2. Data en methode
2.1 Data
In dit onderzoek zijn data gebruikt uit het Onderwijspersoneelbestand 2016-2022 van het CBS, dat is gebaseerd op cijfers van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Dit bestand bevat alle baandelen (zie kader) van personen die werken bij bekostigde instellingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs in oktober van het peiljaar.
Het Onderwijspersoneelbestand bevat alleen personen met een dienstbetrekking bij een schoolbestuur. De dekking van het Onderwijspersoneelbestand is niet volledig doordat niet altijd alle schoolbesturen hun gegevens aan DUO leveren. Het percentage onderwijsinstellingen waarvan baandelen in het Onderwijspersoneelbestand zijn opgenomen is over het algemeen hoger dan 99 procent bij het primair onderwijs en hoger dan 96 procent bij het voortgezet onderwijs. In bijlage 1 staat een gedetailleerde dekkingsgraad per jaar.
De Basisregistratie Personen (BRP) is gebruikt voor het geslacht, de leeftijd en de woonprovincie op 1 oktober, de Polisadministratie om te bepalen hoe lang iemand al werkzaam is in de huidige functie.
2.2 Onderzoekspopulatie
In dit onderzoek zijn alleen de gegevens over het reguliere basisonderwijs en het voortgezet onderwijs gebruikt. Alle baandelen die gedurende de maand oktober van het peiljaar geregistreerd staan, zijn meegenomen. Er zijn verschillende functiegroepen onderzocht: directie en management, onderwijsgevend personeel (inclusief leraren in opleiding), onderwijsondersteunend personeel en beheer- en administratief personeel (zie kader). Personen kunnen functies behorende bij verschillende functiegroepen tegelijk hebben, maar dit komt in deze populatie maar zelden voor (tussen 0,4 en 0,6 procent per jaar). Onderwijspersoneel met een onbekende functiecategorie is niet meegenomen in het onderzoek.
Personen die een dienstbetrekking hebben bij een andere werkgever dan het schoolbestuur (bijvoorbeeld een uitzendbureau), personen die met het schoolbestuur een ander soort arbeidsrelatie hebben dan een dienstbetrekking (zoals zzp'ers) en personen die in het niet-bekostigd onderwijs werken, zijn niet opgenomen in het Onderwijspersoneelbestand en vallen daarom buiten de onderzoekspopulatie. Bij meerdere baandelen binnen dezelfde functie wordt in alle analyses uitgegaan van de kenmerken van de hoofdbaan. De hoofdbaan is de baan met het hoogste salaris (arbeidsduur vermenigvuldigd met het brutovoltijdsalaris).
2.3 Analyse
Dit onderzoek is voornamelijk beschrijvend. Alle analyses zijn apart uitgevoerd voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Een overzicht van de cijfers staat in de tabel kenmerken van het onderwijspersoneel, 2016-2022 (bijlage 3). De analyses zijn gestratificeerd voor functiegroep en cohortjaar. Allereerst is het aantal mannen en vrouwen in kaart gebracht, vervolgens voor mannen en vrouwen apart de gemiddelde leeftijd, de aard van de dienstbetrekking, de gemiddelde deeltijdfactor en het gemiddelde brutovoltijdmaandsalaris. De dienstbetrekking is vast (inclusief benoeming in vaste dienst waarbij een bepaalde proeftijd is afgesproken) of tijdelijk.
Salarisverschil gecorrigeerd voor achtergrondkenmerken
Achtergrondkenmerken kunnen invloed hebben op het salaris en kunnen ook samenhangen met geslacht, waardoor er een vertekend beeld van verschillen in het gemiddelde salaris van mannen en vrouwen kan ontstaan. Daarom moet ook worden gekeken naar het (verschil in) salaris van mannen en vrouwen wanneer zij op alle andere achtergrondkenmerken gelijk zijn. Dit wordt het ‘statistisch corrigeren voor achtergrondkenmerken’ genoemd.
Met meervoudige regressieanalyses is het statistisch gecorrigeerde verschil in salaris tussen mannen en vrouwen berekend. De afhankelijke variabele is daarin het brutovoltijdmaandsalaris, de onafhankelijke variabelen zijn geslacht en de achtergrondkenmerken leeftijd (in categorieën), functiecategorie, aard van de dienstbetrekking (vast of tijdelijk contract), arbeidsduur (in categorieën), woonprovincie, schoolgrootte (in categorieën), en de tijd in huidige functie (in categorieën). In bijlage 2 staat een gedetailleerdere beschrijving van deze kenmerken. De gebruikte kenmerken zijn gekozen op basis van eerder onderzoek van het CBS in het kader van de Methodewijzing Monitor Loonverschillen mannen en vrouwen (CBS, 2023). Van al deze kenmerken is eerst in bivariate analyses nagegaan of zij ook binnen het onderwijspersoneel een statistisch significante relatie hebben met zowel geslacht als met brutovoltijdmaandsalaris, waarna zij toegevoegd zijn aan het model. De regressiecoëfficiënt van geslacht geeft in het uiteindelijke model dan het statistisch gecorrigeerde salarisverschil weer tussen mannen en vrouwen. Het statistisch gecorrigeerde gemiddelde salaris van vrouwen is vervolgens berekend door deze regressiecoëfficiënt op te tellen bij het feitelijke (waargenomen) gemiddelde salaris van vrouwen.
Wanneer er een salarisverschil overblijft na corrigeren voor de achtergrondkenmerken, betekent dat niet per se dat er sprake is van beloningsdiscriminatie. Het statistisch gecorrigeerde salarisverschil is het verschil in salaris tussen mannen en vrouwen dat niet verklaard kan worden door de in het model opgenomen achtergrondkenmerken. Het kan zijn dat andere achtergrondkenmerken een rol spelen die niet zijn opgenomen in de geschatte modellen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de baan die iemand had voor de baan in het onderwijs of de langdurige deeltijdfactor. Deze data waren niet beschikbaar.