economisch, natuurlijk, menselijk en sociaal kapitaal. Deze benadering definieert duurzaamheid in termen van het nalaten van voldoende hulpbronnen aan de volgende generaties. Deze benadering plaatst de opbouw van kapitaal centraal en stelt dat welvaartsdoelen bereikt kunnen worden door gebruik te maken van verschillende kapitaalvormen. Er is pas sprake van duurzame ontwikkeling als toekomstige generaties voldoende kapitaal hebben om hun doelen te verwezenlijken ofwel behoeften te bevredigen. De geïntegreerde benadering benadrukt dat het doel van duurzame ontwikkeling is om het welzijn van de huidige generatie en het potentiële welzijn van toekomstige generaties te verzekeren.

De toekomstgerichte visie is gebaseerd op academische literatuur. De sets van indicatoren die gebaseerd zijn op de geïntegreerde visie zijn vaak ontwikkeld in samenwerking met beleidsmakers, wat de indicatorensets beleidsrelevant maakt.
In de Monitor Duurzaam Nederland 2011 is ervoor gekozen om beide benaderingen te combineren. De wetenschappelijke onderbouwing van de toekomstgerichte benadering is aangevuld met de meeset recente literatuur uit de sociologie en economie om de uitbreiding naar ‘hier en nu’ en ‘elders’ conceptueel te onderbouwen. Deze theorie is gecombineerd met de geïntegreerde visie door meer dan 20 indicatorensets van andere landen en instituten te analyseren. De keuze van de indicatorensets is ook consistent met het recent verschenen rapport van de Stiglitz Commissie (Stiglitz et al, 2009). Deze commissie is door President Sarkozy van Frankrijk benoemd om maatschappelijke ontwikkelingen beter te kunnen meten. De commissie stond onder leiding van de Nobelprijswinnaars Joseph Stiglitz, Amartya Sen en de prominente econoom Jean-Paul Fitoussi.

De beide visualisaties op de website zijn gebaseerd op de combinatie van de toekomstgerichte en de geïntegreerde visie op duurzaamheid. In de visualisatie ‘Kwaliteit van leven’ zijn de indicatoren opgedeeld in het conceptuele ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’. In de visualisatie ‘Domeinen van duurzaamheid’ is de conceptuele indeling losgelaten en worden 14 thema’s onderscheiden die aansluiten op bestaande beleidsdiscussies.
Een volledige beschrijving van de conceptuele onderbouwing staat in Smits en Hoekstra, 2011. In deze nota worden ook de overeenkomsten en verschillen met andere duurzaamheidsindicatoren in de wereld uitgelegd.

Literatuur

Smits en Hoekstra, 2011. Measuring sustainable development and societal progress: Overview and conceptual approach. Centraal Bureau voor de Statistiek. (Den Haag/Voorburg).
CBS, 2011. Monitor Duurzaam Nederland 2011. Centraal Bureau voor de Statistiek (Den Haag/Heerlen).
Stiglitz, J.E., A. Sen en J.-P. Fitoussi, 2009. Report by the Commission on the Measurement of Economic Performance and Social Progress (Parijs).
 
De gekozen indicatorenset besteedt aandacht aan de kwaliteit van leven zowel in het `hier en nu` als in het `later` en `elders`. De indicatorenset bestaat uit drie afzonderlijke dashboards die de meest wezenlijke aspecten van het begrip duurzame ontwikkeling zichtbaar maken, te weten (1) de kwaliteit van leven in het hier en nu, (2) de kansen van volgende generaties om hun welvaartsdoelen te realiseren en (3) de invloed die het Nederlandse welvaartsstreven heeft op de welvaart in de rest van de wereld. Voor ieder van de drie dashboards is eerst vastgesteld welke thema’s daarin aan de orde gesteld moeten worden. Vervolgens is gezocht naar indicatoren die zo goed mogelijk een beschrijving geven van ieder van deze thema’s.

Dashboard 1

‘Kwaliteit van leven’- indicatoren

Materiële welvaart en welzijn zijn kernindicatoren voor het meten van de kwaliteit van leven in het hier en nu. Bij de themakeuze is onderscheid gemaakt tussen thema’s die betrekking hebben op het individu (gezondheid, onderwijs, wonen, vrije tijd en bestaanszekerheid) en thema’s die omgevingsfactoren betreffen (natuur en luchtkwaliteit, veiligheid, sociale participatie en vertrouwen). Naast het onderscheid tussen persoonlijke kenmerken en omgevingskenmerken wordt onderscheid gemaakt tussen objectieve (O) en subjectieve (S) factoren. De objectieve indicatoren geven een indruk hoe het met de ontwikkeling van de verschillende aspecten van de kwaliteit van leven gesteld is. De subjectieve indicatoren laten zien hoe burgers deze feitelijke ontwikkelingen ervaren.

Indicatoren per thema

Welzijn en materiële welvaart

Welzijn: tevredenheid met het leven (S)

Materiële welvaart: consumptieve bestedingen (O)

Persoonlijke kenmerken

Gezondheid: zelfgerapporteerde gezondheid (S), gezonde levensverwachting vrouwen (O)

Wonen: tevredenheid met woning (S), kwaliteit van woningen (O)

Opleiding: tevredenheid met opleiding (S), opleidingsniveau (O)

Vrije tijd :tevredenheid over vrije tijd (S), vrije tijd (O)

Mobiliteit: files zijn een persoonlijk probleem (S), reistijd Woon-werkverkeer (O)

Bestaanszekerheid: eigen financiële situatie (S), structurele werkloosheid (O)

Pensioenen: pensioenen (O)

Omgevingskenmerken 

Veiligheid: onveiligheidsgevoelens (S), slachtofferschap van misdaad (O)

Ongelijkheid: tevredenheid over inkomensongelijkheid (S), inkomensongelijkheid (O), inkomensongelijkheid man/vrouw (O)

Sociale participatie en vertrouwen: gegeneraliseerd vertrouwen (S), discriminatie gevoelens (S), contact met familie/vrienden (O), vrijwilligerswerk (O)

Instituties Vertrouwen in instituties (S)
Opkomst verkiezingen (O)

Natuur: tevredenheid over groene ruimte (S), natuurgebieden (O)

Luchtkwaliteit: stedelijke blootstelling aan fijnstof (O)

Dashboard 2

‘Hulpbronnen’ – indicatoren

Cruciaal in het duurzaamheidsdebat is het zogeheten intergenerationele perspectief. De centrale vraag hierbij is of de huidige generatie voldoende hulpbronnen aan volgende generaties nalaat zodat ook zij een aanvaardbare kwaliteit van leven kunnen realiseren. Over deze hulpbronnen wordt gesproken in termen van kapitaal. Aanvankelijk werd het begrip ‘kapitaal’ hierbij strikt economisch opgevat en bleef het beperkt tot zaken als machines en werktuigen, infrastructuur en gebouwen. Gaandeweg is dit uitgebreid met menselijk kapitaal (kwaliteit van arbeid in termen van scholingsgraad en gezondheid), natuurlijk kapitaal (grondstofvoorraden, ecosystemen) en sociaal kapitaal (de kwaliteit van sociaal-maatschappelijke verbanden). Ontwikkelingen van deze vier kapitaalvormen zijn van essentieel belang voor de mogelijkheden op welvaartverwerving door latere generaties.

Indicatoren per thema

Natuurlijk kapitaal

Land: oppervlakte per persoon
Natuur: biodiversiteit 
Klimaat: historische CO2-emissies
Energie: energiereserves
Bodemkwaliteit: fosforoverschot bodem
Waterkwaliteit: kwaliteit oppervlaktewater
Luchtkwaliteit: stedelijke blootstelling aan fijnstof

Menselijk kapitaal

Arbeid: beroepsbevolking, gewerkte uren
Gezondheid: gezonde levensverwachting
Opleiding: opleidingniveau

Sociaal kapitaal

Sociale participatie en vertrouwen: gegeneraliseerd vertrouwen, discriminatiegevoelens
Instituties: vertrouwen in instituties

Economisch kapitaal

Fysiek kapitaal: fysieke kapitaalgoederenvoorraad
Kennis: kenniskapitaalgoederenvoorraad
Schuld: netto financiële positie t.o.v. buitenland

‘Nederland in de wereld’- indicatoren

De invloed van het Nederlandse welvaartsstreven op de rest van de wereld is het derde aspect van duurzaamheid. Nederland levert een betrekkelijk grote bijdrage aan een aantal duurzaamheidsproblemen. Dit heeft vooral te maken met het hoge productie- en consumptieniveau in ons land.

Indicatoren per thema

Milieu en grondstoffen

Energie: invoer energie

Grondstoffen: invoer mineralen, invoer biomassa

Klimaat: emissiehandelsbalans

Handel en hulp

Hulp: ontwikkelingshulp, overdrachten

Handel: totale invoer uit LDC’s, invoer energie uit LDC’s, invoer mineralen uit LDC’s, invoer biomassa uit LDC’s

Het dashboard ‘Nederland in de wereld’ brengt een aantal onderdelen van dit aspect in kaart Zo wordt weergegeven in hoeverre de economische groei in Nederland gepaard gaat met een toename van de importen van natuurlijk kapitaal in de vorm van mineralen, energie en biomassa. Ook laat het dashboard zien in hoeverre er ten behoeve van Nederlandse importen elders broeikasgassen worden uitgestoten. Dit gebeurt aan de hand van een zogenoemde ‘emissiehandelsbalans’. Behalve milieu- en grondstoffen-indicatoren bevat het dashboard ook een tweetal indicatoren dat een indruk geeft van de financiële overdrachten naar arme landen vanuit Nederland. Dit zijn het budget voor ontwikkelingssamenwerking en de overdrachten door migranten. Met ontwikkelingshulp tracht Nederland een bijdrage te leveren aan het proces van economische ontwikkeling en een vermindering van armoede.

Maatschappelijke domeinen- thema’s en indicatoren

Naast de drie dashboards worden ook 14 verschillende maatschappelijke domeinen onderscheiden die opgebouwd zijn uit een of meer thema’s die van belang zijn voor een duurzame ontwikkeling. In de beschrijving per maatschappelijk domein worden naast hoofdindicatoren ook subindicatoren gebruikt. Hierdoor ontstaat een completer beeld. Hoofdindicatoren geven vaak de algemene stand van zaken weer, maar lenen zich niet altijd voor beleidsbeïnvloeding. Om vooruitgang te boeken binnen een thema moeten doorgaans onderliggende zaken worden aangepakt. Bij een subindicator gaat het vaak om zaken die wel beïnvloedbaar zijn door beleid. Denk bijvoorbeeld aan overgewicht (een subindicator) dat wel kan worden beïnvloed door overheidsmaatregelen en van belang is voor de gezonde levensverwachting (de hoofdindicator). Hier komen ook de beleidsdoelen aan de orde, voor zover deze voor een bepaald thema zijn gesteld. Tevens wordt, waar mogelijk, Nederland vergeleken met de Europese Unie.