Aantal werklozen stijgt licht in januari, ook meer werkenden

Het aantal mensen dat geen betaald werk had maar wel werk zocht is in januari met 2 duizend toegenomen ten opzichte van december 2014. Hiermee kwam het aantal werklozen uit op 645 duizend personen van 15 tot 75 jaar. Dat is 7,2 procent van de beroepsbevolking. Ook het aantal werkenden is in januari toegenomen. Dit maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag bekend.

De afgelopen vier maanden zijn er meer mensen op zoek naar werk. Doordat niet iedereen van hen direct een baan vindt, neemt het aantal werklozen toe. Van maart tot en met september daalde de werkloosheid nog. Uit cijfers van UWV blijkt dat het aantal WW-uitkeringen in januari met 17 duizend is gestegen tot 458 duizend. Het aantal uitkeringen lag begin 2015 een fractie lager dan begin 2014.

 
 

Meer mensen op de arbeidsmarkt

Gemiddeld over de afgelopen drie maanden nam het aantal werklozen met 4 duizend per maand toe. In dezelfde periode groeide ook de werkzame beroepsbevolking, maandelijks gemiddeld met 6 duizend. De toename van de beroepsbevolking komt deels doordat jongeren zich weer vaker melden op de arbeidsmarkt. Maar ook zijn ouderen langer beroepsmatig actief.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De hoofdindicator van de werkloosheid wordt vanaf dit nieuwsbericht gebaseerd op de definitie van de International Labour Office (ILO). Het belangrijkste verschil tussen de nationale en de internationale definitie van de beroepsbevolking is het aantal uren per week dat iemand werkt of wil werken. Volgens de internationale definitie, die aansluit bij de richtlijnen van de ILO, wordt iedereen geteld die werkt, ook scholieren met een bijbaantje. Dat betekent dat de grens op één uur per week ligt. Volgens de nationale definitie omvat de beroepsbevolking personen die een substantieel aantal uren per week betaald werken of dat daadwerkelijk willen. Daarom is de grens bij twaalf uur per week gelegd. Ook bestaat bij de internationale definitie de beroepsbevolking uit 15- tot-en-met-74-jarigen, terwijl  bij de nationale definitie de bovengrens op 64 jaar ligt. Daarnaast zijn als gevolg van een verbetering in de waarneming alle cijfers over de werkloosheid en beroepsbevolking bijgesteld. Het CBS blijft zowel cijfers publiceren over de nationale als de ILO-definitie van werkloosheid. Meer informatie over deze wijzigingen is eerder door het CBS gepubliceerd.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Bijna één miljoen kleine banen

In 2014 waren er 8,2 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar met een baan van minimaal één uur per week. Van hen werkte  12 procent minder dan twaalf uur per week. Deze groep wordt volgens de nationale definitie (zie kadertekst) niet, maar volgens de ILO-definitie wel tot de werkzame beroepsbevolking gerekend. Meer dan de helft van de banen tot twaalf uur per week komen voor rekening van jongeren tot 25 jaar. Bij mensen van 25 tot 65 jaar komen kleine banen juist betrekkelijk weinig voor. Onder de 65-tot-75-jarigen is het aandeel met een kleine baan weliswaar relatief hoog, maar aangezien in deze leeftijdsgroep maar weinig mensen werken, gaat het vooralsnog om een beperkt aantal.

 
 

Iets minder WW-uitkeringen dan een jaar geleden

Vergeleken met januari 2014 nam het aantal WW-uitkeringen met 0,6 procent af tot 458 duizend. Het aantal WW-uitkeringen aan mannen daalde ten opzichte van een jaar eerder, terwijl dit aantal bij vrouwen steeg. Vanuit sectoren en beroepen waar mannen oververtegenwoordigd zijn, zoals bouwnijverheid (-19 procent) en technische- en industriële beroepen (-7 procent), liep het aantal uitkeringen naar verhouding het sterkst terug. Een relatief grote toename van het aantal uitkeringen registreerde het UWV juist vanuit de zorg- en welzijnssector (+14 procent), bij (para)medische beroepen (+7 procent) en verzorgende en dienstverlenende beroepen (+5 procent) waar veel vrouwen werkzaam zijn.

Onder 50-plussers steeg het aantal WW-uitkeringen met 10 procent het meest. Onder jongeren tot 25 jaar daalde het aantal uitkeringen met 15,3 procent.

Vergeleken met december 2014 nam het aantal WW-uitkeringen in januari 2015 toe met 3,8 procent. Dat is minder dan in januari 2014 toen de stijging uitkwam op 5,2 procent ten opzichte december 2013.

Veel meer 50-plussers aan het werk vanuit de WW

UWV verstrekte in januari 2015 in totaal 75 duizend nieuwe WW-uitkeringen, 4,4 procent minder dan in januari 2014. Het aantal beëindigde uitkeringen bedroeg 58 duizend, 4,5 procent meer dan een jaar eerder. Het aantal uitkeringen dat vanwege werkhervatting werd beëindigd, nam vergeleken met januari 2014 toe met 8,6 procent tot 29 duizend. Vooral bij 50-plussers steeg dit aantal fors, met 28 procent. Bij jongeren tot 25 jaar werden er 10 procent minder uitkeringen beëindigd vanwege werkhervatting.

Werkloosheid in Nederland relatief laag

De werkloosheid in Nederland kwam in januari uit op 7,2 procent van de beroepsbevolking,  dat is even hoog als in december. Hiermee is de werkloosheid in ons land internationaal gezien relatief laag. De werkloosheid in de Eurozone bedroeg in december namelijk 11,4 procent en in de Europese Unie als geheel 9,9 procent. Met circa 5 procent was de werkloosheid het laagst in Oostenrijk en Duitsland. De Duitse werkloosheid loopt al tien jaren terug. In België en Frankrijk is het werkloosheidspercentage met respectievelijk 8,5 en ruim 10 al meer dan twee jaar vrij stabiel.

 
 

Bronnen: