2. Data en methode
Voor dit onderzoek is gebruikt gemaakt van gegevens uit de NEA (CBS, 2025) en de LSM (RIVM, 2025). Voor het analyseren van de gegevens is gebruik gemaakt van multivariate analyses.
Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden
Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van gegevens uit de NEA. De NEA wordt uitgevoerd door het CBS en TNO, in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De doelpopulatie omvat alle werknemers van 15 tot 75 jaar die in Nederland werken. De enquête wordt jaarlijks afgenomen in het vierde kwartaal; informatie over zitgedrag tijdens werk en vrije tijd is beschikbaar voor de jaren 2017, 2019, 2021, 2022, 2023 en 2024. Het aantal zituren wordt afgeleid uit de vraag: “Hoeveel tijd brengt u gemiddeld zittend door op een werkdag?” waarbij wordt gevraagd hoeveel dit is “tijdens uw werk”, “tijdens uw woon-werkverkeer” en “tijdens uw vrije tijd”. Hierbij is niet bekend hoeveel uren in totaal gewerkt worden op de werkdag die men in gedachte heeft voor het gemiddeld aantal zituren. Daarom kunnen de zituren per werkdag niet gerelateerd worden aan het totaal aantal gewerkte uren per dag.
Leefstijlmonitor
Voor dit onderzoek zijn gegevens uit de LSM gebruikt. De LSM is een langlopend meetinstrument waarin gegevens over leefstijl worden verzameld ter onderbouwing van beleid op het gebied van leefstijl en gezondheid. Dit onderzoek wordt geleid door het Consortium van de Leefstijlmonitor, bestaande uit onder andere het CBS en het RIVM (RIVM, 2025). In de LSM zijn gegevens over zitgedrag tijdens werk en vrije tijd, evenals specifieke zitactiviteiten in de vrije tijd, beschikbaar voor de jaren 2015, 2017, 2019, 2021 en 2023. Het RIVM hanteert bij het berekenen van zituren per dag een specifieke methodologie die in deze publicatie is overgenomen. De gemaakte keuzes zijn toegelicht in het briefrapport ‘Van vragenlijst tot cijfer’ (RIVM, 2022b). Binnen de NEA wordt respondenten gevraagd naar het aantal uren dat men zittend heeft doorgebracht op een werkdag. In de LSM wordt gevraagd naar het aantal zituren op een doordeweekse dag in een normale week in de afgelopen maanden.
Multivariate analyse
Voor het huidige onderzoek zijn de (gewogen) gemiddelde zituren tijdens werk en vrije tijd berekend en zijn vergelijkingen gemaakt tussen verschillende groepen naar beroep, werkgerelateerde kenmerken en achtergrondkenmerken van werknemers. De samenhang tussen werkgerelateerde kenmerken en zituren tijdens werk en vrije tijd, evenals de samenhang tussen achtergrondkenmerken en zituren tijdens het werk en vrije tijd, is onderzocht met multivariate modellen. De relatie tussen zituren tijdens werk en zituren in de vrije tijd is geanalyseerd met een Pearson-correlatieanalyse.
Bij de multivariate analyses is gekozen voor een zero-inflated negatief-binomiale regressieanalyse, omdat de zituren van werknemers op een werkdag vrij scheef verdeeld zijn. Dat geldt voor zowel het zitten tijdens het werk als het zitten in de vrije tijd. Zo zitten de meeste werknemers op het werk tussen de 0 en 8 uren per dag, meer dan 8 uur zitten komt bijna niet voor. Met een negatief-binomiale regressieanalyse kan rekening worden gehouden met deze scheve verdeling. Deze analyse is vergelijkbaar met een Poisson-regressie, al gaat deze laatste methode ervan uit dat het gemiddelde en de variantie dicht bij elkaar liggen (Hilbe, 2011). Bij het aantal zituren per werkdag is dat echter niet het geval: de variantie is groter dan het gemiddelde. Dit wordt ook wel overdispersie genoemd. Een negatief-binomiale regressie is in dat geval een voor de hand liggende keuze, omdat deze methode beter geschikt is voor dit soort data. Vervolgens is gekozen voor een zero-inflated model, aangezien er relatief veel werknemers zijn die aangeven niet te zitten op een werkdag. Met een zero-inflated regressiemodel wordt rekening gehouden met het veelvuldig voorkomen van de waarde nul (Hilbe, 2011).